De stijging in het gebruik van digitale zorg door zorgverleners vlakte in 2023 af. Dit komt vooral doordat bepaalde digitale middelen in 2022 al door de meeste zorgverleners gebruikt werden. Denk aan het patiëntportaal, waarin patiënten uitslagen van onderzoeken kunnen zien, en het e-consult (een e-mail aan de dokter). Dat blijkt uit het jaarlijkse RIVM-rapport over digitale zorg. Het aantal patiënten dat digitale middelen gebruikte, nam wel iets toe.
Sinds 2020 brengt het RIVM elk jaar de ontwikkelingen van digitale zorg in Nederland in kaart. Het RIVM doet dat samen met het Nivel en het National eHealth Living Lab van het LUMC (Leids Universitair Medisch Centrum).
Sommige digitale middelen wel meer gebruikt
Een aantal middelen werden in 2023 wél meer gebruikt door zorgverleners. Bijvoorbeeld apparaten waarmee verpleegkundigen op afstand kunnen vertellen welk medicijn een patiënt op welk moment moet innemen. Of waarmee een patiënt thuis in de gaten gehouden kan worden, zoals bewegingsmelders. Doordat deze apparaten een deel van het werk overnemen, hebben verpleegkundigen meer tijd voor andere zorgtaken.
Geen oplossing voor grote problemen
De meeste zorgverleners, vooral verpleegkundigen, zijn positief over digitale zorg. Tegelijkertijd denken mensen die in de zorg werken niet dat het alle problemen in de zorg kan oplossen. Digitale zorg draagt volgens hen maar beperkt bij om de zorg niet te duur te maken, de werkdruk te verminderen en het werkplezier te verbeteren. Artsen zijn over het algemeen iets minder positief, alhoewel hun houding sterk verschilt tussen verschillende groepen artsen. Ook de meningen onder zorggebruikers zijn verdeeld. Vooral mensen met een chronische aandoening kijken vaker wat negatiever tegen digitale zorg aan.
Zelf ervaren toegevoegde waarde
Zorgverleners geven aan dat het belangrijk is dat digitale zorg een betere plek krijgt in de zorg als geheel. Als het meer onderdeel is van hun dagelijkse werk, kan het uiteindelijk taken vervangen in plaats van extra werk opleveren en daarmee meer werkplezier gaan geven. Ook willen zowel zorgverleners als patiënten ervaren dat het hun helpt. Verder is het belangrijk dat patiënten digitale zorg makkelijk kunnen gebruiken en moet duidelijk zijn hoe digitale zorg vergoed wordt.
Aansluiten bij sociale omgeving
Naast het in kaart brengen van de ontwikkelingen, doet het RIVM elk jaar ook een verdiepend onderzoek. In 2023 is gekeken hoe mensen met een grotere kans op diabetes type 2 (prediabetici) en mensen die de behandeling van kanker hebben afgerond, digitale zelfhulp kunnen gebruiken. Zij geven aan hun eigen gezondheid te willen volgen en zijn positief over de toevoeging van digitale zelfhulp aan de reguliere zorg. Wel hebben deze groepen bij het opvolgen van bijvoorbeeld adviezen in een app steun nodig van mensen uit hun naaste omgeving, zoals van familie of vrienden. Daarnaast is het belangrijk dat de programma’s gratis zijn of worden vergoed.
Meer hulp bij kiezen digitale programma’s
Verder geven beide groepen uit het verdiepende onderzoek aan het fijn te vinden als hun zorgverlener hen helpt bij het kiezen van digitale programma’s. Zo is voor prediabetici het aanbod aan leefstijlprogramma’s zo groot dat ze niet weten wat ze moeten kiezen. Mensen die de behandeling van kanker hebben afgerond weten juist niet van het bestaan van digitale programma’s voor nazorg af en waar ze die kunnen vinden. Het is belangrijk dat hulpverleners daar meer aandacht aan besteden. En dat ze ook ruimte hebben om deze hulp te kunnen geven.
Het RIVM brengt deze rapporten uit in opdracht van het ministerie van VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). Zorgaanbieders, makers van digitale middelen en beleidsmakers kunnen de resultaten gebruiken om digitale zorg te verbeteren.