Met het SPR Strategisch Programma RIVM (Strategisch Programma RIVM)-thema "Duurzame zorg en preventie" wil het RIVM  oplossingen vinden om de gezondheidszorg ook in de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. De komende tijd zullen de behoefte aan zorg en het aanbod in de zorg veranderen.  Het aantal ouderen in Nederland groeit  en ouderen worden steeds ouder. De kosten van de zorg stijgen en er dreigt een tekort aan personeel. Technologische ontwikkelingen gaan razendsnel en er komen steeds meer mogelijkheden om de zorg op individuele behoeften toe te snijden. De uitdaging is om met al deze ontwikkelingen de zorg goed, toegankelijk en betaalbaar te houden.

Het thema richt zich hiervoor op drie aspecten:
A. Zorgvernieuwing en innovatie
B. Organisatie en bekostiging van de zorg
C. Preventie

Zorgvernieuwing en innovatie

Nieuwe technologieën in de gezondheidszorg, zoals e-health, dragen bij aan een betere gezondheid. Maar hoe groot is hun toegevoegde waarde en weegt die op tegen de kosten? Om de juiste keuzes te kunnen maken is inzicht nodig in de effecten, de kosten, en de baten van nieuwe technologieën. Hierbij zijn niet alleen de kenmerken van zo'n technologie van belang, maar ook de manier waarop deze toegepast wordt (implementatie).
Het is belangrijk om al in een vroeg stadium te kunnen inschatten welke technologieën kansrijk zijn en hoe ze het beste ingezet kunnen worden. Aansluiting op de behoeften van zorggebruikers en zorgverleners speelt hierbij een rol, net zoals de vraag of een nieuwe technologie een andere behandeling vervangt of juist er bovenop komt. Het SPR Strategisch Programma RIVM (Strategisch Programma RIVM)-thema "Duurzame zorg en preventie" zet in op de verdere ontwikkeling van maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA als instrument om dit soort vragen te onderzoeken.

Organisatie en bekostiging van de zorg

De te verwachten veranderingen in de samenleving vragen om een andere organisatie van de zorg. Het is een uitdaging om zorg op de juiste plek te realiseren, met goede kwaliteit, lage risico's en de juiste balans tussen kosten en baten.
Een belangrijk doel van duurzame gezondheidszorg is het aanbieden van de juiste zorg op de juiste plaats. Daar hoort bij dat mensen langer thuis blijven wonen. Maar mensen die langer thuis wonen blijken meer gebruik te maken van ziekenhuiszorg dan mensen in een verpleeghuis. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Integrale afwegingen waarbij alle aspecten worden meegenomen zijn daarom belangrijk. Een andere organisatie van de formele zorg heeft  namelijk ook gevolgen voor de informele zorg. Zo kan de druk op mantelzorgers toenemen.
Daarnaast is er behoefte aan nieuwe methoden, bijvoorbeeld voor het maken van toekomstverkenningen of het meten van de kwaliteit van zorg. Nieuwe innovatieve modellen zijn ook nodig om toekomstige zorguitgaven te kunnen schatten, of het aantal benodigde mantelzorgers of personeel, en om manieren te vinden voor het omgaan met de toenemende zorgkloof die ontstaat tussen hoger en lager opgeleide mensen.

Preventie

Preventie is een goede en kosteneffectieve manier om de volksgezondheid te verbeteren. Wil preventie bijdragen aan een duurzame gezondheidszorg dan is het belangrijk om oplossingen te vinden voor een aantal uitdagingen. Hoe zorg je er bijvoorbeeld voor dat mensen zich blijvend een gezonde leefstijl aanmeten? Zijn nudges daarvoor een oplossing of zijn er andere manieren nodig? En als laatste, hoe kun je preventie optimaliseren en hoe zorg je voor een goede financiering?

Lopend onderzoek

Voor het SPR-thema "Duurzame zorg en preventie" voert het RIVM de volgende onderzoeken uit:

Wat?
Medische technologie wordt steeds belangrijker voor de gezondheidszorg. Het biedt grote mogelijkheden voor betere en meer efficiënte zorg. De snelle ontwikkelingen op het gebied van medische technologie kunnen echter ook gepaard gaan met risico’s voor patiëntveiligheid. Binnen MT-scan werken wij aan een methode om risico’s van innovatieve medische technologie voor patiëntveiligheid in een vroeg stadium te identificeren. 

Waarom?
Als we in een vroeg stadium weten wat voor risicovolle technologieën eraan komen, kunnen wij hierop inspelen bij het strategisch ontwikkelen van de kennis en expertise binnen het RIVM. Ook streven we naar bredere implementatie van onze horizon scan methode, waarbij de output ook beschikbaar komt voor andere partijen. Daarmee kunnen we dan bijdragen aan het vroegtijdig inzetten van noodzakelijke acties en aanpassingen in beleid en toezicht op nationaal, Europees en internationaal niveau. 

Hoe?
Allereest brengen we in kaart wat voor initiatieven en horizon scans er al bestaan op het gebied van medische technologie, welke van deze initiatieven toepasbaar zijn voor ons doel, en waar mogelijkheden liggen voor samenwerking. Vervolgens stellen we de afbakening en criteria voor onze eigen horizon scan op, welke we toetsen door middel van focusgroepen met interne en externe stakeholders. Op basis hiervan wordt een horizon scan methodiek ontwikkeld met één of meerdere instrumenten, waaronder in ieder geval een slimme ICT Informatie- en communicatietechnologie (Informatie- en communicatietechnologie)-tool. 
 

Wat?
Fabrikanten van medische implantaten gebruiken wetgevende kaders om de productveiligheid aan te tonen. Binnen V-Med willen wij in kaart brengen welke informatie er nodig is om deze implantaatveiligheid nog beter te kunnen inschatten. 

Waarom?
Elk jaar worden er duizenden medische implantaten geplaatst in Nederland. Voor de meeste patiënten verbetert hierdoor hun kwaliteit van leven. Echter, er zijn ook patiënten waarbij er klachten ontstaan. Het is nog niet duidelijk welke eigenschappen van het implantaat precies kunnen leiden tot de ontwikkeling van deze klachten. 

Hoe?
Onze aanpak kent drie pijlers. Ten eerste wordt de huidige wetenschappelijke literatuur bestudeerd voor eigenschappen van implantaten die mogelijk klachten kunnen veroorzaken maar die nog niet meegenomen worden in de huidige veiligheidsbeoordelingen. Vervolgens wordt er gekeken of innovatieve onderzoeksmethoden een toegevoegde waarde kunnen hebben in de context van implantaatveiligheid. Tot slot gaan we met verschillende stakeholders kijken hoe wij de ontbrekende informatie kunnen verkrijgen en wat er nodig is zodat deze informatie geaccepteerd wordt door de relevante stakeholders.

Naam onderzoek: Diagnose ZorgFTE

Wat?
We maken een pilot voor de analyse van de inzet van zorgpersoneel. We doen dit vanuit de demografische en epidemiologische kenmerken van het zorggebruik. Hiervoor wordt de methodiek van de Kosten van Ziekten-studie toegepast en uitgewerkt voor drie deelsectoren van de gezondheidszorg: huisartsenzorg, wijkverpleging en GGZ geestelijke gezondheidszorg (geestelijke gezondheidszorg).

Waarom?
De druk op zorgpersoneel neemt toe, onder andere door de vergrijzing. Ook tijdens de coronacrisis hebben we gezien dat een gebrek aan specifiek zorgpersoneel een knelpunt kan zijn met grote gevolgen.

Een groot deel van de vraag naar zorg en zorgpersoneel hangt samen met de leeftijd en vergrijzing van de bevolking. Er zijn echter ook trends die niet zozeer demografisch gedreven zijn, maar wel degelijk invloed hebben op de vraag naar zorgcapaciteit. Denk bijvoorbeeld aan toenemende mentale klachten onder jongeren en jongvolwassenen en aan de toename van overgewicht en leefstijl gerelateerde aandoeningen. Dit maakt het relevant te onderzoeken of en hoe een epidemiologische benadering van zorgpersoneel meerwaarde biedt aan capaciteitsvraagstukken- en prognoses.
 

Hoe? 
We relateren zorgpersoneel aan de gezondheidstoestand van de Nederlandse bevolking. Zo krijgen we nieuwe inzichten die bruikbaar zijn voor nieuwe toekomstverkenningen en scenarioanalyses. Die ondersteunen (wetenschappelijk onderbouwde) beleidsmaatregelen.

We inventariseren eerst of de huidige gegevens op het gebied van zorgpersoneel beschikbaar en geschikt zijn. Het gaat dan om gegevens over inzet van, vraag naar en aanbod van zorgpersoneel. Vervolgens wordt een theoretisch model gemaakt, als voorbereiding op een rekenmodel. Hiervoor zijn diverse verdeelsleutels en aannames nodig.

De pilot laat zien dat de gegevens uit de huisartsenzorg zich goed lenen voor het combineren van personeelsinzet aan klachten of aandoeningen van patiënten. Binnen de Geestelijke Gezondheidszorg bieden dbc-declaratiegegevens mogelijkheden voor de gespecialiseerd GGZ. Lastiger is de wijkverplegingssector, waar diagnoses van patiënten moeilijk te achterhalen zijn en minder betekenisvol voor de verleende zorg. Hier verkennen we grovere patiëntgroepen zoals patiënten met kort- en langdurig zorg en somatische en psychogeriatrische zorgbehoeften.

Naast het theoretisch model, de inventarisatie van gegevens in de drie sectoren en het maken van verdeelsleutels, zijn toepassingen voor toekomstverkenningen en beleidsmaatregelen verkend. Hierbij is bijvoorbeeld gekeken hoe het benodigd huisartsenpersoneel verandert bij een toename van prevalenties van aandoeningen in de toekomst.
 

Samenwerking
In samenwerking met het Nivel en Tilburg University is een netwerk voor kennisuitwisseling tot stand gekomen waarmee verschillende expertsessies over capaciteitsmodellering zijn georganiseerd. Daarnaast is intensief samengewerkt met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onder andere voor de levering van data voor de GGZ en wijkverpleging.

Inleiding

Binnen de maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA maatschappelijke kosten-batenanalyse (maatschappelijke kosten-batenanalyse)’s) wordt vaak gebruik gemaakt van contingent valuation-methoden, zoals Willingness to Pay of Discrete Choice Experiments (DCE]Discrete Choice Experiments) om de preferenties van burgers te meten. Deze benadering veronderstelt dat welvaartseffecten van beleid kunnen worden afgeleid vanuit fictieve keuzes (stated preference) die mensen maken met hun private middelen, zoals netto-inkomen. Verondersteld wordt dat niet alleen de waarde van consumptiegoederen, maar ook de waarde van overheidsprojecten kan worden afgeleid uit keuzes die individuen maken met hun inkomen. Echter, betalingsbereidheid is mogelijk geen goede benadering om overheidsbeleid te waarderen, omdat afwegingen die individuen maken tussen private middelen en private goederen kunnen afwijken van de manier waarop dezelfde individuen vinden dat de overheid (namens hen) afwegingen moet maken tussen publieke middelen en publieke goederen. Met andere woorden: individuen maken voor zichzelf andere afwegingen dan ze vinden dat de overheid (namens hen) zou moeten doen als het gaat over publieke middelen en publieke goederen.

Doel(en)

Omdat het RIVM ook in de toekomst veel MKBA’s zal uitvoeren is het belangrijk om de methodologische ontwikkelingen betreffende MKBA's kritisch te volgen en ook zelf bij te dragen aan de verdere ontwikkeling ervan. Participatieve waarde-evaluatie (PWEparticipatieve waarde-evaluatie ) is een nieuwe stated preference-methode om de maatschappelijke waarde van beleid te meten vanuit een allocatiebereidheidsbenadering. Een goed uitgekristalliseerde PWE-methodiek kan een aanvulling vormen op de MKBA-werkwijzers die zijn ontwikkeld als vervolg op de CPB Centraal Planbureau (Centraal Planbureau)/PBL Planbureau voor de Leefomgeving (Planbureau voor de Leefomgeving)-leidraad MKBA, waar het gaat om het in kaart brengen van preferenties van burgers. Daarnaast verschaft dit onderzoek inzicht in het gebruik van de PWEparticipatieve waarde-evaluatie naast die van DCE’s en andere waarderingsmethoden.

Aanpak

Aan de hand van literatuuronderzoek en interviews met experts op het gebied van preferentiemethoden van burgers inventariseert CIVILIAN welke problemen gebruikers ervaren bij de toepassing van PWE. Mogelijke oplossingen van deze problemen worden in kaart gebracht. De meest kansrijke oplossingen worden vervolgens verwerkt in een PWE-experiment. Met een gebruikersonderzoek wordt daarna bekeken of deze oplossingen de problemen verhelpen. Indien mogelijk werkt CIVILIAN met een controlegroep om te kijken of de innovaties de tevredenheid van de respondenten vergroten en de PWE’s met deze innovaties tot andere, meer accurate resultaten leiden. In de tweede fase van het project zal de PWE-methode worden toegepast in een ander SPR Strategisch Programma RIVM (Strategisch Programma RIVM)-project gericht op werkende mantelzorgers. Hierbij zullen de behoeften en overbelasting van mantelzorgers worden onderzocht en welk beleid kan bijdragen aan een vermindering van overbelasting. Naast een PWE zal over dit beleid een DCE worden uitgevoerd.

Verwachte resultaten

Dit project is zeer relevant omdat het kan bijdragen aan de verbetering van toepassing van preferentiemethoden. Daarnaast is het wetenschappelijk vernieuwend omdat er nog geen PWE’s ten aanzien van volksgezondheidsbeleid zijn uitgevoerd. De resultaten zullen gepubliceerd worden in internationale peer reviewed tijdschriften met open access. Ook zal er een symposium georganiseerd worden waarvoor experts op het gebied van preferentieonderzoek zullen worden uitgenodigd. Doel van dit symposium is om resultaten te presenteren en met elkaar van gedachten te wisselen over de verschillende manieren van preferentieonderzoek en dan met name de PWE en de DCE.

Lees het wetenschappelijk artikel

Wetenschappelijk artikel:

If you were a policymaker, which treatment would you disinvest? A participatory value evaluation on public preferences for active disinvestment of health care interventions in the Netherlands

A. H. Rotteveel,  M. S. Lambooij, E. A. B. Over, J. I. Hernández, A. W. M. Suijkerbuijk, A. T. de Blaeij, G. A. de Wit en N. Mouter.
Health Economics, Policy and Law , First View , pp. 1 - 16

Wat

Om rookgedrag te veranderen is meer kennis over psychologie en gedrag nodig om te snappen waarom mensen bepaalde keuzes maken. Met die kennis kunnen leefstijlinterventies worden ontwikkeld om mensen te helpen om te stoppen met roken. De RookvrijLoterij richt zich vooral op laagopgeleide mensen.

Waarom

Roken veroorzaakt in Nederland 20.000 sterfgevallen per jaar. De helft van de rokers overlijdt vroegtijdig. Jaarlijks probeert zo’n 40 procent van de rokers te stoppen. Het merendeel van deze stoppogingen mislukt (90 procent). Het grootste deel van de rokers is laagopgeleid. Om hen beter te bereiken is het nodig om op een andere manier te bekijken hoe het gebruik van tabak kan worden ontmoedigd. Het gaat vaak niet om een gebrek aan kennis en motivatie maar om onderliggende psychologische problemen.

Hoe

We bouwen voort op het succesvolle RIVM-onderzoek De Beweegloterij, dat mensen stimuleerde om regelmatig te sporten. Stoppen met roken wordt aan dit programma toegevoegd. Doel is het effect deze aanpak te onderzoeken en eventueel te verbeteren.

De deelnemers volgen een cursus waarvan de aanpak wetenschappelijk onderbouwd is. Zij moeten zich houden aan meerdere wekelijkse deadlines. Op iedere deadline wordt een prijs verloot onder alle deelnemers. Daarover krijgt elke deelnemer bericht. De winnaars krijgen hun prijs alleen als ze die week niet gerookt hebben. Als iemand toch heeft gerookt, loopt hij de prijs mis. De spijt die mensen dan voelen, is een stok achter de deur om de sigaret te laten liggen.

Samenwerking

Vanaf de start werkt het project samen met belanghebbenden om de effectiviteit van de RookvrijLoterij te meten. De cursus richt zich met name op laagopgeleiden en wordt samen met hen ontwikkeld.

Dit project valt ook onder het ondersteunende thema "Perceptie en gedrag".

Dit project bestaat uit 3 verschillende onderdelen:

A. Een toekomstverkenning naar vraag en aanbod van werkende mantelzorgers
B. Een inventarisatie van ondersteuningsbehoeften van werkende mantelzorgers
C. Een onderzoek naar het proces en effect van een participatieve aanpak op de werkplek ter ondersteuning van werkende mantelzorgers

Het onderzoek is een samenwerking met het Amsterdam UMC Universitair Medisch Centrum (Universitair Medisch Centrum)/Afdeling Sociale Geneeskunde.

Hieronder wordt een beschrijving gegeven van elk van deze onderdelen.

A. Een toekomstverkenning naar vraag en aanbod van werkende mantelzorgers

Wat
Het RIVM wil de ondersteuning aan werkende mantelzorgers van thuiswonende ouderen verbeteren. Daarvoor is inzicht nodig in het (toekomstig) aantal werkende mantelzorgers in Nederland en waar zij mogelijk mee te maken krijgen in het combineren van werk en mantelzorg.

Waarom
De vergrijzing in Nederland stelt de samenleving voor verschillende uitdagingen. Het aandeel ouderen groeit sterk en ouderen wonen steeds langer thuis. Naarmate mensen ouder worden, krijgen zij vaker te maken met gezondheidsproblemen. Zij worden daarmee in meer of mindere mate afhankelijk van hun sociale netwerk zoals familie, vrienden, of buren, oftewel mantelzorgers. Vaak zijn mantelzorgers echter op meerdere fronten belast omdat zij werk en mantelzorg combineren. Dit geldt in Nederland voor 1 op de 5 werknemers. In de zorgsector is dat zelfs 1 op de 3. 

Hoe
Verschillende aspecten, trends en ontwikkelingen rondom mantelzorg, en in het bijzonder rondom werkende mantelzorgers, zijn in kaart gebracht. Voor het opstellen van een conceptueel model met de belangrijkste beïnvloedende factoren van het geven van mantelzorg door werkenden, is een literatuuronderzoek uitgevoerd en is een multidisciplinaire groep experts geraadpleegd vanuit de wetenschap, beleid, en maatschappelijke organisaties. Dit is gedaan door middel van een Group Model Building oefening en een schriftelijke Delphistudie. Het model is gebruikt als handvat voor het verder uitvoeren van een toekomstverkenning waarin we trends en toekomstige ontwikkelingen rondom werk en mantelzorg hebben beschreven. Voor de trendanalyses is gebruik gemaakt van data over betaald werk, mantelzorg en het aantal zorgbehoevenden in de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen uit 2020 (GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en, RIVM en CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek)). 

Publicaties

B. Een inventarisatie van ondersteuningsbehoeften van werkende mantelzorgers

Wat
Het RIVM wil de ondersteuning aan werkende mantelzorgers van thuiswonende ouderen verbeteren. Het doel van dit onderdeel was om inzicht te krijgen in de behoeften aan ondersteuning van werkende mantelzorgers bij het kunnen volhouden van de combinatie van werk en mantelzorgtaken. Ook werd geïnventariseerd welke hulp en ondersteuning  oudere zorgbehoevende prefereren om ervoor te zorgen dat mantelzorgers niet overbelast raken. 

Waarom
Mantelzorgers die de zorg combineren met een betaalde baan worden vaak op meerdere fronten belast, omdat zij meerdere rollen en taken moeten combineren (werk, privé, zorg). De ondersteuning van werkende mantelzorgers is van essentieel belang zodat zij de zorg in goede gezondheid kunnen volhouden en ook duurzaam inzetbaar blijven op werkgebied. Over welke (bestaande) ondersteuning aansluit bij de behoeften van werkende mantelzorgers en ouderen, en welke ondersteuning er verder nog nodig is, is echter nog onvoldoende bekend.

Hoe
De behoeften aan (mantelzorg)ondersteuning zijn in kaart gebracht, waarbij zowel de werkende mantelzorgers zelf, als de oudere zorgbehoevenden nauw zijn betrokken. Een gevarieerde groep werkende mantelzorgers is geïnterviewd over hun ervaringen. Daarnaast is ook aan thuiswonende ouderen gevraagd wat zij belangrijk vinden in de ondersteuning van mantelzorgers. Dit is gedaan door de methode ‘story completion’, waarin ouderen zich konden inleven in verschillende casussen en dilemma’s over de ondersteuning van ouderen en hun mantelzorgers. 

Publicaties

C. Een onderzoek naar het proces en effect van een participatieve aanpak ter ondersteuning van werkende mantelzorgers 

Wat
Het RIVM wil de ondersteuning aan werkende mantelzorgers verbeteren. In dit onderdeel doen we onderzoek naar het inzetten van een participatieve aanpak op de werkplek als manier om werknemers met mantelzorgtaken te ondersteunen in het combineren van werk, privéleven en mantelzorg. In deze gestructureerde aanpak gaat een medewerker samen met de eigen leidinggevende (en met ondersteuning van een procesbegeleider) aan de slag met het voorkomen en oplossen van knelpunten in de combinatie van werk, mantelzorg en privé. Het doel is om inzicht te krijgen in de ervaringen van de participatieve aanpak, en of de aanpak effectief is op het verminderen van rolconflict. 

Waarom
Mantelzorgers die de zorg combineren met een betaalde baan worden vaak op meerdere fronten belast, omdat zij meerdere rollen en taken moeten combineren (werk, privé, zorg). De ondersteuning van werkende mantelzorgers is van essentieel belang zodat zij de zorg in goede gezondheid kunnen volhouden en ook duurzaam inzetbaar blijven op werkgebied. 

Hoe
De invoering van en de ervaringen met de participatieve aanpak worden met verschillende methodieken geëvalueerd (interviews, vragenlijsten, veldnotities). Het effect van de participatieve aanpak wordt onderzocht door middel van een gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeksopzet (RCT Randomized controlled trial (Randomized controlled trial)), waarbij de ene groep de participatieve aanpak aangeboden krijgt, en een andere groep (nog) niet. Het onderzoek vindt plaats binnen verschillende werkgevers. 

Publicaties
In wording. 

Naam onderzoek: BUTZ

Wat?
Schattingen van zorggebruik en -uitgaven kunnen worden verbeterd door meer gegevens op persoonsniveau te gebruiken over bijvoorbeeld diagnose, behandeling en kosten, leeftijd, geslacht, inkomen en gezinssamenstelling. Deze anonieme persoonsgeboden data worden gebruikt om de schattingen voor een aantal aandoeningen te verbeteren en die te vertalen naar aantallen zieken in de bevolking en hun uitgaven.

Waarom?
Het RIVM wil hiermee bijdragen aan het maatschappelijke debat over de houdbaarheid van zorg en zorguitgaven. Met een beter beeld van zorguitgaven en de mogelijke consequenties van maatschappelijke, politieke of beleidsmatige keuzes. Daarvoor gaat het RIVM nieuwe methoden ontwikkelen om verbanden te leggen tussen (toekomstige) bevolkingssamenstelling en -ontwikkeling (demografie), de mate waarin aandoeningen voorkomen, zorguitgaven en waar mogelijk ook zorggebruik.

Hoe?
Van patiënten wordt zo goed mogelijk in beeld gebracht welke zorg zij hebben gebruikt en wat de kosten daarvan zijn. Deze resultaten worden vervolgens vergeleken met bestaande methoden, en er wordt bekeken wat de verschillen daartussen zijn. Als de resultaten betrouwbaar genoeg zijn, gaat BUTZ met wiskundige analyses proberen een onderscheid te maken tussen verschillende beïnvloedende factoren, zoals demografie en epidemiologie, en meer persoonsgerelateerde kenmerken.

Naam onderzoek: BUTZ-projectie

Wat?
Het doel van dit project is kennis op te bouwen voor het maken van beschrijvende en beleids-projecties van zorguitgaven 

Waarom?
Zorguitgaven zijn in vrijwel alle landen een belangrijk deel van de collectieve lasten. Daarom is het voor beleidsmakers belangrijk om een goed zicht op ontwikkelingen in de zorguitgaven te hebben. Hierbij staan centraal: a) een goed begrip van recente ontwikkelingen in deze uitgaven en hoe deze te verklaren zijn (beschrijvende projecties) en b) goede schattingen over hoe beleid invloed zou kunnen hebben op het toekomstverloop (beleidsprojecties). Er zijn een aantal belangrijke problemen met de huidige projecties van zorguitgaven: Geen van de bestaande beschrijvende projecties biedt volledig zicht op alle ontwikkelingen die toekomstige zorguitgaven beïnvloeden. 

Hoe?
Het project begint met een literatuurstudie om inzicht te krijgen in welke methode bruikbaar is voor welk type projectie en welke voorbeelden daarvan bestaan. Vervolgens moet een van de methoden worden geselecteerd. Daarna volgt  met een review gericht is op het in kaart brengen van modellen die twee verschillende doelen verenigen: a) het maken van toekomstprojecties op het gebied van leefstijl, ziekten en ziektekosten en b) het evalueren van de invloed van beleid op deze uitkomsten. Vervolgens wordt dit in een case study uitgewerkt.

Samenwerking
Binnen SPR Strategisch Programma RIVM (Strategisch Programma RIVM) wordt samengewerkt met het project SOCIETAL, omdat daar onderzoek gedaan zal worden naar de rol van sociaal economische status (SES Sanitary Epidemiology and Surveillance (Sanitary Epidemiology and Surveillance)) voor de zorguitgaven. Externe partners zijn: VEKTIS , Zorginstituut Nederland en de Nederlandse Zorgautoriteit. Met de externe partners zal nauw worden samengewerkt.

Naam onderzoek: SEAMleSS

Wat?
Medische vernieuwingen kunnen de kwaliteit van zorg verbeteren. Maar ze kunnen ook hogere kosten veroorzaken. Het RIVM wil de mogelijke impact van nieuwe ontwikkelingen in en voor de gezondheidszorg in kaart brengen.

Waarom?
De kosten en de kwaliteit van de zorg zijn onder andere belangrijk om de zorg duurzaam te houden. Dat wil zeggen: betaalbaar en toegankelijk, van goede kwaliteit, nu en in de toekomst. Voor nieuwe ontwikkelingen moet dus steeds gekeken worden of zij de duurzaamheid verbeteren.

Belangrijk voor duurzame zorg zijn bijvoorbeeld: kosten en effecten, maatschappij en individu, ethiek, gezondheid en veiligheid. Al deze factoren samen bepalen de impact van een nieuwe ontwikkeling op de zorg. Het RIVM zal benoemen welke factoren ervoor zorgen dat de implementatie van innovaties slaagt of mislukt en die in een matrix vormgegeven. Experts zullen de matrix gebruiken voor medische innovaties die nu bijna klaar zijn om te worden geïmplementeerd.

Hoe?
Eerst selecteren experts medische innovaties die wel of niet succesvol zijn geïmplementeerd in het zorgsysteem. Per innovatie wordt beoordeeld welke factoren bepaalden of het een succes of mislukking werd. Voor de ontwikkeling van de implementatiematrix is kennis nodig over: innovatie en technologie, voorspellende studies, implementatieonderzoek, wetgeving over medische innovatie, maatschappelijk perspectief, gezondheidseconomie en verschillende fasen van het innovatieproces.

Publicatie

Factsheet: Zorginnovaties. Een checklist voor succesvolle implementatie. Anita Suijkerbuijk, Adrie de Bruijn, Mandy Stok en Marleen Jansen. Bilthoven, RIVM, 2022.

(inclusief maatschappelijk belang en strategische aspecten)

Wat

Het RIVM brengt de huidige sociaal-economische verschillen in zorggebruik en zorguitgaven in kaart en vergelijkt deze met die van 2003. De gegevens over zorguitgaven en welke sociaal-economische groepen daarvan gebruik maken, worden tot nu toe in beperkte mate gekoppeld aan ziekten en andere indicatoren van gezondheid.

Waarom

De solidariteit in het Nederlandse zorgsysteem, een van de belangrijkste pijlers, staat onder druk. Bepaalde groepen in de bevolking geven veel meer uit aan zorg dan andere. Dit roept de vraag op of het stelsel nog wel solidair is. De verschillen in zorguitgaven worden vooral verklaard door de leefstijl en sociaal-economische kenmerken van mensen.

Hoe

De volgende vragen komen aan bod in een literatuurstudie en een analyse van beschikbare data: 1. Verschillen zorggebruik en -uitgaven van mensen met een ander opleidings- en inkomensniveau? 2. Zijn het zorggebruik en zorguitgaven voor specifieke aandoeningen verschillend per opleidings- en inkomensniveau?
Verkennend wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn en wat de meerwaarde voor onderzoek naar sociaal-economische verschillen in zorggebruik en zorguitgaven wanneer enkele indicatoren en/of samengestelde maten van sociaal-economische positie worden toegevoegd.

Naam onderzoek: Zelftesten en zelfmonitoring: verkenning van het landschap en effecten op zorggebruik en kosten

Wat?
Het doel van dit project is om te inventariseren welke zelftesten voor de eigen gezondheid er zijn. En inzicht te krijgen in de kansen en risico’s ervan voor zorggebruik, kosten van zorg en ervaren gezondheid. Deze kennis is belangrijk om klaar te staan voor beleidsvragen van de toekomst. Een toekomst waarin burgers steeds meer eigen regie hebben over hun zorg.

Waarom?
Het aanbod van zelftesten voor de gezondheid wordt steeds uitgebreider. Je kunt deze testen kopen in apotheken, drogisterijen, maar ook online bestellen via webshops. Door zelftesten kunnen burgers meer inzicht krijgen in hun gezondheid. Bovendien wordt eigenaarschap van eigen gezondheid ook gestimuleerd, onder andere door het beschikbaar komen van persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGOs). Het is nog onduidelijk of het brede aanbod van zelftesten leidt tot minder of meer effectief zorggebruik en een verbetering van gezondheid.

Hoe?

  • We brengen het landschap van zelftesten en zelfmonitoring in kaart. En categoriseren ze op basis van verschillende kenmerken van testen/monitoring.
  • We inventariseren potentiële positieve en negatieve effecten van zelftesten en zelfmonitoring op verschillende uitkomsten. Zoals zorggebruik, kosten en ervaren gezondheid.
  • We onderzoeken onderzoeken de bereidheid van het Nederlandse publiek te betalen voor drie specifieke zelftesten door middel van willingness-to-pay studie (WTP).

We leiden de kosten of kostenbesparing in de zorg af door de resultaten van de WTP te vergelijken met de daadwerkelijke kosten van de zelftesten en gegevens uit de literatuur over zorgkosten in de Nederlandse context.

Samenwerking
We werken samen met het NIVEL Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg). Het project hangt samen met het SPR Strategisch Programma RIVM (Strategisch Programma RIVM)-project over gepast gebruik van zorg: MED.

Naam onderzoek: ZO-OUD2040

Wat?
We gaan een integraal beeld schetsen van de 70-plussers van 2040 en de twee factoren die de behoefte aan zorg en ondersteuning van ouderen het meest bepalen: complexe gezondheidsproblemen en hulpbronnen. Daarbij kijken we naar een combinatie van de twee factoren. We dragen bouwstenen aan voor een langetermijnvisie op de toekomstige zorg en ondersteuning voor ouderen.

Waarom?
Een van de taken van het RIVM is om de volksgezondheid, zorg en ondersteuning en de ontwikkelingen daarin in kaart te brengen (VTV Volksgezondheid Toekomst Verkenning (Volksgezondheid Toekomst Verkenning)). Om de zorg en ondersteuning af te stemmen op de gezondheidsvraagstukken van de toekomst, onderzoekt het RIVM hoe de toekomstige volksgezondheid van de Nederlandse bevolking zich ontwikkelt. Het geeft ook de belangrijkste oorzaken van veranderingen aan.

Hoe?
We selecteren hiervoor trends uit de VTV en andere toekomstverkenningen in de literatuur. Daarnaast worden experts geraadpleegd en analyseren we de samenhang van trends op basis van beschikbare data, zoals de Doetinchem Cohortstudie.

Naam onderzoek: MED

Wat?
Sommige zorg levert geen gezondheidswinst of zelfs schade op voor (bepaalde) patiënten. Deze zorg noemen we low value care. Het doel van MED Medical Exposure Directive (Medical Exposure Directive)-Care is om inzicht te krijgen hoe verminderen  van low-value care bijdraagt aan positieve maatschappelijk effecten zoals beheersing van zorguitgaven en verhoging van gezondheid en welvaart.

Waarom?
Vermindering  van low-value care kan bijdragen aan beheersbare zorguitgaven en kwaliteit van zorg. Daarom is dit onderwerp onderdeel geworden van de hoofdlijnenakkoorden in de zorg (HLA). En zijn veel zorgaanbieders bezig om dit uit te werken, ondersteund door nationale en internationale programma’s. Maar het is nog onbekend hoe de maatschappelijke bijdrage van verminderen van low-value care aan houdbare zorg gestructureerd in kaart gebracht kan worden. Op basis van kwalitatieve en kwantitatieve analyses probeert het RIVM kennis over dit onderwerp te krijgen en hiervoor een handleiding te ontwikkelen.

 

Hoe?
Het project bestaat uit drie onderdelen:

  1. Welke overzichten van low-value care zijn er en welke zorg staat op deze lijsten?
  2. Hoe kunnen de maatschappelijke effecten van het verminderen van low-value care kwantitatief in kaart worden gebracht?
  3. Welke rol speelt de context bij implementatie van nieuwe inzichten over low-value care?

Samenwerking
In dit project wordt samengewerkt met ZE&GG, TALMA en IQ Healthcare.

Naam onderzoek: Solidarity in health Outcomes and Costs with respect to Income and Education: Trends and AnaLyses (SOCIETAL)

Wat?
Welke maatschappelijke determinanten verklaren de verschillen in gezondheid en zorggebruik tussen sociaaleconomische groepen? En hoe beïnvloeden deze verschillen de solidariteit en betaalbaarheid van het zorgstelsel?

Waarom?
De verwachte stijging van de zorguitgaven zet druk op de solidariteit. Daarmee bedoelen we de bereidheid om mee te betalen aan de zorg voor anderen. Maatschappelijke determinanten zoals werkstatus, woonomgeving en armoede hangen samen met een minder goede gezondheid en meer zorggebruik. Toch weten we maar weinig over de het relatieve belang van maatschappelijke determinanten voor verschillen in zorggebruik tussen sociale groepen.

Hoe?
Allereerst wordt een literatuurstudie gedaan om de belangrijkste maatschappelijke determinanten in kaart te brengen. Vervolgens wordt de bereidheid om te betalen voor zorg voor anderen geschat als maatstaf van solidariteit. Ook wordt onderzocht hoe verschillende beleidsmaatregelen gericht op sociaaleconomische groepen, zoals preventiemaatregelen of eigen betalingen, de relatie tussen zorggebruik, zorgkosten en solidariteit beïnvloeden.

Samenwerking
We werken samen met het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) en enkele universiteiten. Later in het project betrekken we nog andere externe partners bij het onderzoek.

Naam onderzoek: duurzame en succesvolle inzet van thuiszorgtechnologie ter verlichting van druk op thuiszorgmedewerkers en mantelzorgers (TZT-verlicht)

Wat?
Wat zijn de behoeftes van thuiszorgmedewerkers om hun werk beter vol te houden? Hoe kan thuiszorgtechnologie hieraan bijdragen en wordt uitval voorkomen? Het doel van dit project is om inzicht te krijgen in deze vragen. Daarbij wordt (als mogelijk) ook onderzocht hoe deze technologie succesvol en duurzaam kan worden geïmplementeerd.

Waarom?
De Nederlandse bevolking wordt gemiddeld steeds ouder en het aantal ouderen groeit. Zij worden gestimuleerd om langer thuis te wonen. Sommige ouderen hebben hierbij formele en informele zorg en ondersteuning nodig. Maar de druk hierop groeit. Dat komt door dreigende tekorten aan thuiszorgpersoneel en mantelzorgers en ook uitval door fysieke/mentale belasting. Het aanbod van innovatieve, technologische ondersteuningsvormen ontwikkelt zich snel. Mogelijk kan dit bijdragen aan het oplossen van tekorten aan menskracht. Ook kunnen technologische innovaties de fysieke en mentale belasting van thuiszorgmedewerkers en mantelzorgers verminderen. En zo de kans op uitval verkleinen.

Hoe?
Het project bestaat uit twee onderdelen:

  • Onderdeel 1: 
    • Literatuurstudie om de werkelijke praktische behoeften van thuiszorgmedewerkers en mantelzorgers in kaart te brengen, specifiek gericht op de situatie in Nederland.
    • Focusgroepen met thuiszorgmedewerkers (evt gevolgd door mantelzorgers) om de werkelijke praktische behoeften in te schatten en in hoeverre (welke) technologie kan bijdragen aan het oplossen van de knelpunten. Als laatste kan eventueel een workshop worden gehouden met deskundigen, bijv technische universiteiten, om zicht te krijgen op mogelijke technologische oplossingen voor de knelpunten die uit de literatuurstudie naar voren kwamen.
  • Onderdeel 2
    • Op basis van de bevindingen uit onderdeel 1 wordt in overleg met de Adviesgroep en intern de programma coördinator besloten welke technologische oplossingen verder onderzocht worden. Dit om een inschatting te maken van de mogelijke kosten en baten van de technologie en de randvoorwaarden die er zijn voor een succesvolle implementatie.

Samenwerking
Voor het ontwikkelen van een model zoeken we samenwerking met Tilburg University en Hogeschool Rotterdam/lectoraat Technische Innovatie in de Zorg.