Onlangs is er een proefschrift gepubliceerd van Ewa Skoczyńska van de Vrije Universiteit Amsterdam over stoffen in rubbergranulaat. Na het verschijnen van dit proefschrift stelde onder andere Zembla de vraag of de resultaten gevolgen hebben voor de conclusies van eerdere onderzoeken van het RIVM naar rubbergranulaat in 2016 en 2018.
Nieuwe methode ontwikkeld
In het promotieonderzoek heeft Skoczyńska een methode ontwikkeld waarin zij in totaal 46 PAKs (Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen ), gealkyleerde PAKs, heterocyclische polycyclische aromatische verbindingen (PAVs) en aromatische amines in rubbergranulaat heeft kunnen identificeren en kwantificeren. Anders dan gesuggereerd in sommige media, zijn dit niet allemaal ‘nieuwe’ stoffen. Ongeveer de helft hiervan is ook bepaald in het RIVM onderzoek naar de gezondheidsrisico’s van sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat. Dat onderzoek betrof daarnaast nog een aantal PAKs en benzothiazolen die niet in het promotieonderzoek zaten, evenals andere stofgroepen zoals metalen, ftalaten, fenolen, vluchtige organische verbindingen en PCBs.
Geen nieuwe informatie over vrijkomen schadelijke stoffen uit rubbergranulaat
Het is goed dat we door de ontwikkeling van nieuwe analysetechnieken meer kennis krijgen van de samenstelling van producten en materialen, zoals bijvoorbeeld rubbergranulaat. Van nog meer belang voor normstelling en voor risicobeoordeling voor mens en milieu is echter kennis over welke stoffen in relevante mate vrij kunnen komen uit materialen en producten, door uitloging of migratie. Alleen aan die stoffen is namelijk blootstelling mogelijk. De bewering in een aantal media dat de gevaarlijke stoffen makkelijker weglekken uit rubberkorrels is waarschijnlijk gebaseerd op de (kwalitatieve) constatering in het proefschrift dat een aantal van de nog niet eerder geanalyseerde PAKs en PAVs een grotere wateroplosbaarheid hebben dan de standaard PAKs. Het proefschrift bevat echter geen kwantitatieve informatie over uitloging en migratie.
RIVM conclusie blijft onveranderd: rubbergranulaat is slecht voor milieu
In ons milieuonderzoek over rubbergranulaat van 2018 hebben we samen met STOWA (Foundation for Applied Water Research) monsters van water(bodem) nabij velden getest met zogenoemde bio-assays. Op die manier hebben we alle uit rubbergranulaat geloogde stoffen getest, dus ook stoffen die niet analytisch waren bepaald in de monsters. Onze conclusie dat rubbergranulaat korrels milieurisico’s kunnen geven was derhalve gebaseerd op alle stoffen in rubbergranulaat die na uitloging tot milieu blootstelling kunnen leiden. Dit leidde tot de constatering dat maatregelen nodig zijn om de verspreiding van de korrels (inclusief de uitlogende stoffen) naar het omliggende milieu te voorkomen.
Geen aanleiding tot aanvullende beoordeling gezondheidsrisico’s
Ongeveer de helft van de in het promotieonderzoek aangetroffen PAKs en PAVs is meegenomen in de humane risicobeoordeling uit 2016. De andere helft dus niet en is ‘nieuw’. Volgens de onderzoeker zou een aantal hiervan kankerverwekkend of op een andere manier schadelijk zijn. Voor de meeste van deze ‘nieuwe’ stoffen ontbreekt informatie om dat vast te kunnen stellen. Als we de tot nu toe bekende humane gevaarseigenschappen van deze ‘nieuwe’ stoffen afzetten tegen de prioriteringscriteria die in het 2016 onderzoek zijn gehanteerd (d.w.z. hebben ze een geharmoniseerde, of zelfclassificatie als CMR (Carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen) categorie 1A/1B), dan zou op dit moment voor geen van deze stoffen een aanvullende risicobeoordeling nodig zijn. Overigens zit bisfenol F niet bij de ‘nieuwe’ stoffen, zoals in sommige berichtgeving foutief werd vermeld.
Conclusie
Het is goed dat we door de ontwikkeling van nieuwe analysetechnieken meer kennis krijgen van de samenstelling van producten en materialen, zoals bijvoorbeeld rubbergranulaat. De (interessante) bevindingen van het promotieonderzoek geven geen aanleiding tot heropening van het onderzoek naar de gezondheidsrisico's van sporten op kunstgrasvelden met rubbergranulaat. Het RIVM blijft ontwikkelingen op het het gebied van wetenschappelijke kennis in de gaten houden.