Op deze pagina staan de belangrijkste resultaten van het onderzoek. Sommige resultaten zijn al bijgewerkt tot en met ronde 13 (najaar 2024). Een laatste update volgt later dit jaar.

Algemene informatie

Het PIENTER Corona onderzoek is gestart in april 2020. Zoals te zien in figuur 1 vond hierna elke paar maanden een nieuwe onderzoeksronde plaats. Zowel in ronde 2 als in ronde 6 is de studiegroep uitgebreid met nieuwe deelnemers. De elfde ronde was in het najaar van 2023 en de laatste twee rondes (12 en 13) vonden plaats in het voor- en najaar van 2024. Elke ronde worden enkele duizenden bloedmonsters onderzocht. Over het algemeen komt bij iedere ronde iets meer dan de helft van de bloedmonsters van vrouwen. Ook doen meestal iets meer oudere dan jongere deelnemers mee. In de analyses wordt hier rekening mee gehouden.

grafiek tijdslijn en totaal aantal bloedmonsters

Sla de grafiek Tijdslijn en totaal aantal bloedmonsters (ongeveer) per onderzoeksronde over en ga naar de datatabel

Figuur 1: Tijdslijn en totaal aantal bloedmonsters (ongeveer) per onderzoeksronde in ronde 1 t/m ronde 11. *In ronde 2 en ronde 6 zijn nieuwe deelnemers uitgenodigd.

Aantal deelnemers naar leeftijd en regio

De gemiddelde leeftijd van de deelnemers van het PIENTER Corona onderzoek is rond de 50 jaar. De jongste deelnemer is inmiddels 3 jaar en de oudste deelnemer 92 jaar. In onderstaande figuur 2 staat de huidige verdeling in leeftijd van de deelnemers per regio in Nederland. De leeftijdsgroepen 70-74 jaar en 75-79 jaar zijn het meest vertegenwoordigd en de leeftijdsgroepen zijn evenredig verdeeld over de regio’s.

Pienter Leeftijdsverdeling deelnemers PICO ronde 11

Figuur 2: Leeftijdsverdeling van deelnemers (ronde 11 – november/december 2023). De weergegeven regio’s bestaan uit de volgende provincies: Noord = Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel; Midwest = Noord-Holland en Flevoland; Midoost = Utrecht en Gelderland; Zuidwest = Zuid-Holland en Zeeland; Zuidoost = Noord-Brabant en Limburg. LVC sample = Low Vaccination Coverage, bestaande uit enkele gemeenten in Nederland waar de algemene vaccinatiegraad (tegen infectieziekten uit het Rijkvaccinatieprogramma) lager is in vergelijking met de rest van Nederland.

Het aantal deelnemers per gemeente sinds ronde 6 (na de laatste ophoging) is weergegeven in figuur 3. Hoe groter de blauwe stip, hoe meer mensen uit die gemeente mee doen. De verdeling van bloedmonsters voor iedere gemeente lijkt op de verdeling van de bevolking in Nederland: er doen meer mensen mee uit de Randstad. Bij het analyseren van de onderzoeksresultaten houden we rekening met verschillen in geslacht, leeftijd, regio en etnische achtergrond van de deelnemers.

PIENTER Figuur 3 Aantal deelnemers per gemeente Ronde 11

Figuur 3: Aantal deelnemers per gemeente (na de laatste ophoging in ronde 6 – november/december 2021).

Mensen met antistoffen tegen SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)-CoV coronavirus (coronavirus)-2

De onderzoeksresultaten laten zien welk deel van de Nederlandse bevolking naar schatting antistoffen heeft gemaakt tegen SARS-CoV-2 dat COVID-19 veroorzaakt. Op die manier kunnen we een inschatting maken van het aantal mensen dat afweer heeft opgebouwd tegen het virus door besmetting, en sinds de start van de vaccinatiecampagne begin 2021 ook door vaccinatie. Het percentage van de mensen dat antistoffen heeft noemen we de seroprevalentie. Tijdens de eerste onderzoeksronde in het voorjaar van 2020 was de seroprevalentie iets minder dan 3%. In de tweede ronde in de zomer van 2020 steeg dit naar 4,5%, en tijdens de derde onderzoeksronde in het najaar van 2020 was dit ongeveer 5%. 

In februari 2021 (ronde 4) was de seroprevalentie ruim 14%. Op dat moment was de vaccinatiecampagne net begonnen en had ongeveer 2% van de deelnemers antistoffen door vaccinatie en was ongeveer 12% besmet geweest met het coronavirus. In de vijfde ronde in de zomer van 2021 had bijna 65% van de bevolking antistoffen tegen het coronavirus in het bloed en ongeveer 20% had bewijs van een doorgemaakte besmetting. In het najaar van 2021 (ronde 6) had ruim 85% van de bevolking antistoffen. Ruim een kwart van de gehele bevolking bleek destijds bewijs van een besmetting in het bloed te hebben. 

In de zevende ronde in het voorjaar van 2022 had ongeveer 95% van de bevolking antistoffen en dat is sinds dat moment constant hoog gebleven. Bij iets meer dan 60% van de bevolking werd toen bewijs van een besmetting in het bloed aangetroffen. In de zomer van 2022 (ronde 8) had bijna driekwart van de bevolking in ieder geval 1 keer een besmetting doorgemaakt, en eind 2022 (ronde 9) steeg dit verder tot boven de 85%. In het voorjaar van 2023 (ronde 10) was 95% ten minste een keer besmet geweest en in het najaar van 2023 was dit naar schatting 97%.

Na introductie van de omikron variant (begin 2022) waren er nauwelijks verschillen tussen mannen en vrouwen en ook niet tussen mensen van verschillende migratie afkomst. Ook de eerdere verschillen tussen regio’s zijn verdwenen.

Leeftijdsverdeling van mensen met SARS-CoV-2 antistoffen

In figuur 4 staat het percentage deelnemers met antistoffen over de leeftijden verdeeld in de bevolking (van 1 tot 92 jaar) sinds de eerste golf in 2020. De resultaten uit het PIENTER Corona onderzoek vertalen we naar de algemene bevolking. Bij iedere leeftijd schatten we welk deel uit de Nederlandse bevolking in contact is geweest met het coronavirus. Sinds januari 2021 wordt er gevaccineerd tegen SARS-CoV-2. Sinds de vierde ronde in februari 2021 wordt daarom de opbouw van afweer door besmetting en/of vaccinatie onderzocht. Dit doen we door te kijken naar verschillende soorten antistoffen in combinatie met informatie uit de vragenlijst en informatie over besmetting uit voorgaande rondes. Een deel van de mensen wordt daarnaast ook na vaccinatie besmet, met name sinds de omikron variant.

PIENTER Figuur 4A Percentage mensen met antistoffen per leeftijd over de tijd A
PIENTER Figuur 4B Percentage mensen met antistoffen per leeftijd over de tijd

Figuur 4: Percentage mensen met antistoffen per leeftijd over de tijd (A. 2020/21 (ronde 2-6) en B. 2022/23 (ronde 7 – 11)). De gestippelde lijnen laat het percentage mensen zien dat antistoffen heeft door een besmetting en de doorgetrokken lijn is de totale seroprevalentie na besmetting en vaccinatie.

De oudere leeftijden en kwetsbare personen werden in het begin van 2021 als eerste uitgenodigd voor een coronavaccinatie. Later volgden de jongere leeftijden. Dat is goed te zien aan de hogere donkergroene doorgetrokken lijnen naarmate de leeftijd stijgt gedurende 2021 in figuur 4A. Over het algemeen is de vaccinatiegraad bij volwassenen hoog en bij kinderen onder de 12 jaar een stuk lager. In alle leeftijdsgroepen vanaf 12 jaar is het percentage mensen met antistoffen (door besmetting en/of vaccinatie, donkergroene lijn in figuur 4A) vanaf ronde 6 (najaar 2021) al ruim 90% en stijgt tot tegen de 100% in de rondes daarna (figuur 4B). Van ronde 2 tot en met ronde 6 was er een vergelijkbare trend in het percentage mensen dat bewijs van besmetting had (figuur 4A).

In de zevende ronde (maart 2022, lichtbruine stippellijn in figuur 4B) was er een grote stijging in het percentage besmettingen ten opzichte van de vorige ronde. Dit werd veroorzaakt door de delta en omikron varianten van het coronavirus. In ronde 8 (juni 2022) was over alle leeftijden een toename van 10-15% in besmettingen te zien (figuur 4B, bruine stippellijn). Jongeren waren over het geheel genomen de groep met de meeste besmettingen (tot 95%). In de negende ronde (november 2022) is het percentage mensen met bewijs van (ten minste één) besmetting in het bloed onder alle volwassenen verder gestegen met ongeveer 15% (figuur 4B, rode stippellijn). Bijna iedereen onder een leeftijd van 50 jaar was toen (minimaal) een keer geïnfecteerd geweest. In de oudste leeftijdsgroepen was nog steeds relatief het laagste percentage te zien, waarbij onder 80-jarigen bijvoorbeeld ongeveer twee van de drie personen ooit besmet was geweest. 

Sinds ronde 10 (april 2023) (figuur 4B, donkerrode stippellijn) is te zien dat het percentage besmettingen over alle leeftijden verder is toegenomen. In 70-jarigen was destijds ongeveer 90% ooit een keer geïnfecteerd geweest, en in de 80-jarigen was dat het geval bij ongeveer vier op de vijf personen. In ronde 11 (november 2023) (figuur 4B, zeer donkerrode stippellijn) is het percentage mensen dat ooit een SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)-CoV coronavirus (coronavirus)-2 besmetting heeft gehad in de groep van 50 jaar en ouder wederom met een aantal procent gestegen.

SARS-CoV-2 mucosale antistoffen

SARS-CoV-2 komt binnen via de bovenste luchtwegen, waaronder de neus. Antistoffen in het bloed beschermen tegen (ernstige) COVID-19 maar minder goed tegen besmetting in de luchtwegen waar het virus binnenkomt. Antistoffen in de luchtwegen helpen wel in de bescherming tegen besmetting. Dit worden mucosale antistoffen genoemd. Een aantal deelnemers van het PIENTER Corona onderzoek is gevraagd om ook een monster uit de neus te nemen in de zomer van 2022 (ronde 8), vergelijkbaar aan het afnemen van een zelftest. Deze monsters zijn onderzocht op mucosale SARS-CoV-2 antistoffen. 

Er worden verschillende soorten antistoffen gemaakt, het type IgG Immunoglobulin G (Immunoglobulin G) dat veel in bloed voorkomt, maar in mindere mate ook in de neus, en het type IgA Immunoglobuline A (Immunoglobuline A) dat in de slijmvliezen zoals de neus belangrijk is. Ongeveer 93% van alle onderzochte deelnemers en ongeveer 98% van de deelnemers van 12 jaar en ouder heeft antistoffen van het type IgG in de neus (figuur 5A). Mensen die gevaccineerd zijn hebben even vaak IgG antistoffen in de neus als mensen die zowel gevaccineerd als geïnfecteerd zijn geweest.

Van alle deelnemers heeft ongeveer 24% antistoffen van het type IgA, en dat percentage is ongeveer 33% als mensen besmet zijn geweest met SARS-CoV-2 (figuur 5B). Jonge kinderen hebben minder vaak antistoffen in de neus dan kinderen van 12 jaar en ouder. Na vaccinatie worden er IgG antistoffen aangemaakt die in de neus te vinden zijn, maar meestal zijn er na vaccinatie geen IgA antistoffen vindbaar in de neus. Na besmetting met SARS-CoV-2 zijn er zowel IgG en IgA antistoffen vindbaar bij ongeveer 33% van de mensen. Zowel de hoeveelheid IgG antistoffen als IgA antistoffen in de neus is hoger bij mensen die eerder een besmetting hebben gehad (figuur 5C-D). Daarnaast raakten mensen met meer antistoffen minder vaak besmet met het virus in de volgende ronde. Antistoffen in de neus zorgen ervoor dat het virus minder goed aan menselijke cellen kan binden en helpen bij het opruimen van het virus.

PIENTER Figuur 5 Mucosale antistoffen in het neusvocht van deelnemers

Figuur 5: Mucosale antistoffen in het neusvocht van deelnemers in ronde 8 – juni/juli 2022 met onderscheid tussen mensen die eerder een besmetting hebben gehad (rode kleur) en mensen die geen bewijs van een eerdere besmetting hadden (blauwe kleur). BAU / AU zijn de eenheden van antistof concentratie metingen. 

A) Percentage deelnemers met mucosale S1 IgG Immunoglobulin G (Immunoglobulin G) antistoffen naar leeftijd;
B) Percentage deelnemers met mucosale S1 IgA Immunoglobuline A (Immunoglobuline A) antistoffen naar leeftijd;
C) Mucosale S1 IgG antistof concentraties naar leeftijd; 
D) Mucosale S1 IgA antistof concentraties naar leeftijd; 
E) Mucosale S1 IgG antistof concentraties totaal;
F) Mucosale S1 IgA antistof concentraties totaal

Post-Covid

Er zijn mensen die na een besmetting met corona langdurige klachten blijven houden. Dit wordt ook wel post-COVID genoemd. Binnen het PIENTER Corona onderzoek wordt er onderzoek gedaan naar post-COVID. Om een inschatting te maken van post-COVID, gebruiken we vragen over de kwaliteit van leven.

Met behulp van data uit ronde 1-4 van het PIENTER Corona onderzoek, hebben we de relatie tussen de tijd sinds besmetting en kwaliteit van leven onderzocht. Gegevens over mentale gezondheid, fysieke gezondheid en vermoeidheid van ruim 5.000 deelnemers van ronde 4 (februari 2021) zijn hiervoor gebruikt. Bij deze deelnemers hebben we bepaald wanneer zij besmet waren (meer of minder dan 4 maanden eerder of niet besmet). 

Deelnemers die in de 4 maanden voorafgaand aan deelname besmet waren, hadden vaker een slechtere fysieke gezondheid en waren vaker ernstig vermoeid dan deelnemers zonder besmetting. De mentale gezondheid was vergelijkbaar tussen deze twee groepen. Bij deelnemers die meer dan 4 maanden eerder besmet waren, was er geen verschil in mentale gezondheid, fysieke gezondheid en vermoeidheid t.o.v. deelnemers zonder besmetting.

Kwaliteit van leven tijdens de pandemie

Samen met de VASCO studie van het RIVM (VASCO | RIVM) hebben we de kwaliteit van leven onder deelnemers tijdens het tweede en derde jaar van de COVID-19 pandemie onderzocht. Hiervoor is onder andere gebruik gemaakt van data uit ronde 4, 5 en 6 van het PIENTER Corona onderzoek. Gegevens over mentale en fysieke gezondheid van ruim 45.000 VASCO deelnemers en ruim 8.000 PIENTER Corona deelnemers zijn hiervoor bestudeerd.

Deelnemers van 30 jaar en jonger hadden de minst goede mentale gezondheid en de beste fysieke gezondheid. Mentale gezondheid nam toe met hogere leeftijd. Daarentegen nam fysieke gezondheid af met hogere leeftijd. Mentale en fysieke gezondheid waren minder goed bij vrouwen vergeleken met mannen en bij deelnemers met een medisch risico vergeleken met deelnemers zonder medisch risico.

Mentale en fysieke gezondheid schommelden over de tijd. Deze schommelingen waren groter bij deelnemers onder de 60 jaar vergeleken met deelnemers van 60 jaar en ouder. Er was geen sterke (negatieve) relatie tussen deze schommelingen en de mate van de COVID-19 maatregelen.

De invloed van de pandemie op andere ziekteverwerkers

Tijdens de COVID-19 pandemie zijn er verschillende maatregelen ingevoerd om het aantal SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)-CoV coronavirus (coronavirus)-2 besmettingen terug te dringen, zoals adviezen over 1.5m afstand houden, thuiswerken en het sluiten van scholen. Naast een afname van het aantal COVID-19 besmettingen had dit ook invloed op de circulatie van andere ziekteverwekkers, zoals kinkhoest. Tussen april 2020 en juni 2023 zijn er veel minder kinkhoestmeldingen geweest dan gemiddeld gezien. Vanaf de zomer 2023 zien we echter een sterke toename in het aantal kinkhoestmeldingen met een piek in het voorjaar van 2024.

Onder de deelnemers van het PIENTER Corona onderzoek wordt daarom ook onderzoek gedaan naar de bescherming tegen kinkhoest en de verspreiding ervan na het opheffen van de maatregelen. Het meten van antistoffen tegen kinkhoest helpt ons bij het beantwoorden van deze vragen. Resultaten hiervan zullen we binnenkort delen.

De resultaten van het PIENTER Corona onderzoek brengen we uit in wetenschappelijke artikelen zodat ze voor iedereen te lezen zijn. Andere landen kunnen hierdoor ook voordeel hebben van dit onderzoek en belangrijke conclusies gebruiken voor het maken van hun volksgezondheidsbeleid. Wanneer er artikelen online komen, delen we ze op deze pagina.

De contactpatronen in de bevolking (m.b.v. data uit ronde 1-10 en de PIENTER-3 studie):
Backer JA, Vos ERA, den Hartog G, et al. Contact behaviour before, during and after the COVID-19 pandemic in the Netherlands: evidence from contact surveys, 2016 to 2017 and 2020 to 2023. Eurosurveillance. 2024;29(43):2400143.

Pre-print over post-COVID (m.b.v. data uit ronde 1-4):
Mutubuki EN, van Hagen CCE Coordination Centre for Effects (Coordination Centre for Effects), Vos ERA, et al. The impact of wildtype SARS-CoV-2 on fatigue and quality of life: prevalence of post COVID-19 condition in a Dutch population-based serosurveillance cohort. MedRxiv 2024.03.19.24304303.

De kwaliteit van leven tijdens de pandemie (m.b.v. data uit ronde 4-6):
van Hagen CCE, Huiberts AJ, Mutubuki EN, et al. Health-related quality of life during the COVID-19 pandemic: The impact of restrictive measures using data from two Dutch population-based cohort studies. PLoS Plos One (Plos One) One. 2024 Mar 18;19(3):e0300324.

SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome)-CoV coronavirus (coronavirus)-2 seroprevalentie trends in Nederlands sinds de start van de alpha variant tot en met omikron varianten (m.b.v. data uit ronde 4-9):
Vos Eric RA, van Hagen Cheyenne CE Conformité Européenne (Conformité Européenne), et al. SARS-CoV-2 Seroprevalence Trends in the Netherlands in the Variant of Concern Era: Input for Future Response. Influenza and Other Respiratory Viruses. 2024;18(6):e13312.

Mucosale antistoffen na infectie en/of vaccinatie in de Nederlandse bevolking (m.b.v. data uit ronde 1-9):
Verheul MK, Kaczorowska J, Hofstee MI myocardial infarctions (myocardial infarctions), et al. Protective mucosal SARS-CoV-2 antibodies in the majority of the general population in the Netherlands.
Mucosal Immunology. 2024;17(4):554-64.

De leeftijdsspecifieke ernst van SARS-CoV-2 infecties over de tijd (m.b.v. data uit ronde 1-5):
de Boer PT pertussis-toxine (pertussis-toxine), van de Kassteele J, Vos ERA, et al. Age-specific severity of severe acute respiratory syndrome coronavirus 2 in February 2020 to June 2021 in the Netherlands. Influenza Other Respir Viruses. 2023 Aug 22;17(8):e13174.

De contactpatronen in de bevolking (m.b.v. data uit ronde 1, 2, 4 en 5):
Backer JA, Bogaardt L, Beutels P, et al. Dynamics of non-household contacts during the COVID-19 pandemic in 2020 and 2021 in the Netherlands. Scientific Reports 13, 5166 (2023).

De invloed van de COVID-19 lockdowns op antistoffen tegen het RS respiratoir syncytieel (respiratoir syncytieel) virus (m.b.v. data uit ronde 2, 4 en 5):
den Hartog G, van Kasteren PB, Schepp RM risicomanagement (risicomanagement), et al. Decline of RSV-specific antibodies during the COVID-19 pandemic. Lancet Infect Dis. 2023 Jan;23(1):23-25.

Modellering van de impact van het vaccineren van adolescenten en kinderen (m.b.v. contactdata uit 2020 en 2021):
Ainslie KEC, Backer JA, de Boer PT, et al. A scenario modelling analysis to anticipate the impact of COVID-19 vaccination in adolescents and children on disease outcomes in the Netherlands, summer 2021. Euro Surveill. 2022 Nov;27(44):2101090.

De ziektelast door acute COVID-19 (m.b.v. data uit ronde 3):
McDonald SA, Lagerweij GR groepsrisico (groepsrisico), de Boer P, et al. The estimated disease burden of acute COVID-19 in the Netherlands in 2020, in disability-adjusted life-years. European Journal of Epidemiology. 2022 Aug 11;1-13. 

De antistof respons na vaccinatie (m.b.v. data uit ronde 5):
van den Hoogen LL, Verheul MK, Vos ERA et al. SARS-CoV-2 Spike S1-specific IgG kinetic profiles following mRNA or vector-based vaccination in the general Dutch population show distinct kinetics. Scientific Reports. 2022 Apr 8;12(1):5935.

Gebruik van antistoffen om doorbraakinfecties na vaccinatie te identificeren (m.b.v. data uit ronde 4):
van den Hoogen LL, Smits G, van Hagen CCE, et al. Seropositivity to Nucleoprotein to detect mild and asymptomatic SARS-CoV-2 infections: A complementary tool to detect breakthrough infections after COVID-19 vaccination? Vaccine. 2022 Apr 1;40(15):2251-2257.

De duur van immuniteit en bindingssterkte van SARS-CoV-2 antistoffen ruim een half jaar na infectie (op basis van data uit ronde 1 t/m 3):
den Hartog G, Vos ERA, van den Hoogen LL, et al. Persistence of antibodies to SARS-CoV-2 in relation to symptoms in a nationwide prospective study. Clinical Infectious Diseases. 2021 Dec 16;73(12):2155-2162.

Het effect van social distancing maatregelen op SARS-CoV-2 infectie na de eerste golf (op basis van data uit ronde 2):
Vos ERA, van Boven M, den Hartog G, et al. Associations between measures of social distancing and SARS-CoV-2 seropositivity: a nationwide population-based study in the Netherlands. Clinical Infectious Diseases. 2021 Dec 16;73(12):2318-2321.

Een algoritme voor het bepalen van een optimaal vaccinatieschema (m.b.v. data uit ronde 2):
Miura F, Leung KY, Klinkenberg D, et al. Optimal vaccine allocation for COVID-19 in the Netherlands: A data-driven prioritization. PLoS Comput Biol. 2021 Dec 13;17(12):e1009697.

Vergelijking van seroprevalentie onder kinderen opgenomen in het ziekenhuis en kinderen in de algemene bevolking (m.b.v. data uit ronde 3):
Rotee ILM, Ong DSY, Koeleman JGM, et al. Trends in SARS-CoV-2 seroprevalence amongst urban paediatric patients compared with a nationwide cohort in the Netherlands. J Clin Virol Plus. 2021 Dec;1(4):100045.

Roozen GVT, Prins MLM, van Binnendijk R, et al. Safety and Immunogenicity of Intradermal Fractional Dose Administration of the mRNA-1273 Vaccine: A Proof-of-Concept Study. Ann Intern Med. 2022 Dec;175(12):1771-1774.

Een verkorte versie hiervan is al wel gepubliceerd:
Roozen GVT, Prins MLM, van Binnendijk R, et al. Safety and Immunogenicity of Intradermal Fractional Dose Administration of the mRNA-1273 Vaccine: A Proof-of-Concept Study. Ann Intern Med. 2022 Dec;175(12):1771-1774.

Schatting van de aantal klachtenvrije SARS-CoV-2 infecties in de populatie (op basis van data uit het PIENTER3 onderzoek, en PIENTER Corona ronde 1 en 2):
McDonald SA, Miura F, Vos ERA, et al. Estimating the asymptomatic proportion of SARS-CoV-2 infection in the general population: Analysis of nationwide serosurvey data in the Netherlands. European Journal of Epidemiology. 2021 Jul;36(7):735-739.

Evalueren van het effect van maatregelen gericht op het verminderen van schoolgerelateerde en niet-schoolgerelateerde contacten (m.b.v. data uit ronde 1 en 2):
Rozhnova G, van Dorp CH Congenitale hypothyreoidie (Congenitale hypothyreoidie), Bruijning-Verhagen P, et al. Model-based evaluation of school- and non-school-related measures to control the COVID-19 pandemic. Nat Commun. 2021 Mar 12;12(1):1614.

Het effect van social distancing (afstand houden) op contactpatronen in de bevolking (op basis van data uit ronde 1 en 2):
Backer JA, Mollema L, Vos ER, et al. Impact of physical distancing measures against COVID-19 on contacts and mixing patterns: repeated cross-sectional surveys, the Netherlands, 2016–17, April 2020 and June 2020. Eurosurveillance. 2021 Feb;26(8):2000994. 

Analyse van de SARS-CoV-2 seroprevalentie en risicofactoren, en symptomen in relatie tot hoogte van antistoffen na infectie tijdens de eerste golf (op basis van data uit ronde 1):
Vos ERA, den Hartog G, Schepp RM, et al. Nationwide seroprevalence of SARS-CoV-2 and identification of risk factors in the general population of the Netherlands during the first epidemic wave. Journal of Epidemiology and Community Health. 2020 Nov 28;75(6):489–95. 

De laboratoriummethode om antistoffen tegen SARS-CoV-2 te meten:
den Hartog G, Schepp RM, Kuijer M, et al. SARS-CoV-2–Specific Antibody Detection for Seroepidemiology: A Multiplex Analysis Approach Accounting for Accurate Seroprevalence. The Journal of Infectious Diseases. 2020 Oct 1;222(9):1452-1461.

Over de wetenschappelijke achtergrond van het PIENTER3 onderzoek heeft het RIVM eerder een artikel gepubliceerd:
Verberk JDM, Vos RA, Mollema L, et al. Third national biobank for population-based seroprevalence studies in the Netherlands, including the Caribbean Netherlands. BMC Infectious Diseases. 2019 May;19(1):470.