Op deze pagina staan de belangrijkste resultaten van ronde 1 t/m 4 (winter 2021) van het PIENTER Corona onderzoek. Let op! Deze pagina bevat alleen resultaten tot aan de winter (februari/maart) van 2021.
Algemene informatie
De eerste ronde van het PIENTER Corona onderzoek was in april en mei 2020. In totaal zijn er in deze ronde ruim 3.200 bloedmonsters onderzocht. In de tweede ronde, in juni en juli 2020 onderzocht het RIVM ruim 7.300 monsters. De derde ronde van het PIENTER Corona onderzoek vond plaats in september en oktober 2020. In februari en maart 2021 vond de vierde ronde plaats. Zowel ronde 3 als ronde 4 bevatte ongeveer 6.500 bloedmonsters. Over het algemeen komt bij iedere ronde iets meer dan de helft van de bloedmonsters van vrouwen. Ook doen meestal iets meer oudere dan jongere deelnemers mee. In onze analyses houden we hier rekening mee.
Mensen met antistoffen
De onderzoeksresultaten laten zien welk deel van de Nederlandse bevolking antistoffen heeft gemaakt tegen het coronavirus (SARS (severe acute respiratory syndrome)-CoV (coronavirus)-2) dat COVID-19 veroorzaakt. Op die manier kunnen we een inschatting maken van het aantal mensen dat afweer heeft opgebouwd tegen het virus door besmetting, en sinds de start van de vaccinatiecampagne begin 2021 door vaccinatie. Dat noemen we de seroprevalentie. Tijdens de eerste onderzoeksronde in het voorjaar van 2020 was dit iets minder dan 3%. In de tweede ronde in de zomer van 2020 steeg dit naar 4,5%, en tijdens de derde onderzoeksronde in het najaar van 2020 was dit ongeveer 5%. In februari 2021 was de seroprevalentie ruim 14%. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen deelnemers die antistoffen hadden door besmetting met het coronavirus (~12%) en deelnemers die antistoffen hadden als resultaat van vaccinatie (~2%). Op landelijk niveau zagen we geen verschil tussen mannen en vrouwen en ook niet tussen mensen van verschillende etnische komaf.
Op basis van de tweede onderzoeksronde hebben we aan kunnen tonen dat social distancing (afstand houden) een belangrijke maatregel is om verspreiding van het virus te stoppen. Deelnemers die zich namelijk beter aan het advies van de 1,5 meter afstand hielden, hadden minder vaak antistoffen in hun bloed tijdens de eerste golf: bij 5,5% van de deelnemers die zich minder goed aan afstandsregel hielden, werden antistoffen in het bloed gevonden. En van de mensen die juist wel afstand houden bij hun contacten, werd slechts bij 4% antistoffen gevonden in het bloed. Deelnemers die vooral contact hadden met kinderen onder de 10 jaar werden tijdens die ontmoetingen nauwelijks besmet. Deelnemers die aangaven een beroep te hebben waarin ze fysiek contact hebben met kinderen, waren niet vaker besmet. Ook groepsgrootte bleek een belangrijke voorspeller voor besmetting. Bij 6,2% van de deelnemers die in de eerste golf een bijeenkomst (met meer dan 20 mensen) in een binnenruimte hadden bezocht, werden antistoffen in het bloed gevonden. Dit was bijna 1,5 keer vaker dan bij de mensen die geen bijeenkomsten hadden bezocht (4,2%). Andere conclusies die uit de analyses naar voren kwamen, zijn te lezen in het wetenschappelijke artikel.
Uit de derde en vierde onderzoeksronde blijkt dat bij 90% van de mensen bij wie antistoffen tegen SARS-CoV-2 in het bloed zijn gevonden, bijna een jaar later nog steeds antistoffen in het bloed aanwezig zijn. Het gaat hierbij om het type antistof IgG (Immunoglobulin G). Dit is uiteindelijk de belangrijkste type antistof, want deze zorgt voor bescherming op de lange termijn. Ook blijkt dat de antistoffen over de tijd sterker zijn geworden. Ze binden zich beter aan het virus en daarom zijn minder antistoffen nodig om hetzelfde werk te doen. Lees de wetenschappelijke publicatie met beschrijving van deze resultaten en andere conclusies.
Bekijk de video: Drie vragen over PIENTER-resultaten
Leeftijdsverdeling van mensen met antistoffen
In onderstaande figuur staat het percentage deelnemers met antistoffen over de leeftijden verdeeld in de bevolking (van 1 tot 91 jaar) na de eerste golf in 2020. De gegevens uit het onderzoek rekenen we om naar de algemene bevolking. Bij iedere leeftijd schatten we welk deel uit de Nederlandse bevolking in contact is geweest met het coronavirus. Sinds de vierde ronde in februari 2021 maken we daarnaast ook onderscheidt naar opbouw van afweer door vaccinatie.
De lijnen geven per leeftijd een schatting weer van het percentage mensen in de Nederlandse bevolking dat antistoffen tegen het virus heeft aangemaakt. Het lichter gekleurde gebied rond de lijn is de onzekerheidsmarge en toont tussen welke waarden het precieze percentage staat. Elke lijn staat voor een ander meetmoment. De lichtgroene stippellijn is gebaseerd op de resultaten van de tweede onderzoeksronde (juni/juli 2020). De middelgroene stippellijn toont de resultaten van de derde onderzoeksronde (september/oktober 2020). De donkergroene stippellijn toont het percentage mensen in de Nederlandse bevolking dat in de vierde onderzoeksronde (februari/maart 2021) antistoffen had aangemaakt door besmetting met het coronavirus. De oranje lijn representeert het totale percentage mensen in de Nederlandse bevolking dat in de vierde onderzoeksronde (februari/maart 2021) antistoffen had aangemaakt. Het verschil tussen de donkergroene stippellijn en de oranje lijn toont de opbouw van antistoffen door vaccinatie.
De grafieken van de leeftijdsverdeling van mensen met antistoffen hebben allemaal een vergelijkbare vorm. De groep jongvolwassenen is elke ronde de groep met het hoogste percentage: in de vierde ronde had zo’n 25% van hen antistoffen. Bij kinderen in de basisschoolleeftijd is het percentage in de vierde ronde licht gestegen in vergelijking met de vorige ronde, maar blijft nog steeds lager dan oudere leeftijdsgroepen. In de groep van 70 tot 75 jaar waren ten tijde van de vierde onderzoeksronde nog geen deelnemers gevaccineerd, net als bij de deelnemers jonger dan 18 jaar. Het grootste deel van de gevaccineerde volwassenen in de beroepsbevolking bestond uit zorgmedewerkers.
Figuur 1: Percentage mensen met antistoffen per leeftijd over de tijd (ronde 2-4). De oranje lijn laat de totale seroprevalentie na infectie en vaccinatie in ronde 4 (februari/maart 2021) zien.
Mensen met antistoffen per regio
We kijken ook naar de verspreiding van het virus door Nederland. In onderstaande figuur staat het percentage mensen per GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) regio dat het virus heeft gehad sinds de eerste golf. Een lichtere kleur (lichtoranje) betekent gemiddeld per regio een lager percentage en een donkerde kleur (donkerrood) betekent gemiddeld een hoger percentage per regio (tot 24%).
Duidelijk is te zien dat in de eerste golf het voorkomen van antistoffen in de noordelijke provincies een stuk lager was dan in het midden en vooral het zuiden van Nederland. Hoewel de seroprevalentie in de zuidelijke provincies nog steeds het hoogste is na de tweede golf (ronde 4 – februari/maart 2021), is het verschil met de andere regio’s wat afgenomen, waarbij de sterkste stijgingen zijn te zien in de GGD regio’s Twente, Zuid-Holland-Zuid en Zuid-Limburg.
Figuur 2: Percentage mensen met antistoffen door infectie over de tijd (ronde 2-4), per GGD regio.
Het figuur hieronder illustreert het totale percentage mensen met antistoffen door infectie en vaccinatie in de vierde ronde (februari/maart 2021) (op een schaal van 0 tot 100%), per GGD regio.
Figuur 3: Totaal percentage mensen met antistoffen door infectie en vaccinatie in ronde 4 (februari/maart 2021) (schaal 0-100%), per GGD regio.
Klachten
In iedere onderzoeksronde vullen de deelnemers een vragenlijst in met vragen over de klachten die zij hadden. In onderstaande tabel is voor elke klacht te zien hoeveel procent van de deelnemers in ronde 1 deze klacht had. De deelnemers zijn ingedeeld in twee groepen. Er zijn deelnemers die op dat moment antistoffen tegen SARS-CoV-2 in het bloed hadden. Zij hebben contact gehad met dit coronavirus en zijn seropositief. Ook zijn er deelnemers die op dat moment geen antistoffen in het bloed hadden waarbij de kans groot is dat ze geen contact met het virus hebben gehad. Zij zijn seronegatief.
De seropositieven hadden vaker klachten dan degene zonder antistoffen. De meest genoemde klachten bij de seropositieven waren hoofdpijn, hoesten, loopneus, gewrichtspijn en verlies van reuk en/of smaakvermogen. Verlies van reuk en/of smaakvermogen was het meest kenmerkend voor deelnemers die contact hebben gehad met het coronavirus. Het verschil tussen het aantal seropositieven (52,7%) en seronegatieven (3,6%) was voor deze klacht namelijk het grootst. Verlies van reuk en smaak is dus een erg specifieke klacht die past bij COVID-19.
Tabel 1: Percentage gemelde klachten door seropositieve en seronegatieve deelnemers aan ronde 1.
Klacht |
Seropositief |
Seronegatief |
Totaal |
Hoofdpijn |
64,9% |
32,6% |
33,3% |
Loopneus |
60,8% |
36,7% |
37,3% |
Hoesten |
60,8% |
29,5% |
30,2% |
Gewrichtspijn |
56,8% |
16,2% |
17,1% |
Verlies van geur en/of smaakvermogen |
52,7% |
3,6% |
4,8% |
Algehele malaise |
46,0% |
10,8% |
11,6% |
Keelpijn |
44,6% |
26,0% |
26,4% |
Koorts |
43,2% |
11,8% |
12,5% |
Spierpijn |
29,7% |
10,5% |
10,5% |
Diarree |
24,3% |
12,6% |
12,9% |
Prikkelbaarheid / verwarring |
23,0% |
7,6% |
7,9% |
Buikpijn |
17,6% |
11,9% |
12,0% |
Kortademigheid |
17,5% |
8,2% |
8,4% |
Misselijkheid / overgeven |
17,6% |
6,7% |
7,0% |
Leeftijdsverdeling van de deelnemers
De gemiddelde leeftijd van de deelnemers is 45 jaar. De jongste deelnemer is 1 jaar en de oudste deelnemer 91 jaar. In onderstaande figuur staat de verdeling in leeftijd van de deelnemers. De leeftijdsgroepen 55-64 jaar en 65-74 jaar zijn het meest vertegenwoordigd.
Aantal deelnemers per gemeente
Onderstaande figuur toont het aantal deelnemers met een bloedmonster voor de verschillende gemeenten in Nederland. Hoe groter de blauwe stip, hoe meer mensen uit die gemeente een bloedmonster hebben opgestuurd. De verdeling van bloedmonsters voor iedere gemeente lijkt op de verdeling van de bevolking in Nederland: er doen meer mensen mee uit de Randstad. Bij het analyseren van de onderzoeksresultaten houden we rekening met verschillen in geslacht, leeftijd, regio en etnische achtergrond van de deelnemers.
Figuur 4: Aantal deelnemers per gemeente
De resultaten van het PIENTER Corona onderzoek brengen we uit in wetenschappelijke artikelen zodat ze voor iedereen te lezen zijn. Andere landen kunnen hierdoor ook voordeel hebben van dit onderzoek en belangrijke conclusies gebruiken voor het maken van hun volksgezondheidsbeleid. Wanneer er artikelen online komen, delen we ze op deze pagina.
Analyse van de SARS (severe acute respiratory syndrome)-CoV (coronavirus)-2 seroprevalentie en risicofactoren, en symptomen in relatie tot hoogte van antistoffen na infectie tijdens de eerste golf (op basis van data uit ronde 1):
Vos ERA, den Hartog G, Schepp RM, et al. Nationwide seroprevalence of SARS-CoV-2 and identification of risk factors in the general population of the Netherlands during the first epidemic wave. Journal of Epidemiology and Community Health. 2020:jech-2020-215678.
Het effect van social distancing (afstand houden) op contactpatronen in de bevolking (op basis van data uit ronde 1 en 2):
Backer JA, Mollema L, Vos ER, et al. Impact of physical distancing measures against COVID-19 on contacts and mixing patterns: repeated cross-sectional surveys, the Netherlands, 2016–17, April 2020 and June 2020. Eurosurveillance. 2021;26(8):2000994.
Schatting van de proportie asymptomatische SARS-CoV-2 infecties in de populatie (op basis van data uit het PIENTER3 onderzoek, en PIENTER Corona ronde 1 en 2):
McDonald SA, Miura F, Vos ERA, et al. Estimating the asymptomatic proportion of SARS-CoV-2 infection in the general population: Analysis of nationwide serosurvey data in the Netherlands. European Journal of Epidemiology. 2021
Het effect van social distancing maatregelen op SARS-CoV-2 infectie na de eerste golf (op basis van data uit ronde 2):
Vos ERA, van Boven M, den Hartog G, et al. Associations between measures of social distancing and SARS-CoV-2 seropositivity: a nationwide population-based study in the Netherlands. Clin Infect Dis. 2021;
De duur van immuniteit en bindingssterkte van SARS-CoV-2 antistoffen ruim een half jaar na infectie (op basis van data uit ronde 1 t/m 3):
den Hartog G, Vos ERA, van den Hoogen LL, et al. Persistence of antibodies to SARS-CoV-2 in relation to symptoms in a nationwide prospective study. Clinical Infectious Diseases. 2021
De laboratorium methode om antistoffen tegen SARS-CoV-2 te meten:
den Hartog G, Schepp RM, Kuijer M, et al. SARS-CoV-2–Specific Antibody Detection for Seroepidemiology: A Multiplex Analysis Approach Accounting for Accurate Seroprevalence. The Journal of Infectious Diseases. 2020; 22(9):1452-61
Over de wetenschappelijke achtergrond van het PIENTER3 onderzoek heeft het RIVM eerder een artikel gepubliceerd:
Verberk JDM, Vos RA, Mollema L, et al. Third national biobank for population-based seroprevalence studies in the Netherlands, including the Caribbean Netherlands. BMC Infect Dis. 2019;19(1):470.