Bepaalde groepen mensen in Nederland bewegen en sporten minder vaak. Zij hebben bijvoorbeeld te weinig geld, zijn niet op de hoogte van het beschikbare aanbod, denken anders over sport en bewegen, komen er te weinig mee in aanraking, of zijn door hun lichamelijke of verstandelijke beperkingen afhankelijk van anderen om een (sport-)activiteit te kunnen bijwonen.
Het RIVM onderzocht welke belemmeringen en drijfveren deze groepen ervaren om al dan niet te sporten en te bewegen. Hiervoor is literatuuronderzoek gedaan en zijn experts geraadpleegd.
Groepen mensen die minder bewegen en sporten zijn vooral mensen met een lage opleiding en/of laag inkomen, mensen met een migratieachtergrond, ouderen, chronisch zieken, en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking. Hun directe omgeving (naasten en begeleiders) kan deze mensen stimuleren om in beweging te komen. Toegankelijke faciliteiten en goede trainers, die met (kleine) aanpassingen ervoor kunnen zorgen dat het aanbod aansluit bij de doelgroep, zijn belangrijk om het aanbod op maat te maken. Zo kan bewegen voor ouderen aantrekkelijker worden gemaakt door het sociale aspect ervan te benadrukken in plaats van het sportieve. Ook belangrijk is een verbindende partij, bijvoorbeeld een buurtsportcoach, om de samenwerking tussen partijen rondom de doelgroep zoals de gezondheidszorg, school, sociale wijkteams en sportaanbieders te versterken en het aanbod bij hen kenbaar te maken.
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Directie Sport van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)).