Het volgen van de Richtlijnen Goede Voeding gaat gepaard met een goede werking en het behoud van cognitieve functies, zoals geheugen en verwerkingssnelheid. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat de cognitieve functie van een 65-jarige die gezond eet gelijk is aan de functie van een 63-jarige die minder gezond eet.
Dementie is nog niet te genezen. Voordat dementie ontstaat is er vaak een lange periode waarin de cognitieve functies achteruit gaan. Door deze achteruitgang te vertragen kan het ontstaan van dementie mogelijk uitgesteld worden.
Voedingsrichtlijnen en cognitieve functie
Het RIVM onderzocht of gezonde voeding samenhangt met de achteruitgang van cognitieve functies met het ouder worden. Gezonde voeding werd gemeten op basis van drie voedingsrichtlijnen: De Richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad, de voedingsrichtlijnen van de WHO (World Health Organization) en het Mediterrane voedingspatroon.
Eten volgens de richtlijnen blijkt gunstig voor de cognitieve functie. Deelnemers (vanaf 45 jaar) die zich het meest aan de richtlijn houden, hebben een betere cognitieve functie. Gemiddeld is de cognitieve functie 2 jaar ‘jonger’: bijv. iemand van 65 jaar die gezond eet heeft dezelfde cognitieve functie als een 63-jarige die minder gezond eet. Daarnaast gaat de algemene cognitieve functie van de groep die gezond eet ook nog eens 7% minder snel achteruit.
Welke voedingsrichtlijn mensen volgen maakt dus niet zoveel uit. Alle onderzochte richtlijnen bevatten voldoende groenten en fruit en relatief beperkte inname van verzadigde vetten (vaste vetten) ten opzichte van onverzadigde vetten (vloeibare vetten). Andere onderdelen zijn voldoende inname van volkoren producten (vezels) en een lage inname van toegevoegde suikers en zout.
De Nederlandse Richtlijnen Goede Voeding zijn vooral gebaseerd op de relaties tussen voeding en chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten en kanker. Deze studie laat zien dat het volgen van deze voedingsrichtlijnen óók gunstig is voor een goede werking en behoud van de cognitieve functies.
Dit onderzoek is gedaan in het kader van de Doetinchem Cohort Studie.