De risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor mensen die naast een bollen- of fruitperceel wonen, kunnen pas worden beoordeeld nadat onderzoek naar de blootstelling is gedaan. Dit heeft de Gezondheidsraad onlangs vastgesteld. Voor een blootstellingsonderzoek zijn verschillende meetrondes nodig bij omwonenden en bij bollen- en fruittelers en in hun leefomgeving. Dit blijkt uit een studie van het RIVM.

In Nederland wonen ongeveer negentigduizend mensen binnen 50 meter van een bollen- of fruitperceel. De Gezondheidsraad heeft onlangs geadviseerd om te onderzoeken of zij blootstaan aan gewasbeschermingsmiddelen. Om snel en doelmatig na het uitkomen van het advies van de Gezondheidsraad te kunnen beginnen met blootstellingsonderzoek, heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu het RIVM verzocht de praktische uitwerking van dit onderzoek vast voor te bereiden.

Beeld van de blootstelling

Het RIVM adviseert in zijn rapport om metingen in urine, (binnen)lucht, huisstof en op moestuingewassen en gazons te verrichten. Door die gegevens te combineren, kan een beeld worden verkregen van de mate waarin mensen zijn blootgesteld en welk aandeel de diverse bronnen daarin hebben. De te onderzoeken regio’s kunnen worden bepaald met behulp van registers voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Daarnaast kan met behulp van Geografische Informatie Systemen gelokaliseerd worden waar veel mensen dicht bij percelen wonen. De RIVM-studie beschrijft hoe de middelen kunnen worden geselecteerd en welke meetmethoden beschikbaar zijn. Een pilotstudie op kleine schaal is nodig om inzicht te krijgen in onder andere de praktische uitvoerbaarheid en de kosten.

Consortium van onderzoeksinstituten

Vanwege het complexe karakter van dit onderzoek en de benodigde expertise, adviseert het RIVM om een consortium van onderzoeksinstituten te vormen. Daarnaast wordt aanbevolen bewoners en belangenorganisaties bij het onderzoek te betrekken.