Een derde van de volwassenen geeft aan door gezondheidsproblemen beperkt te zijn in reguliere activiteiten. Ook geeft een derde aan één of meer langdurige aandoeningen te hebben. Toch ervaart drie kwart de eigen gezondheid als goed of zeer goed. Er bestaan regionale verschillen in deze gezondheidsindicatoren. Dit blijkt uit nieuwe landelijke en regionale cijfers van de gezamenlijke Gezondheidsmonitor van GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en, CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en RIVM. Bijna een half miljoen Nederlanders van 19 jaar en ouder namen in 2016 deel aan dit grootschalige onderzoek door een vragenlijst in te vullen.
Van de 65-plussers geeft de helft aan één of meer langdurige aandoening(en) te hebben en zegt ook de helft beperkt te zijn in activiteiten die mensen gewoonlijk doen, vanwege een probleem met de gezondheid. Bij de 19- tot 65-jarigen ligt dit met 29 en 28 procent veel lager.
Een ruime meerderheid (62 procent) van de 65-plussers beoordeelt de eigen gezondheid over het algemeen als (zeer) goed. Bij de 19- tot 65-jarigen is dit 80 procent.
Aandoening, beperking en een mindere gezondheidservaring gaan niet altijd samen
Het hebben van één of meer langdurige aandoeningen betekent niet automatisch dat mensen ook beperkingen hebben in de reguliere activiteiten, of dat ze hun gezondheid als minder dan goed ervaren. Van de mensen die aangeven een aandoening te hebben zegt bijvoorbeeld 28 procent geen beperking te hebben als gevolg van gezondheidsproblemen. Ook ervaart 45 procent van de mensen met een aandoening de eigen gezondheid in het algemeen als (zeer) goed.
Regionale gezondheidsverschillen
In Nederland bestaan regionale verschillen in ervaren gezondheid, het hebben van langdurige aandoeningen en het hebben van beperkingen. De GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)-regio’s Utrecht en Kennemerland zijn voorbeelden van regio’s waar de ervaren gezondheidstoestand van de bevolking relatief goed is. In deze twee gebieden zijn er, vergeleken met het landelijke gemiddelde, meer mensen die de eigen gezondheid als (zeer) goed ervaren, minder mensen die een langdurige aandoening rapporteren en minder mensen die aangeven beperkt te zijn door een gezondheidsprobleem. Er zijn ook GGD-regio’s waar mensen juist vaker gezondheidsproblemen rapporteren. Dat geldt bijvoorbeeld voor Zuid-Limburg en Rotterdam-Rijnmond, die op de drie factoren minder scoren dan gemiddeld. Het aandeel mensen dat aangeeft beperkingen te ondervinden, loopt uiteen van 29 tot 38 procent in de verschillende GGD-regio’s.
Achtergrond van regionale verschillen
Verschillende factoren kunnen een rol spelen bij het vóórkomen van regionale verschillen in ervaren gezondheid. Die verschillen hangen samen met bijvoorbeeld bevolkingssamenstelling, opleidingsniveau, leefstijl, zorggebruik en omgevingskenmerken. Zo is een mogelijke verklaring van de regionale gezondheidsverschillen het relatief hoge aantal 65-plussers in Limburg en de relatief jonge bevolking in regio Utrecht. De GGD’en analyseren de regionale uitkomsten, bekijken waar eventuele gezondheidsverschillen door worden veroorzaakt en adviseren over een mogelijke aanpak.
Gezamenlijke Gezondheidsmonitor GGD’en, CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en RIVM
Vanaf 11 mei 2017 staan de landelijke en regionale cijfers van 21 gezondheids- en leefstijlindicatoren van de gezamenlijke Gezondheidsmonitor op StatLine en op www.volksgezondheidenzorg.info. Later dit jaar komen de samenwerkende partijen met meer cijfers over gezondheids- en leefstijlonderwerpen op regionaal en lokaal niveau. De cijfers van de Gezondheidsmonitor 2016 leveren input voor landelijk, regionaal en lokaal gezondheidsbeleid. Met de decentralisaties in het sociaal domein, die de laatste jaren zijn doorgevoerd, hebben gemeenten en gezondheidsorganisaties een toegenomen behoefte aan gegevens over gezondheid en leefstijl.