Het RIVM heeft uitgewerkt hoe de beoordeling van de grondwaterkwaliteit kan samenhangen met de functie van een gebied. De toetscriteria (risicogrenswaarden) geven onacceptabele risico's aan, gekoppeld aan een specifieke functie van grondwater. Landbouw- en natuurgebieden stellen namelijk andere eisen aan grondwaterkwaliteit dan gebieden waarin vooral woningen of bedrijven staan.
Zo wordt grondwater in landbouwgebieden vooral gebruikt voor irrigatie en drinkwater voor vee. In de verkenning van het RIVM is een onderscheid gemaakt tussen drie gebiedstypen: de combinatie landbouw en natuur, wonen en industrie.
Specifieke beoordeling vervuiling
Het voordeel van deze functiespecifieke risicogrenswaarden is dat de vervuiling specifieker en efficiënter kan worden beoordeeld. Daarmee wordt het beheer van de grondwaterkwaliteit ondersteund, waarbij de specifieke kenmerken en de functie van het beheersgebied worden meegewogen. Maatwerk is mogelijk. Zo worden bijvoorbeeld voor drinkwaterwinning strengere risicogrenswaarden aangegeven.
Huidige normen
De huidige normen hebben geen directe relatie met het feitelijke gebruik van grondwater. Op basis van vaste criteria (streef- en interventiewaarden) voor grondwater wordt bepaald in welke mate beheer en sanering nodig zijn en naar welke waterkwaliteit wordt gestreefd.
Vergelijkbaar met bodembeheer
De benadering van functiespecifieke risicogrenswaarden is
vergelijkbaar met de werkwijze voor het bodembeheer. In de toekomst
kan daardoor het beheer van bodem- en grondwater worden gekoppeld.
Het concept past bij de nieuwe Omgevingswet en draagt bij aan de
ontwikkeling van nieuw grondwaterbeleid.