Go to abstract

Samenvatting

De griepepidemie van 2014/2015 duurde 21 weken en was daarmee de langstdurende in meer dan 40 jaar. Waarschijnlijk heeft het hoge aantal griepgevallen tot meer longontstekingen, een bekende complicatie van de griep, en meer sterfgevallen geleid. Tijdens de griepepidemie stierven ruim 65.000 mensen, dat is ruim 8.600 meer dan in deze 21 weken was verwacht. De griepprik bleek dit seizoen minder effectief dan verwacht. Het is niet duidelijk of dit de oorzaak van de lange duur van de epidemie is geweest. Dit blijkt uit het jaarverslag influenza en andere luchtweginfecties van het RIVM. Het RIVM voert met partners continue surveillance uit om ontwikkelingen in luchtweginfecties tijdig te signaleren. Zestigplussers en mensen die tot de medische risicogroep behoren, zoals astmapatiënten, worden elk najaar door de huisarts uitgenodigd om een griepprik te halen. Tussen begin december 2014 en eind april 2015 meldden zich wekelijks meer dan 51 patiënten per 100.000 inwoners met griepverschijnselen bij de huisarts. Er is sprake van een epidemie als dit aantal in twee opeenvolgende weken wordt overschreden. Het werkelijke aantal griepgevallen is veel hoger omdat lang niet iedereen met griepverschijnselen naar de huisarts gaat. Van de twee typen van het influenzavirus die voor de mens van belang zijn (A en B), is in het begin van het seizoen vooral het influenzavirus A (H3N2) aangetroffen. Later was dat vooral het influenzavirus B. Een deel van het circulerende influenza A-virus bleek af te wijken van het A-virus dat in het griepvaccin was opgenomen. Tot dusver kan nog niet worden geregistreerd hoeveel mensen in ziekenhuizen worden opgenomen vanwege complicaties van de griep. Het RIVM is daarom in 2015 in samenwerking met twee ziekenhuizen een onderzoek gestart om dit in kaart te brengen en de schattingen hiervan beter cijfermatig te onderbouwen. Andere luchtweginfecties In 2014 zijn in Nederland twee patiënten gediagnostiseerd met het MERS-Coronavirus. De patiënten hadden deze infectie opgelopen tijdens een reis naar het Midden Oosten. Wat betreft de meldingsplichtige luchtweginfectieziekten tuberculose, legionellose, papegaaienziekte (psittacose) en Q-koorts zijn er in het kalenderjaar 2014 geen zorgwekkende uitbraken of veranderingen in het aantal zieken waargenomen. Van deze infecties kwamen respectievelijk 823, 348, 41 en 25 meldingen binnen; de aantallen zijn in lijn met de voorgaande jaren. De genoemde infecties zijn meldingsplichtig, omdat tijdige maatregelen, zoals de besmettingsbron of contacten opsporen, belangrijk kunnen zijn om uitbraken of verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen.

Abstract

Lasting a total of 21 weeks, the influenza epidemic in the Netherlands in the winter of 2014/2015 had the longest duration since more than 40 years.The high number of influenza cases has probably led to more pneumonia cases, which is a known complication of influenza, and to higher mortality. During the epidemic period, more than 65,000 persons died in the Netherlands; this is approximately 8,600 persons more than the expected number of deaths in this 21-week period. This winter, the vaccine effectiveness was lower than expected. It remains unclear whether this contributed to the long duration of the epidemic.

These are results of the annual report 'Surveillance of influenza and other respiratory infections in the Netherlands: winter 2014/2015', by the Dutch National Institute for Public Health and the Environment (RIVM). Together with its partners, the RIVM continuously surveys epidemiological and microbiological developments in respiratory infections. Persons aged over 60 or belonging to a medical risk group, such as asthma patients, are offered the influenza vaccination each autumn by their general practitioner.

Starting from December 2014 up to the end of April 2015, more than 51 patients per 100,000 inhabitants consulted their general practitioner with influenza-like symptoms. An epidemic is defined as an incidence above this threshold for at least two consecutive weeks. The actual incidence of influenza cases is considerably higher, because only a proportion of the patients with influenza-like symptoms consult the general practitioner. At the start of the season, influenza virus A(H3N2) dominated, while later in the season, influenza virus B was most prevalent. A part of the circulating influenza A-viruses appeared to mismatch with the influenza A-strain in the vaccine.

Currently, no registration exists for hospital admissions due to influenza complications. Therefore, a research collaboration has been started in 2015 between the RIVM and two Dutch hospitals, aiming to map and provide good estimations of hospital admissions due to severe acute respiratory infections.

Other respiratory infections
In 2014, two patients were diagnosed with the MERS-Coronavirus. These patients had been infected while travelling in the Middle East. There were no important elevations during the calendar year 2014 in the notifiable respiratory infectious diseases tuberculosis, legionellosis, psittacosis, and Q fever, with 823, 348, 41 and 25 notifications respectively. These infectious diseases are notifiable, since timely measures, such as source- and contact-tracing are crucial to prevent outbreaks or dissemination of the diseases.

Resterend

Grootte
1.56MB