Het RIVM heeft 32 indicatoren uitgewerkt die zijn opgesteld binnen het Programma Langer Thuis, en de resultaten daarvan gebundeld in de Monitor Langer Thuis 2019. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gebruikt deze resultaten om te zien of doelstellingen uit de verschillende actielijnen binnen het Programma Langer Thuis bereikt worden. De Monitor Langer Thuis 2019 is een nulmeting; de monitor zal in de zomers van 2020 en 2021 herhaald worden.
De indicatoren zijn divers van aard en geven een beeld van de acties die zijn ingezet onder de paraplu van het Programma Langer Thuis, zogenaamde procesindicatoren, en van de variabelen waar de acties op gericht zijn, zogenaamde uitkomstindicatoren. Verhalen uit de dagelijkse praktijk van ouderen en mantelzorgers vormen ook een onderdeel van de monitoring; dit zijn verhalende indicatoren. Voorbeelden van procesindicatoren zijn het aantal bewonersinitiatieven in het domein Zorg en Welzijn, en het aantal nieuwe initiatieven van vernieuwende woon(zorg)vormen voor ouderen. Voorbeelden van uitkomstindicatoren zijn het percentage 75-plussers met een goede kwaliteit van leven en het percentage overbelaste mantelzorgers. Praktijkverhalen over hoe de aansluiting van de zorg functioneert en verhalen over de geschiktheid van de huidige woning van ouderen zijn voorbeelden van verhalende indicatoren.
Het Programma Langer Thuis is in 2018 van start gegaan als één van de onderdelen van het Pact voor de Ouderenzorg. In het programma zijn naast het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) 20 partijen nauw betrokken: VNG/NDSD, ZN, ActiZ, Aedes, LHV, InEen, KNGF, KNMP, PPN, V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland), Sociaal Werk Nederland, Verenso, MantelzorgNL, NOV, KBO-PCOB, ZorgthuisNL, Patiëntenfederatie, VNO-NCW en MKB-Nederland en BZK. Samen werken zij aan één verbindend doel: dat ouderen in hun eigen vertrouwde omgeving zelfstandig oud kunnen worden met een goede kwaliteit van leven.