Nu het kabinet de maatregelen tegen het nieuwe coronavirus stap voor stap versoepelt, zullen mensen weer meer buiten komen. De kans dat het virus zich weer gaat verspreiden, wordt dan groter. Om nieuwe verspreiding te beperken, is het belangrijk om nieuwe patiënten en hun contacten snel en zorgvuldig op te sporen.
Bron- en contactonderzoek
Door mensen breder te testen bij klachten, mensen die positief testen op COVID-19 te isoleren en hun contacten op te sporen, kunnen we de verspreiding van het nieuwe coronavirus beperken. Bij het contactonderzoek kijken GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en met wie de patiënt contact had in de periode dat de patiënt besmettelijk was en nog niet geïsoleerd. Dat betekent dat alle onbeschermde contacten vanaf twee dagen vóór het ontstaan van de klachten totdat de patiënt in isolatie ging, worden opgespoord.
Vroege besmettelijkheid
Al een tijd zijn er aanwijzingen dat mensen besmettelijk zijn aan het begin van de ziekte en in de periode dat zij symptomen hebben. Het advies is dan ook om al bij milde klachten thuis te blijven. En om anderhalve meter afstand te houden, geen handen te schudden en vaak de handen te wassen Deze hygiëneadviezen blijven belangrijk.
Nu mensen weer meer contact met anderen zullen hebben, wordt de besmettelijkheid van het virus aan het begin van de ziekte ook belangrijker. Uit de meest actuele wetenschappelijke inzichten blijkt dat mensen het virus inderdaad al bij milde klachten en in een vroeg stadium kunnen overdragen. Omdat de eerste klachten soms erg mild zijn, is het onduidelijk of mensen ook al besmettelijk zijn vóórdat ze klachten hebben. Daarom wordt vanaf nu dus bij contactopsporing gekeken naar twee dagen vóór de eerste klachten.