Kinderen spelen met water

Door klimaatverandering stijgt de temperatuur, waardoor er meer hittegolven zijn met meer hete dagen en nachten. Gemeenten, provincies en waterschappen in Nederland moeten daarom vóór 2020 knelpunten van wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen in beeld brengen. Om hen hierbij te helpen heeft een consortium onder leiding van het RIVM een standaardmethode ontwikkeld om de risico’s van hitte in kaart te brengen.

Deze ‘Standaard Stresstest Hitte’ omvat een handleiding voor overheden die hen helpt om 24 mogelijke risico’s rondom hitte te beoordelen, verdeeld over vijf thema’s: gezondheid, netwerken, water, leefbaarheid en buitenruimte.

Om de effecten van hitte te beoordelen heeft het consortium een standaard manier ontwikkeld om hittekaarten te berekenen. Met deze nieuwe manier kan de gevoelstemperatuur in de steden en het landelijk gebied op een hete dag berekend worden.

Mensen hebben last van langdurig aanhoudende hitte. Dit varieert van slecht slapen tot een gevaarlijk situatie zoals bij een zonnesteek. Door hitte overlijden meer mensen dan ‘normaal’. Dit zijn vooral ouderen en mensen met een chronische ziekte als long- en hartklachten. Het consortium beveelt aan deze gezondheidsrisico’s voor Nederland beter in beeld te brengen. Het gaat daarbij vooral om het aantal extra ziekenhuisopnamen door de hitte en het aantal mensen dat extra overlijdt. We weten wel wat de effecten zijn maar niet waar deze effecten optreden, alleen op de hete plekken in de steden of meer verspreid over het land.

De standaard stresstest hitte is ontwikkeld door een consortium van kennisinstituten bestaande uit Wageningen University (WUR Wageningen University & Research (Wageningen University & Research)), Hogeschool van Amsterdam (HvA Hogeschool van Amsterdam (Hogeschool van Amsterdam)), Wageningen Environmental Research (WEnR),  Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut)), Stichting Climate Adaptation Services (CAS), Technische Universiteit Delft en het RIVM.