Het is lastig om het rendement van maatregelen te bepalen, die erop gericht zijn een goede kwaliteit van grondwater te bereiken. De maatregelen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW (Kaderrichtlijn Water)) worden gepresenteerd in termen van doelen, beleid en wet- en regelgeving, en niet als concrete, technische ingrepen. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM, in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Het vaststellen van het rendement van de maatregelen uit de
zogeheten stroomgebiedbeheerplannen is alleen mogelijk als zij
kunnen worden begroot en als het effect ervan kan worden
aangetoond, maar daarvoor zijn ze te weinig concreet.
Om toch het rendement van de voorgestelde KRW (Kaderrichtlijn Water)-maatregelen te
kunnen duiden, beveelt het RIVM aan om de
stroomgebiedbeheersplannen te koppelen aan de bestaande, lokale
beleidsplannen voor de waterkwaliteit. Dit Nederlandse beleid, dat
al bestond voordat de KRW werd ingevoerd, is door waterschappen en
gemeenten uitgewerkt in technische ingrepen. Hierdoor kan van deze
maatregelen wel het rendement worden bepaald.