Go to abstract

Samenvatting

Op 13 mei 2000 werd Enschede getroffen door een reeks explosies bij het vuurwerk-bedrijf S.E. Fireworks, gelegen midden in een woonwijk, waardoor een groot aantal woningen en andere gebouwen werd verwoest. Als gevolg van de explosies ontstond een grote brand, waarbij meer dan tweehonderd woonhuizen en enkele tientallen bedrijfspanden vlam vatten. Naast tweeentwintig doden waren er bijna duizend gewonden die medische ondersteuning nodig hadden. Tijdens de brand en op de dagen daarna heeft de Milieu Ongevallen Dienst (MOD) van het RIVM metingen verricht van schadelijke stoffen in de lucht en in de omgeving. Ook zijn in het gebied benedenwinds van de ramplocatie monsters van veegstof en gras genomen om de verspreiding en depositie van deze stoffen te bepalen. Uit de metingen blijkt dat dichtbij de brand, in de rook, sterk verhoogde concentraties stof en zware metalen (i.h.b. lood, koper en zink) voorkwamen. Ook koolmonoxide bleek in hoge concentraties aanwezig te zijn. Ook na de brand werden deze stoffen in het rampgebied gevonden, zij het in lagere concentraties. Tevens werden daar licht verhoogde concentraties dioxinen en vluchtige organische verbindingen gemeten. Buiten het rampgebied waren de concentraties van deze stoffen niet of nauwelijks verhoogd. Door TNO is vastgesteld dat er op de door MOD bemonsterde filters geen asbestvezels voorkwamen. Op 14 mei is door SGS en TNO geconstateerd, dat zich buiten de binnenring geen relevante verspreiding van asbest had voorgedaan. In de binnenring was bij visuele inspectie wel op verschillende plaatsen asbest aangetroffen. Metingen in de lucht hebben uitgewezen dat op de dagen na de brand de concentratie aan asbestvezels in de lucht meestal onder het verwaarloosbaar risiconiveau lag. Met behulp van de meetgegevens en modelberekeningen is de potentiele blootstelling geschat van de betrokken hulpverleners en omwonenden. Na vergelijking met gezondheidskundige grenswaarden en normen werd duidelijk dat langdurige gezondheidseffecten door inademing van deze stoffen onaannemelijk waren. Kortdurende effecten, als irritatie van de luchtwegen, kunnen echter wel zijn opgetreden. Tot op 5 km benedenwinds van de voormalige vuurwerkopslagplaats zijn verhoogde concentraties zware metalen gevonden in veegstof en gras. Dit heeft echter niet tot een noemenswaardige belasting van de bodem geleid.

Abstract

On May 13, 2000 the city of Enschede was hit by a series of explosions in a fireworks storage depot in the middle of a residential city district. The explosions resulted in a huge fire, in which more than 200 dwellings and dozens of commercial buildings were damaged. As a result of the accident, 22 people died and more than 1000 were wounded. On the day of the fire and the days following, RIVM's Environmental Incident Service took a series of samples in the surroundings of the fire to determine the potential exposure of the people involved. Measurements in the smoke, close to the fire, showed high concentrations of particles, carbon monoxide and heavy metals, especially lead, copper and zinc. In a second series of measurements made on the days following the fire only slightly increased concentrations of particles, heavy metals, volatile organic compounds and dioxins were found. Outside the measurement area background concentrations were hardly, if at all, exceeded. Concentrations of asbestos in the air did not exceed the maximum risk level. The data were used to estimate the potential human exposure to toxic compounds on the basis of exposure profiles of the people involved. The estimated exposure was compared to health based guidelines and it was concluded that health effects due to the exposure were highly unlikely, with the exception of short-term irritation of the air ways. Measurements of deposition showed the environmental load outside the disaster area to be non-relevant with respect to the normal background concentrations in soil.

Resterend

Grootte
5.19MB