Circa 79 procent van de natuurgebieden (Natura 2000-gebieden) in de 28 Europese landen staat in 2020 aan te veel stikstof bloot. Dat is één van de conclusies uit het slotrapport 2017 van het Coordination Centre for Effects (CCE (Coordination Centre for Effects)). Met de berekeningen worden de oorzaken, kosten en gevolgen van luchtverontreiniging voor de biodiversiteit en de bodem doorgerekend. Dit jaar is voor het eerst voor heel Europa in kaart gebracht of specifieke plantensoorten het risico lopen om door te veel stikstof of verzuring te verdwijnen.
Met dit RIVM rapport sluit Nederland zijn rol als trekker van de taken van het CCE (Coordination Centre for Effects) af om het Europese luchtbeleid te ondersteunen met informatie over risico’s van effecten van te veel zwavel en stikstof op Europese natuurgebieden. Hiervoor ontwikkelt het CCE modellen Europese datasystemen waarmee risicogrenzen (‘kritische belastingsgrenzen’) van deze stoffen per type natuurgebied worden bepaald.
Twaalf EU (Europese Unie)-landen, plus Zwitserland en Noorwegen, rapporteren over het gebruik van deze methoden en leverden hiervoor informatie. Over de CCE-resultaten bestaat consensus binnen de VN (Verenigde Naties)-conventie over luchtkwaliteit (die jaarlijks de CCE-resultaten evalueert) en de EU.
Dit op biodiversiteitsverlies gerichte werk kan voor meer doelen worden gebruikt. Bijvoorbeeld om beleidsmaatregelen te helpen vinden om natuurlijke eigenschappen die belangrijk zijn voor de veerkracht van de natuur, te beschermen tegen luchtverontreiniging en andere milieurisico’s, waaronder klimaatverandering.
Het RIVM heeft namens Nederland de CCE-rol sinds 1990 uitgevoerd voor de Conventie voor Grootschalige Grensoverschrijdende Luchtverontreiniging van de Verenigde Naties (LRTAP (Long-range Transboundary Air Pollution)-Conventie).