Dit rapport is opgesteld vóór de uitspraak van de Raad van State over het PAS van 29 mei. De uitgangspunten en bewoordingen in dit rapport zijn geschreven in de context van het PAS. Daardoor zijn onderdelen van het rapport mogelijk niet langer actueel.
De jaarlijkse uitstoot van stikstofoxiden daalde van 2014 tot 2018 met 4 procent. De jaarlijkse uitstoot van ammoniak nam met 3 procent toe. Het is hierdoor onzeker of de verwachte daling van stikstofdepositie op langere termijn overal gehaald gaat worden. Voor een nauwkeuriger prognose zal de feitelijke uitstoot van ammoniak door de landbouw nader onderzocht worden. Dat staat in de PAS Monitoringsrapportage stikstof 2018. Het RIVM rapporteert hierin over de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan in Nederlandse Natura 2000-gebieden.
Cijfers 2014-2017
De uitstoot van stikstof is de basis om te berekenen hoeveel stikstof terechtkomt op de bodem en de planten (stikstofdepositie). De monitoringsrapportage laat zien dat van 2014 tot en met 2017 de jaarlijkse uitstoot van stikstofoxiden met 13 kiloton is gedaald (4 procent). Stikstofoxide is de vorm van stikstof die vooral van verkeer en industrie afkomt. De jaarlijkse uitstoot van ammoniak, is met 4 kiloton gestegen (3 procent). Hiervan is landbouw de belangrijkste bron.
Vooruitblik
Het RIVM maakt ook een inschatting van de hoeveelheid stikstof die in 2020 en 2030 op de bodem van Natura 2000-gebieden neerslaat. In de huidige voorspelling daalt de neerslag van stikstof. Hierbij is uitgegaan van een stijging van de uitstoot van stikstofoxiden, en een daling van de uitstoot van ammoniak. Als de huidige ontwikkeling zich echter doorzet, is de hoeveelheid stikstofoxiden te hoog, en hoeveelheid ammoniak te laag ingeschat. Hierdoor is het onzeker of de verwachte depositiedaling overal gaat worden gehaald.
Nader onderzoek
De afgelopen jaren is een verschil te zien tussen de uitstoot en de gemeten concentratie van ammoniak in de lucht. Dit komt grotendeels doordat er minder vervuilende stoffen in de lucht zitten. Ammoniak verbindt zich daardoor minder met deze stoffen en blijft langer in de lucht achter. Door dit inzicht is het verschil beter te begrijpen, maar het is geen reden om depositiecijfers aan te passen. Verder gaat het RIVM de feitelijke uitstoot uit de landbouw nader onderzoeken. Dit kan nauwkeurigere gegevens over de uitstoot en prognoses opleveren.