
Uit onderzoek blijkt dat de concentratie stikstof en fosfor lager is in gefiltreerde watermonsters dan in niet-gefiltreerde watermonsters. Filtreren heeft een groot effect op de gemeten concentraties in het oppervlaktewater en leidt ertoe dat resultaten van verschillende meetnetten niet zomaar vergeleken kunnen worden.
Onderzoek naar het effect van filtreren
Onlangs is de briefrapportage “Effecten van filtratie op stikstof- en fosforconcentraties in slootwater op landbouwbedrijven in het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid” verschenen. In dit RIVM-rapport wordt beschreven dat de gemeten concentratie in het slootwater van bedrijven die meedoen aan het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid)) afhangt van de methode waarmee monsters worden behandeld: in gefiltreerde monsters is de concentratie stikstof en fosfor lager dan in niet-gefiltreerde monsters.
Huidige aanpak in het LMM
In het LMM worden slootwatermonsters normaal gesproken gefiltreerd. De reden hiervoor is dat ook het bovenste grondwater wordt bemonsterd op bedrijven. Bij het bemonsteren van grondwater wordt de bodem verstoord en komen er bodemdeeltjes in het water. Filtratie is noodzakelijk omdat je alleen stoffen wilt meten die in het uitspoelende water opgelost zijn, en niet de stoffen die geabsorbeerd zijn aan de bodem. Aangezien in het LMM de relatie wordt gelegd tussen grondwater en slootwaterkwaliteit, wordt slootwater ook gefiltreerd.
Gevolgen wel of niet filtreren op concentraties LMM en MNLSO (Meetnet Nutriënten Landbouw Specifiek Oppervlaktewater)
Het is opvallend dat de concentraties van nutriënten (fosfor, P
en stikstof, N) in het LMM vaak lager zijn
dan in het regionale oppervlaktewater van het Meetnet Nutriënten
Landbouw Specifiek Oppervlaktewater (MNLSO).
De landbouw is een belangrijke bron van de nutriënten stikstof en
fosfor in het oppervlaktewater. Men zou een hogere concentratie van
deze stoffen in het slootwater verwachten dan in de regionale
wateren, omdat de sloten dichter bij de belangrijkste bron liggen
en de MNLSO-monsters
verder van de bron genomen worden waardoor verdunning zal zorgen
voor lagere concentraties.
Het filtreren van het slootwater in het LMM kan een
belangrijke verklaring zijn waarom de concentraties nutriënten in
het slootwater lager liggen dan stroomafwaarts. Uit het onderzoek
van het RIVM blijkt
dat de fosforconcentratie in het slootwater bij niet-gefiltreerde
monsters ongeveer twee keer zo hoog ligt als in de gefiltreerde
monsters. Bij stikstof is het effect ook gevonden maar zijn de
verschillen door filtratie veel kleiner.
Andere verschillen tussen LMM en MNLSO
Het wel of niet filtreren van monsters is niet het enige
verschil tussen de twee meetnetten; het LMM en het
MNLSO
verschillen namelijk ook op andere punten. Zo komt de periode en
frequentie van monstername niet precies overeen en verschilt de
regionale spreiding van de monsterpunten. Voor een trendanalyse
zijn beide meetnetten afzonderlijk prima geschikt, maar voor een
analyse van de afwenteling van nutriënten uit de landbouw via
landbouwslootjes naar het regionale oppervlaktewater zijn de
verschillen tussen de meetnetten nu te groot. Ook kunnen door het
filtreren de LMM-slootwater
gegevens niet gebruikt worden voor toetsing van de normen voor
oppervlaktewater, omdat de normen voor stikstof en fosfor gebaseerd
zijn op ongefiltreerde monsters.