Er zijn in Nederland regionale verschillen in het percentage mensen met overgewicht, het percentage rokers en zware drinkers. Dit blijkt uit cijfers van de eerste gezamenlijke Gezondheidsmonitor van GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek)) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). In 2012 hebben ruim 387.000 volwassenen van 19 jaar en ouder meegedaan aan het grootschalig vragenlijstonderzoek naar gezondheid en leefstijl.

Minder overgewicht in regio’s met hoger opgeleiden

In regio’s waar mensen het hoogst opgeleid zijn, zijn minder mensen te zwaar. Zo kennen de relatief hoog opgeleide GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-regio’s Utrecht, Amsterdam, Gooi & Vechtstreek en Regio Nijmegen de laagste percentages volwassenen met overgewicht (respectievelijk 38, 41, 45 en 45 procent). Het percentage volwassenen met overgewicht is het hoogst in de GGD-regio’s Zuid-Holland Zuid, Twente, Drenthe en Zuid Limburg. In deze regio’s kampt bijna 52 procent met overgewicht. Dat wil zeggen dat deze personen een BMI Body Mass Index. De BMI is een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft. De BMI wordt veel gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht of ondergewicht. (Body Mass Index. De BMI is een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft. De BMI wordt veel gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht of ondergewicht.) van 25 of hoger hebben. Voor een deel zijn ook deze hoge percentages te verklaren door de samenstelling van de bevolking. Zo wonen er in Zuid-Holland Zuid en Twente relatief veel lager opgeleiden en wonen er in Drenthe en Zuid-Limburg relatief weinig jonge mensen.

Overgewicht blijkt sterk samen te hangen met de genoten opleiding. Onder mensen met maximaal vmbo-niveau is ruim 60 procent te zwaar, terwijl van de universitair-geschoolden 33 procent overgewicht heeft. Overgewicht houdt ook verband met leeftijd: onder 19- tot 40-jarigen is een derde te zwaar, terwijl dit in oudere leeftijdsgroepen bij de helft tot ruim zestig procent het geval is.

Meer rokers in regio’s met laagste inkomens

De GGD-regio’s waarin het aandeel volwassenen met een laag inkomen het grootst is, tellen de meeste rokers. Enerzijds zijn dit de meest verstedelijkte gebieden in de Randstad, waaronder de regio’s Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond, Amsterdam en Utrecht. Anderzijds zijn het landelijke regio’s in het noorden (Groningen, Friesland en Drenthe), oosten (Twente) en zuiden (Zuid-Limburg) van het land. Ongeveer één op de vier volwassenen in deze regio’s rookt, terwijl dat in de regio’s met de minste rokers één op de vijf is.

Minst zware drinkers in Flevoland en ‘Bible Belt’

Het percentage zware drinkers is het laagst in Flevoland. Ongeveer 6 procent drinkt minstens één keer per week ten minste vier (voor vrouwen) of zes (voor mannen) glazen per dag. In deze regio wonen veel niet-westerse allochtonen die minder drinken dan autochtone Nederlanders. Ook in Zeeland, Zuid-Holland Zuid, Rotterdam-Rijnmond, Rivierenland, Midden Nederland en Gelderland-Midden wordt er minder vaak stevig gedronken. Deze regio’s vormen globaal gezien de zogenaamde ‘Bible Belt’.
In andere delen van het land komen twee keer zo veel zware drinkers voor. In de GGD-regio’s Hollands-Noorden, Hart voor Brabant, Twente, Amsterdam en Utrecht drinkt 12 tot 13 procent.
Ondanks het relatief grote aandeel niet-westerse allochtonen in regio Amsterdam en Utrecht, wordt er toch zwaar gedronken. In Utrecht wordt dit vooral veroorzaakt door de oververtegenwoordiging van studenten.

In het noorden meest gezond

In de GGD-regio’s Fryslan, Gooi & Vechtstreek, Hollands Midden en IJsselland ervaart meer dan 80 procent van de bevolking zijn of haar gezondheid als (zeer) goed. Het minst positief over hun gezondheid is de bevolking in Zuid-Limburg; hoewel in deze regio nog steeds 70 procent van de volwassenen zijn of haar gezondheid (zeer) goed vindt. Deze verschillen zijn maar voor een klein deel te wijten aan de leeftijdsverschillen of opleidingsverschillen tussen de regio’s.