Het allergrootste deel van de laboratoria die coronatesten analyseert, functioneert op het hoogste kwaliteitsniveau. Dit blijkt uit de eerste landelijke controle op kwaliteit  (LEQA) van de gebruikte diagnostiek in laboratoria voor COVID-19. De resultaten van het onderzoek zijn te lezen in het rapport ‘External Quality Assessment of laboratories Performing SARS-CoV-2 Diagnostics for the Dutch Population’.  

Nederland heeft een uitgebreid netwerk van 72 laboratoria die zich bezighouden met SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)-CoV coronavirus (coronavirus)-2 diagnostiek. Zij onderzoeken de monsters van de coronatesten op het erfelijk materiaal van het virus. Dit doen zij met een PCR-test polymerase chain reaction (polymerase chain reaction) of een test die daar op lijkt. De testen die de laboratoria gebruiken, worden door het RIVM en het Erasmus MC Erasmus University Medical Center (Erasmus University Medical Center) steeds op kwaliteit gecontroleerd. Het RIVM en het Erasmus MC zijn de twee WHO World Health Organization (World Health Organization ) referentielabs voor COVID-19 in Nederland. De testen die de laboratoria gebruiken moeten aan eisen voldoen op het gebied van gevoeligheid (sensitiviteit) en de mate waarin een test de goede uitslag geeft (specificiteit). Nu is er voor het eerst een landelijke kwaliteitscontrole uitgevoerd waaraan 93% van de in november 2020 aangesloten laboratoria heeft meegedaan.

Opzet en resultaten   

Om de kwaliteit van de SARS-CoV-2 diagnostiek in Nederland te onderzoeken is gebruik gemaakt van sets met 10 verschillende klaargemaakte monsters. In deze monsters zat soms (door hitte gedood) SARS-CoV-2 virus in verschillende hoeveelheden, soms andere luchtwegvirussen of hun erfelijk materiaal. De laboratoria die meededen aan het onderzoek is gevraagd om deze monsters met hun eigen methoden (workflows) te onderzoeken op de aanwezigheid van SARS-CoV-2.

Het overgrote deel van de laboratoria functioneert maximaal. In totaal gebruikten de laboratoria samen 164 verschillende methoden (workflows) om SARS-CoV-2 op te sporen. Vaak gebruiken laboratoria dezelfde methoden. Ondanks al deze verschillende manierenvinden veruit de meeste laboratoria met het merendeel van de methoden inderdaad het erfelijk materiaal van het virus in de monsters waarvan de onderzoekers dit ook verwachtten. Een aantal gebruikte methoden functioneert iets minder. Zij haalden de  hoogst mogelijke score net niet. Vaak komt dit omdat deze methoden de allerlaagste concentratie SARS-CoV-2 in een monster net niet kunnen aantonen.

Er gelden hoge eisen voor de laboratoria en de methoden die zij gebruiken. Het RIVM biedt de laboratoria voortdurend ondersteuning. Door het geven van advies en door het beschikbaar stellen van monsters om met alle gebruikte methoden ook de allerhoogste standaard te kunnen halen.

 De resultaten van het onderzoek gaan naar het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport). Ook deelt het RIVM ze met de WHO en het ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (European Centre for Disease Prevention and Control ). Andere landen doen ook dit soort onderzoeken en delen ook hun resultaten.  Zo leren we van elkaar en maken we hele goede diagnostiek mogelijk. Wilt u meer weten over het onderzoek en waarom dit gedaan is? Bekijk dan de video.

filmpje

Alle 65 laboratoria in Nederland die testen uitvoeren op besmetting met het COVID-19 virus zijn door RIVM onderworpen aan een kwaliteitscontrole. Viroloog Adam Meijer van het RIVM legt uit wat de resultaten zijn, hoe het onderzoek in zijn werk gaat en wat het belang van dergelijk onderzoek is.