Er zijn veel infectieziekten die mensen op elkaar kunnen overbrengen. Ook dieren kunnen infectieziekten op elkaar overbrengen. Een klein deel van de infectieziekten van dieren is besmettelijk voor de mens en andersom, dat zijn de zoönosen.
In Nederland heersen relatief weinig ziekten die je van dieren kunt krijgen. In Zuid-Europese en andere verre landen is dat anders, daar komen zoönosen vaker voor. Bacteriën, virussen, schimmels, protozoa en wormen zijn de veroorzakers van infectieziekten. Ze zijn met het blote oog niet te zien, op een enkele wormsoort na. Bacteriën zijn eencellige organismen. De meeste bacteriën zijn onschuldig of zelfs nuttig voor mens en dier, maar sommige bacteriën veroorzaken ziektes.
Besmetting kan plaatsvinden via de lucht, door direct contact met dieren, maar ook via ons voedsel. Door strenge controle op onze dieren, ons voedsel en dankzij intensieve bestrijdingsprogramma’s is Nederland nu vrij van sommige ziektes.
Enerzijds verdwijnen er zoönosen uit ons land, doordat er steeds meer kennis is en er maatregelen genomen kunnen worden. Anderzijds kunnen er nieuwe ziekten bijkomen, doordat:
-
Mensen steeds meer reizen en daarbij uit andere landen ziekten mee terug naar huis nemen. Sommige ziekten zullen dan kans zien om zich (opnieuw) in Nederland te vestigen.
-
Onze voedingsgewoonten zijn veranderd, er wordt meer rauw of rosé gebakken vlees en vis gegeten (bijvoorbeeld carpaccio, vis in sushi, rosé gebraden lamsbout). Ook groenten worden vaak korter gekookt of kort geroerbakt, zodat ze nog knapperig blijven. Ziektekiemen die normaal door verhitting gedood worden, blijven dan leven. Ook in rauwe melk kunnen ziektekiemen voorkomen, terwijl er minder risico is wanneer je gepasteuriseerde of gesteriliseerde melk in de winkel koopt.
-
Het klimaat verandert. Door de opwarming kunnen vectoren (‘transporteurs’), die ziekten van (wilde) dieren naar mensen overbrengen, zich vestigen en uitbreiden in Nederland.
Ja:
-
Direct via contact tussen mens en dier of door het eten van een besmet dierlijk product zoals melk, vlees en eieren.
-
Indirect, doordat de ziektekiemen die het dier uitscheidt, vaak via de ontlasting, een tijdje overleven in de omgeving waarna ze bij de mens terecht komen.
-
Indirect, via een vector zoals muggen, vliegen of teken die als transporteur voor de ziekteverwekker fungeren.
Om te beginnen kunnen we de ziektekiem zelf niet zien. Bovendien is het dier niet vaak zichtbaar ziek, maar alleen drager van de ziektekiem die bij mensen wel ziekte veroorzaakt. Doordat mensen ook op indirecte wijze te besmetten zijn, is het vaak onmogelijk om in de gaten te hebben dat men besmet wordt. In het geval van een tekenbeet wordt dit sneller opgemerkt.
Ziek door dier
Dieren kunnen bacteriën, virussen en parasieten met zich meedragen.
Soms kunnen ook mensen daar ziek van worden.
Er zijn verschillende manieren waarop mensen besmet kunnen raken via een dier:
Via voedsel.
Door direct contact met dieren.
Via de omgeving.
Of via kleine beestjes, zoals teken en muggen.
Door maatregelen te nemen kun je voorkomen dat je besmet raakt:
Was je handen na contact met dieren.
Maak voedsel op een goede manier klaar; bewaar producten gekoeld, gebruik niet dezelfde snijplank voor groenten en rauw vlees en eet geen rauw vlees, rauwe vis of rauwe schelpdieren.
Controleer jezelf op tekenbeten als je in het groen bent geweest.
En, gebruik muggenspray met DEET en een klamboe in landen waar dat nodig is.
Meer weten?
Ga naar rivm.nl/ziekdoordier
Hoe was je je handen goed?
In deze instructievideo wordt uitgelegd hoe je het beste je handen kunt wassen.