Het RIVM heeft kennisgenomen van het werk dat Wouter de Heij op 23 oktober 2024 publiceerde via Foodlog. Het stuk van De Heij richt zich op de emissie en depositie van ammoniak, en bevat een massabalans voor Nederland met een inschatting van de onzekerheden. Ook bespreekt De Heij de fysisch-chemische aspecten van ammoniak in de lucht, waarbij hij gebruikmaakt van gegevens van het RIVM. Op 6 augustus 2024 was er een gesprek tussen Wouter de Heij en een aantal experts van het RIVM. Tijdens dit gesprek heeft het RIVM vragen van De Heij beantwoord. Ook is hij voorzien van informatie over de processen die invloed hebben op stikstofconcentraties in de lucht en op droge en natte depositie. 

Openbare review

De Heij roept in zijn artikel op Foodlog  op tot een openbare review van zijn stuk door verschillende experts op het gebied van natuur en stikstof in Nederland. Enkele dagen na publicatie reageerde Prof. Dr. Jan Willem Erisman via Foodlog als eerste expert op het werk van De Heij. Op dit moment is bij het RIVM niet bekend of ook andere experts een reactie hebben gegeven. In zijn artikel benoemt Jan Willem Erisman verschillende tekortkomingen. Het RIVM onderschrijft deze kritiek in grote lijnen en constateert bij een eerste beoordeling dat het werk van De Heij op fundamentele punten tekortschiet, waardoor wetenschappelijke toetsing nog niet aan de orde is. 

Tekortkomingen in de onderbouwing van de hoofdconclusies 

De werkwijze van De Heij vertoont duidelijke tekortkomingen. Zo is bijvoorbeeld de wetenschappelijke literatuur onvoldoende geraadpleegd, missen aannames in de onderbouwing of verwijzing en zijn uitspraken niet reproduceerbaar. Ter illustratie hieronder enkele voorbeelden: 

1. Wetenschappelijke literatuur onvoldoende geraadpleegd 

Wouter de Heij stelt in zijn analyse van de natte depositie dat het OPS Operationele Prioritaire Stoffen (Operationele Prioritaire Stoffen)-model verdamping van regenwater niet meeneemt, waardoor hij concludeert dat de depositie wordt overschat. Deze conclusie is onjuist: het relevante deel van verdamping – het verdampen van water op natte bladeren – wordt wel degelijk meegenomen in OPS.  

2. Onvolledige verwijzingen, niet onderbouwde aannames 

De Heij concludeert dat de ammoniakemissie vanuit de landbouw tot 15% te hoog is ingeschat. Dit baseert hij op lagere emissiefactoren uit praktijkonderzoek van de WUR Wageningen University &Research (Wageningen University &Research) op 15 melkveebedrijven. Deze emissiefactoren worden zonder voldoende onderbouwing als representatief beschouwd voor alle 16.000 melkveebedrijven in Nederland. Tegelijkertijd negeert De Heij bredere wetenschappelijke literatuur en praktijkinzichten die wijzen op mogelijk onderschatte emissies. Door deze selectieve benadering ontstaat een vertekend beeld. 

3. Niet-reproduceerbare conclusies 

Bij het bepalen van de massabalans voor Nederland heeft De Heij chemische omzettingen en grootschalig transport van stikstofcomponenten niet meegenomen. Dit leidt tot omissies in de massabalans voor Nederland en roept twijfel op over de conclusie dat 65% van de emissies terugkeert op het boerenland. Een wetenschappelijke discussie over de precieze impact van deze omissies is echter lastig te voeren omdat de analyse van De Heij niet voldoende reproduceerbaar is. Zo zijn de gebruikte methoden niet duidelijk vastgelegd en zijn de onderliggende datasets niet goed beschreven.  

Naast de tekortkomingen in de werkwijze, bevat het werk van De Heij politieke uitspraken die niet passen in een wetenschappelijke analyse. Het RIVM raadt de auteur aan zijn werk grondig te herzien volgens de geldende wetenschappelijke normen.  

Wetenschappelijke dialoog 

Het RIVM waardeert de inspanningen die Wouter de Heij levert in de discussie over de fysisch-chemische aspecten van ammoniak in Nederland. Wetenschappelijke dialoog is van groot belang voor het onderzoek naar en het beleid rond de stikstofproblematiek in Nederland. Daarom hecht het RIVM ook veel waarde aan de verschillende externe reviews die de afgelopen jaren op ons instrumentarium zijn uitgevoerd (Sutton et al. (2013 en 2015), Hordijk et al. (2020)). Daarin komt naar voren dat het instrumentarium voor stikstofdepositiemonitoring wetenschappelijk solide is. Aanbevelingen zijn opgepakt en we werken continu aan actualisering op basis van nieuw inzichten en studies. Uiteraard blijft het RIVM daarnaast bereid om in een wetenschappelijk constructieve dialoog te treden, mits de discussie gebaseerd is op een solide fundament van wetenschappelijke methoden en normen.