In Europa komen Hyalomma-teken (Hyalomma marginatum) voor in het Middellandse Zeegebied en in Zuidoost Europa. Ze worden ook wel reuzenteek genoemd. Net als onze schapenteek (Ixodes ricinus) heeft de Hyalomma-teek vier levensstadia: ei, larve, nimf en adult. Larven en nimfen hebben een bloedmaaltijd nodig om te kunnen vervellen naar een volgend levensstadium. Zij voeden vooral op kleine zoogdieren en vogels. Volwassen vrouwtjes teken voeden op hoefdieren, zoals runderen, schapen, herten, reeën en paarden, en soms op een mens. Volwassen mannetjes teken zijn ook op zoek naar hoefdieren, maar niet voor een bloedmaaltijd, maar om te paren met vrouwtjes teken. Na de paring en een bloedmaaltijd kunnen Hyalomma vrouwtjes tot wel 7000 eitjes leggen.
Komen Hyalomma-teken in Nederland voor?
Af en toe komen Hyalomma-larven en -nimfen met trekvogels uit Afrika en het Middellandse Zeegebied in Nederland terecht. Volgezogen Hyalomma-nimfen laten zich dan in het groen (de vegetatie) vallen. Onder klimatologisch gunstige omstandigheden kunnen zij dan vervellen tot volwassen teken. In Nederland komen zelden volwassen Hyalomma-teken voor. Meestal is het te koud en te nat in Nederland en gaan ze dood. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen dat deze tekensoort in Nederland heeft kunnen overwinteren.
2018 was een jaar met een (zeer) lange warme en droge periode in heel Europa. In Nederland zijn in de afgelopen drie jaar volwassen Hyalomma-teken door burgers gemeld: één in 2018, 11 in 2019 en 4 tot nu toe in 2020. Van de, tot nu toe, onderzochte 13 Hyalomma-teken bleek 1 teek besmet met Rickettsia aeschlimannii. Geen enkele teek testte positief op het Krim Congo hemorragische koortsvirus (CCHF).
Hoe herken je een Hyalomma-teek?
Het meest typische kenmerk van Hyalomma-teken zijn de gestreepte pootjes. Daarnaast zijn ze een stuk groter (2-3x) dan de Nederlandse schapenteek. (Ixodes ricinus) en de vlekkenteek (Dermacentor reticulatus). Hyalomma-teken hebben geen gevlekt scutum (schild).
Volwassen Hyalommateken gaan op zoek naar hoefdieren zoals runderen, reeën en paarden. Vrouwtjes zoeken een hoefdier op voor een bloedmaaltijd en mannetjes om te paren. De reden dat Hyalomma-teken meestal op paarden worden aangetroffen, is dat paardenhouders hun paarden regelmatig borstelen en inspecteren. In landen waar Hyalomma-teken voorkomen, worden sporadisch mensen gebeten door deze tekensoort.
Deze tekensoort heeft haar naam te danken aan haar glasheldere (hyalos = glas) ogen, die op de uithoeken van hun schild zijn gepositioneerd. Zij gebruiken hun ogen om te kunnen jagen op hun gastheer. Zij verstoppen zich in de bodem en komen tevoorschijn als er een gastheer in buurt komt. Met de snelheid van een pissebed proberen zij dan op hun gastheer te klimmen voor een bloedmaaltijd. De Nederlandse schapenteek (Ixodes ricinus) doet dat anders: schapenteken zijn blind, maar kunnen wel goed ruiken. Ze wachten op een grassprietje of in het struikgewas op een voorbijganger waar ze zich dan aan vast proberen te klampen.
Mogelijke ziekteverwekkers
De Hyalomma-teek kan in gebieden waar het Krim-congovirus van nature voorkomt, zoals in Azië, Afrika en Zuid(oost) Europa, dit virus overdragen naar de mens. In deze regio’s lopen mensen daardoor Krim-Congo-hemorragische koorts (CCHF) op. Mensen kunnen besmet raken met het virus via een beet van de Hyalomma-teek of door het fijnknijpen van een volgezogen teek. De kans om deze ziekte te krijgen waar het virus van nature voorkomt is klein. In 2016 waren er zes gevallen van CCHF in héél Europa en in 2017 waren dat er twee.
Wat doet de overheid?
Het Centrum Monitoring Vectoren (CMV, onderdeel van de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)) houdt de introductie, verspreiding en vestiging van vectoren zoals teken en steekmuggen in de gaten door middel van zowel actief speurwerk als door het verzamelen en natrekken van meldingen. Melding van deze Hyalomma-teek kan via de website van het CMV. Het CMV adviseert over de mogelijkheden van bestrijding. Het RIVM onderzoekt vectoren op de aanwezigheid van ziekteverwekkers en zorgt dat gezondheidsprofessionals op de hoogte zijn van de ziekteverwekkers en de beschikbare diagnostiek. Veterinaire partners, zoals Gezondheidsdienst voor Dieren (GD (Gezondheidsdienst voor Dieren)) en de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, doen dat voor dierziekten. Het RIVM informeert GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en, burgers en (dieren)artsen over mogelijke gezondheidsrisico’s en welke maatregelen zij kunnen nemen.