De afbraak van nitraat bepaalt voor een groot gedeelte de hoeveelheid nitraat die uitspoelt naar het bovenste grondwater. Hoeveel nitraat wordt afgebroken is sterk afhankelijk van de grondsoort en het gewas. Grondsoort en gewas zijn daarom van grote invloed op de nitraatconcentratie in het grondwater.
Grondsoort beïnvloedt de nitraatuitspoeling
Het stikstofbodemoverschot op het bedrijf en de mate van nitraatafbraak (denitrificatie) bepalen de hoeveelheid nitraat die kan uitspoelen naar het grondwater.
Het stikstofbodemoverschot is de hoeveelheid stikstof die opgebracht is op de bodem en die niet opgenomen is door planten. Het stikstofbodemoverschot verschilt tussen de vier grondsoortregio’s die we onderscheiden in het LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid). In de Veenregio is het bodemoverschot bijvoorbeeld hoger omdat de afbraak van veen ook wordt meegerekend. Dit verschil verklaart het verschil in nitraatconcentratie tussen de regio’s echter niet (Figuur 1). Het stikstofbodemoverschot is hoger in de regio’s met lage nitraatuitspoeling en juist lager in de regio’s met hoge nitraatuitspoeling.
De verschillen in nitraatconcentratie in het bovenste grondwater tussen de regio’s hangen samen met de grondsoort. In bodems met een hoog organisch stofgehalte en met een hoge grondwaterstand wordt nitraat sterk afgebroken tot stikstofgas en lachgas (een broeikasgas). In de bodems van droge zandgronden of lössgronden, met relatief weinig organische stof en met diepe grondwaterstanden, wordt nitraat veel minder sterk afgebroken. In de Veenregio komt nauwelijks nitraat voor in het grondwater, terwijl in de Zand- en Lössregio dit wel het geval is (Figuur 1).
Figuur 1: Stikstofbodemoverschot (kg (kilogram) N/ha) en nitraat (mg/l) in uitspoelend water per regio voor melkveebedrijven in de periode 2016-2019.
Nitraatconcentratie ook sterk afhankelijk van geteelde gewas
Naast grondsoort is ook het geteelde gewas van grote invloed op de nitraatconcentratie. Voor de melkveebedrijven in de Zand- en Lössregio hebben we de verschillen in nitraatconcentraties tussen gras- en maisland onderzocht. De nitraatconcentratie onder maisland is gemiddeld twee keer zo hoog als onder grasland (Figuur 2). Dit komt door het verschil in uitspoelingsfractie tussen gras- en maisland. De uitspoelingsfractie is de verhouding tussen de hoeveelheid stikstof die uitspoelt en het stikstofbodemoverschot. De uitspoelingsfractie bij grasland is lager dan bij maisland omdat de afbraak van nitraat hoger is onder grasland dan onder maisland. Dit komt door het hogere percentage bodemorganische stof onder grasland. Daarnaast staat gras het jaar rond op het land, terwijl bij mais de grond af en toe braak ligt waardoor nutriënten sneller kunnen uitspoelen. Bovendien vormt gras meer wortelbiomassa dan mais waardoor nutriënten beter worden vastgehouden.
Figuur 2: Nitraatconcentratie (mg/l) onder grasland en maisland in de Zand- en de Lössregio voor melkveebedrijven in de periode 2016-2019.
De hogere concentratie geldt niet alleen voor maisland, maar voor akkerland in het algemeen. De gemiddelde nitraatconcentratie bij akkerbouwbedrijven (dit zijn bedrijven met veelal suikerbieten, graan en aardappels) is in de Zandregio ongeveer twee keer zo hoog dan bij melkveebedrijven in de Zandregio. Het stikstofbodemoverschot is lager bij de akkerbouwbedrijven.
Gevolgen
De nitraatconcentratie is dus zowel afhankelijk van grondsoort als van het geteelde gewas. Akkerbouwbedrijven in de Zandregio hebben een combinatie van een uitspoelingsgevoelig gewas en een uitspoelingsgevoelige bodem. De nitraatconcentratie in het bovenste grondwater komt daardoor ver boven de EU (Europese Unie)-norm van 50 mg/l.
Arno Hooijboer (RIVM)
LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid) e-nieuws special: Op weg naar 30 jaar LMM, september 2021