1. Wat levert het onderzoek op?
  2. Wanneer kan een verpleeghuis meedoen aan het PPO? Hoe zit het met verschillende locaties?
  3. Hoe worden deelnemende verpleeghuizen geïnstrueerd na toezegging van deelname?
  4. Een BRMO gevonden, wat nu?
  5. Is er een (financiële) compensatie regeling wanneer er sprake is van een uitbraak in een verpleeghuis?
  6. Wat zijn de kosten van een ringonderzoek en hoe wordt dit gefinancierd?
  7. De PPO-uitslag wordt aan de individuele cliënten teruggekoppeld. Kan het onderzoek niet anoniem?
  8. Wat als de familie van een cliënt vragen heeft over BRMO?
  9. Waarom is gekozen voor een grens van 10% ESBL Extended spectrum beta-lactamases (Extended spectrum beta-lactamases) prevalentie voor typering?
  10. Kan een regionaal lab zelf de typering doen?
  11. Wat gebeurt er met de gegevens die verzameld worden in het kader van het PPO?
  12. Wie is de hoofdonderzoeker?
  13. Wat is resistentiepreventie.nl en hoe verhoudt zich dit ten opzichte van het PPO?
  14. Wat als de uitkomsten van het PPO opgepakt worden door de pers?
  15. Wat heb je nodig om de CIM-test voor carbapenemase fenotypering uit te voeren?
  16. Welk soort ophopingsmedium moet worden gebruikt?
  17. In ons laboratorium wordt de ESBL/CPE-screening zonder pre-incubatie in een vloeibaar medium (1 dag) gedaan. Dit is afwijkend van het voorgeschreven PPO-protocol. Mag dit?
  18. Is er een specifieke ESBL-plaat die gebruikt moet worden voor het PPO?
  19. In de documentatie staat dat het RIVM advies uitbrengt aan het verpleeghuis bij een positieve kweek. Welke adviezen worden uitgebracht?
  20. Stammen worden via Type-Ned verstuurd. Krijgt het lab daar een uitslag van?
  21. Moeten de uitslagen van alle gekweekte micro-organismen naar het RIVM worden verstuurd, ook die van de cliënten waar geen ESBL en/of CPE is geïdentificeerd?
  22. De CIM is nog niet geverifieerd in het laboratorium. Mogen de isolaten toch worden ingestuurd?

Wat levert het onderzoek op?

Het PPO zal inzicht geven in het vóórkomen van dragerschap van Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) bij verpleeghuiscliënten. Het betreft hier in het bijzonder ESBL-producerende en carbapenemase-producerende Enterobacteriaceae . Deze informatie is belangrijk voor effectieve bestrijding van antibioticaresistentie binnen verpleeghuizen.  Op dit moment is het onduidelijk wat de omvang is van de resistentie-problematiek in de langdurige zorg. Bestaande landelijke surveillance systemen geven hiervoor onvoldoende inzicht. Deze informatie is belangrijk voor effectieve bestrijding van antibioticaresistentie binnen en buiten verpleeghuizen zoals in zorginstellingen waar cliënten worden uitgewisseld. Informatie over het vóórkomen van antibioticaresistentie en verspreiding van BRMO stelt verpleeghuizen in staat om infectiepreventiemaatregelen te treffen om bewoners te beschermen, en zo mogelijke infecties te voorkomen. Wanneer bekend is dat iemand drager is van een resistente bacterie kan een arts in geval van een infectie ook sneller de juiste diagnose stellen en passend antibioticum voorschrijven.

naar boven

Wanneer kan een verpleeghuis meedoen aan het PPO? Hoe zit het met verschillende locaties?

Voor deelname aan het PPO zijn verpleeghuizen als volgt gedefinieerd: locaties met minimaal 30 cliënten onder medische verantwoordelijkheid van een specialist ouderengeneeskunde. Het streven is om 30-40 cliënten te includeren in het onderzoek per verpleeghuislocatie. Omdat verwacht wordt dat niet alle uitgenodigde cliënten zullen instemmen met deelname is het wenselijk dat een locatie meer dan 40 cliënten uitnodigt om aan het onderzoek mee te doen. Koepelorganisaties kunnen met meerdere locaties meedoen aan het PPO.

naar boven

Hoe worden deelnemende verpleeghuizen geïnstrueerd na toezegging van deelname?

Ieder regionaal zorgnetwerk antibioticaresistentie (RZN Regionaal Zorgnetwerk (Regionaal Zorgnetwerk)) heeft een PPO-coördinator aangesteld. Het RIVM heeft onderzoeksprotocollen opgesteld en met de regionale PPO-coördinatoren gedeeld. Daarnaast zijn voor de verzorgenden in het verpleeghuis gedetailleerde instructies opgesteld voor het afnemen van de monsters.
Het RZN zullen de lokale verpleeghuizen informatie verstrekken door middel van individuele bezoeken en/of informatie en training bijeenkomsten organiseren.
Daarnaast organiseert het RIVM in samenwerking met de RZN een simulatie workshop voor verpleeghuizen. Hier worden de bestuurder en deskundigen van het verpleeghuis geïnformeerd over het handelingsperspectief bij de mogelijke uitkomsten van het PPO en de te nemen vervolgstappen. Voor meer informatie, kan er altijd contact worden opgenomen met het RIVM (ppo@rivm.nl). Meer informatie is beschikbaar op www.rivm.nl/ppo

naar boven

Een BRMO gevonden, wat nu?

In de PPO-informatiebrochure gedeeld met verpleeghuizen door het RZN, staat ook het handelingsperspectief beschreven voor als er een BRMO gevonden wordt. Verder organiseert het RIVM in samenwerking met de RZN een simulatieworkshop om bestuurders en deskundigen van verpleeghuizen te informeren over de mogelijke uitkomsten van het PPO en de te nemen vervolgstappen.
 

naar boven

Is er een (financiële) compensatie regeling wanneer er sprake is van een uitbraak in een verpleeghuis?

Als blijkt dat er sprake is van een uitbraak met BRMO die valt onder de richtlijnen van de WIP Werkgroep Infectiepreventie (Werkgroep Infectiepreventie) (twee of meer cliënten met dezelfde BRMO en een epidemiologische link) kan de zorginstelling aanspraak maken op de NZa Nederlandse Zorgautoriteit (Nederlandse Zorgautoriteit)-regeling. De kosten die het gevolg zijn van de BRMO-uitbraak kan de zorginstelling dan samen met de Wlz-uitvoerder opnemen in de nacalculatieopgave. De NZa neemt de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen dan mee in het sluittarief. Zie hiervoor de beleidsregel van de NZa BR/REG-18123a. De vergoeding vanuit deze beleidsregel kent geen drempel.

naar boven

Wat zijn de kosten van een ringonderzoek en hoe wordt dit gefinancierd?

De kosten voor ringonderzoek zijn afhankelijk van het type diagnostiek en aantal te onderzoeken personen. Voor medisch-microbiologisch onderzoek heeft de NZa maximum tarieven vastgesteld, deze tarieven kunt u opvragen bij het MML medisch microbiologisch laboratorium (medisch microbiologisch laboratorium) waar u een contract mee heeft. De kosten voor medisch-microbiologisch onderzoek naar BRMO voor een ringonderzoek worden vergoed middels de NZa-regeling, mits het gaat om een uitbraak met twee of meer cliënten met dezelfde BRMO en epidemiologische link.

naar boven

De PPO uitslag wordt aan de individuele cliënten teruggekoppeld. Kan het onderzoek niet anoniem?

Nee. Als tijdens het PPO ESBL-dragerschap of CPE Carbapenemase-producerende enterobacterales (Carbapenemase-producerende enterobacterales)- dragerschap wordt gevonden, zullen infectiepreventiemaatregelen worden geadviseerd bij individuele cliënten. Bij cliënten die drager zijn van een ESBL-producerende Klebsiella of CPE wordt daarnaast ook direct contactonderzoek geadviseerd (zie handelingsperspectief ), waarvoor ook bekend moet zijn welke cliënten positief testen. Om die maatregelen uit te kunnen voeren is het nodig om te weten welke cliënten positief zijn. Als er anoniem getest zou worden, en er blijken cliënten positief te zijn, moet er nogmaals worden getest, maar deze keer niet anoniem om te bepalen om welke cliënten het gaat.
Belangrijk is dat de individuele PPO-uitslagen alleen voor het verpleeghuis inzichtelijk zijn. Het RIVM ontvangt de uitslagen geanonimiseerd van het MML.

naar boven

Wat als de familie van een cliënt vragen heeft over BRMO?

Voor vragen over BRMO kunt u mensen verwijzen naar de uitgebreide BRMO Vraag & Antwoord pagina op de website van het RIVM.

naar boven

Waarom is gekozen voor een grens van 10% ESBL prevalentie voor typering?

De keuze voor 10% komt voort uit een deskundigenberaad en is gebaseerd op de prevalentie van ESBL onder de algemene bevolking. Uit eerder onderzoek naar de prevalentie van ESBL-dragerschap in Nederland is gebleken dat onder de algemene populatie een incidentie van 4-10% kan worden verwacht. Bij een prevalentie hoger dan 10% is typering wenselijk om te bepalen of er wel of geen sprake is van verspreiding.

naar boven

Kan een regionaal lab zelf de typering doen?

Nee, afgesproken is dat het RIVM de typeringen uitvoert. Het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) heeft het RIVM hiervoor opdracht en budget verstrekt.

naar boven

Wat gebeurt er met de gegevens die verzameld worden in het kader van het PPO?

De landelijke resultaten van het PPO zullen resulteren in een rapport voor het ministerie van VWS. Deze rapportage zal tot stand komen onder eindverantwoordelijkheid en eindredactie van het RIVM. Na afronding van het PPO en rapportage aan het ministerie zullen de geanonimiseerde en op RZN-niveau geaggregeerde data beschikbaar worden gesteld aan alle deelnemende partijen, ten behoeve van analyse, onderzoek en wetenschappelijke publicatie. Eventuele publicaties vooruitlopend op de rapportage aan het ministerie dienen afgestemd te worden met het RIVM, om consistente duiding m.b.t. de interpretaties en acties volgend op het PPO te waarborgen.

naar boven

Wie is de hoofdonderzoeker?

De hoofdonderzoeker van het PPO is dr. Sabine de Greeff, hoofd van de afdeling Zorggerelateerde Infecties en Antimicrobiële resistentie van het RIVM.

naar boven

Wat is resistentiepreventie.nl en hoe verhoudt zich dit ten opzichte van het PPO?

Resistentiepreventie.nl is een initiatief van ActiZ, RIVM, V&VN Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland), Verenso Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde en Sociaal Geriaters (Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde en Sociaal Geriaters) en Vilans om campagne te voeren voor het programma ‘Aanpak Antibioticaresistentie in Verpleeghuizen’ in opdracht van het ministerie van VWS. Resistentiepreventie.nl is gericht op het verhogen van bewustzijn t.a.v. antibioticaresistentie en het verbeteren van infectiepreventie in verpleeghuizen aan de hand van de tools die op de website aangeboden worden. Resistentiepreventie.nl en het PPO zijn beiden onderdeel van de Aanpak Antibioticaresistentie van VWS maar staan los van elkaar.

naar boven

Wat als de uitkomsten van het PPO Puntprevalentieonderzoek (Puntprevalentieonderzoek) opgepakt worden door de pers?

Goede uitleg en informatie voor cliënten en familie is erg belangrijk als resistente bacteriën worden gevonden. Het is belangrijk dat het betreffende verpleeghuis hier over communiceert met betrokkenen. Op de RIVM-website over het PPO zijn verschillende informatiematerialen beschikbaar die verpleeghuizen kunnen helpen om mensen te informeren over resistente bacteriën. Landelijk zal het RIVM een team van deskundigen paraat hebben voor vragen en advies. Naast inhoudelijk deskundigen zal dit team ook bestaan uit communicatieadviseurs. 

naar boven

Wat heb je nodig om de CIM Carbapenemase inactivatie methode (Carbapenemase inactivatie methode)-test voor carbapenemase fenotypering uit te voeren?

De Carbapenemase Inactivation Method (CIM) is een simpele en goedkope methode voor fenotypische bepaling van carbapenemase activiteit van Gram-negatieve staven. De CIM-test kan worden uitgevoerd met materialen die normaal in een microbiologisch lab aanwezig zijn, namelijk een Moeller-Hinton plaat, öses, cupjes, water, meropenem disks en een controle stam. Er is dus geen testkit die besteld hoeft te worden om de CIM-test uit te kunnen voeren. De methodologie van de CIM-test staat beschreven in dit artikel. Een verkort protocol is beschikbaar op de RIVM-site. Voor vragen over de CIM-test kunt u contact opnemen met Kim van der Zwaluw (kim.van.der.zwaluw@rivm.nl) of Angela de Haan (angela.de.haan@rivm.nl).

naar boven

Welk soort ophopingsmedium moet worden gebruikt?

Dit mag het medisch microbiologisch laboratorium zelf bepalen. De aankweek moet aselectief zijn en geen antibiotica bevatten. Een voorbeeld hiervan is TSB.

naar boven

In ons laboratorium wordt de ESBL/CPE-screening zonder pre-incubatie in een vloeibaar medium (1 dag) gedaan. Dit is afwijkend van het voorgeschreven PPO-protocol. Mag dit?

In het PPO-labprotocol staat een vloeibare aankweek als eerste stap, die ook als groeicontrole gebruikt wordt. We willen voor de vergelijkbaarheid van de verkregen gegevens graag dat de deelnemende laboratoria zich aan het PPO-labprotocol houden. De keuze welk (niet-selectief) aankweekmedium hebben we wel vrij gelaten.

naar boven

Is er een specifieke ESBL-plaat die gebruikt moet worden voor het PPO?

In het PPO-labprotocol wordt aangegeven dat er moet worden afgeënt op een ESBL-selectieve ChromAgarTM. De distributeurs van deze platen binnen Nederland zijn Biotrading en ITK. Echter, we hebben besloten om deze eis te laten, vallen zodat u gebruik kunt maken van de chromAgar van uw eigen lab. Om verschillen in bevindingen uit te sluiten, bekijken we nog of we met een rondzending deze kunnen ondervangen.

naar boven

In de documentatie staat dat het RIVM advies uitbrengt aan het verpleeghuis bij een positieve kweek. Welke adviezen worden uitgebracht?

In het PPO handelingsperspectief wordt beschreven wat te doen als er een ESBL of CPE wordt gevonden en/of actieve verspreiding wordt vastgesteld. Het verpleeghuis ontvangt een bondige rapportage met de uitslag van de prevalentie meting en het bijpassende advies zoals weergegeven in het PPO handelingsperspectief. In de rapportage wordt gewezen op het betrekken van lokale deskundigen bij de implementatie van de adviezen. De verantwoordelijkheid voor de te nemen maatregelen ligt bij het verpleeghuis zelf.

naar boven

Stammen worden via Type-Ned verstuurd. Krijgt het lab daar een uitslag van?

CPE-stammen worden ingestuurd via Type-Ned. De voorwaarden voor het insturen van de isolaten zijn te vinden in de documentatie op de Type-Ned CPE-website. Indien er een uitslag beschikbaar is, wordt via de mail een notificatie naar het aanmeldende laboratorium gestuurd, dat er een uitslag in Type-Ned staat. ESBL-positieve stammen geïdentificeerd in het kader van het PPO worden apart verstuurd naar het RIVM. De procedures staan beschreven in het PPO-labprotocol. De uitslag van de prevalentiemeting en van de eventuele typering worden vanuit het RIVM naar de contactpersoon van het verpleeghuis verstuurd. Het betrokken laboratorium ontvangt deze rapportages ook.

naar boven

Moeten de uitslagen van alle gekweekte micro-organismen naar het RIVM worden verstuurd, ook die van de cliënten waar geen ESBL en/of CPE is geïdentificeerd?

Het RIVM wil graag de resultaten van alle cliënten ontvangen, ook van de cliënten waar geen ESBL en/of CPE is gekweekt. Alleen de ESBL en/of CPE positieve stammen hoeven echter te worden opgestuurd, behoudens de PPO criteria voor typering.

naar boven

De CIM is nog niet geverifieerd in het laboratorium. Mogen de isolaten toch worden ingestuurd?

De Carbapenemase Inactivation Method (CIM) is een simpele en goedkope methode voor fenotypische bepaling van carbapenemase-activiteit van Gram-negatieve staven. Ook als de CIM nog niet geverifieerd is in het laboratorium kunnen de stammen worden ingestuurd. Om isolaten in te mogen sturen als CPE, dient van deze isolaten de MIC Minimum inhibitory concentration (Minimum inhibitory concentration) voor meropenem of voor imipenem bepaald te zijn. Als de isolaten voldoen aan de gestelde MIC-drempelwaarden kunnen de isolaten via Type-Ned aangemeld worden. Bij aanmelding in Type-Ned CPE vindt validatie op basis van de gestelde voorwaarden plaats. De MIC hoeft niet perse met E-test bepaald te worden, dat kan ook op andere manieren. De voorwaarden voor het insturen van de isolaten zijn te vinden in de documentatie op de Type-Ned CPE website.

naar boven