Wetenschappelijke en Europese beleidsontwikkelingen over veiligheid en duurzaamheid.
Dit is een Nederlandse samenvatting van de Engelstalige nieuwsbrief “RIVM on Advanced Materials”.
De volledige teksten zijn alleen in het Engels beschikbaar.
Algemeen
Early4AdMa-instrument nuttig bij inventarisatie risico’s van nanodragers
Beleidsmakers en regelgevers zien graag al vroeg in de ontwikkeling mogelijke risico’s en aandachtspunten van nieuwe ingewikkelde materialen. Early4AdMa is een instrument dat hierbij kan helpen. Met hulp van het RIVM ontwikkelden experts dit instrument binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)).
Early4Adma mikt op een gezamenlijk gebruik door experts met verschillende soorten kennis. Kennis over de veiligheid, duurzaamheid en wet- en regelgeving van chemische stoffen of materialen. Deze experts kunnen met Early4AdMa aandachtspunten voor een of meer van deze onderwerpen vaststellen. Deze informatie helpt dan de beleidsmakers en regelgevers.
Een OESO-workshop bracht mogelijke risico’s van nanodragers in kaart met Early4AdMa. Een nanodrager is een soort omhulsel dat een actieve stof op de juiste plaats kan brengen. Ze zijn te gebruiken in geneesmiddelen, maar ook in de landbouw, cosmetica en voeding.
Uit de resultaten van de workshop bleek dat er risico’s kunnen zitten aan gebruik van nanodragers. De regelgeving is mogelijk niet voldoende geschikt. De deelnemers van de workshop wijzen op een aantal aandachtspunten in de risicobeoordeling voor nanodragers. Dit gaat vooral over het vrijkomen van een de actieve stof die uit de drager vrijkomt. Daarnaast is extra aandacht voor duurzaamheidsaspecten van nanodragers nodig.
De workshop laat het nut zien van Early4AdMa. Het helpt in het vaststellen van mogelijke problemen in risicobeoordeling, duurzaamheid en regelgeving van deze nanocarriers. Als deze problemen aangepakt worden, kan het systeem helpen om op tijd de regelgeving op orde te hebben. Ook draagt het dan bij aan veiliger en duurzamer materialen.
Elektronisch afval als grondstof voor nanodeeltjes
Er komt steeds meer elektronisch afval. En daarmee neemt de zorg toe of hergebruik van dit afval veilig en duurzaam is. Op dit moment remt de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen een hoogwaardige recycling. Ook zijn er zorgen over de veiligheid van de werknemers in de verwerkende industrie. De verwerking helpt nu nog maar weinig mee aan een circulaire samenleving.
Genoeg reden dus om te zoeken naar andere manieren van hergebruik. Een van deze manieren richt zich op het maken van nanomaterialen uit metalen. In elektronisch afval zitten kostbare en schaarse metalen. Hergebruik hiervan kan een grondstof voor nieuwe nanomaterialen vormen. Vooral voor de schaarse metalen liggen de bronnen wereldwijd vaak maar in een of een paar landen. Hergebruik kan afhankelijkheid van deze weinige bronnen kleiner maken.
Het is goed mogelijk om zo'n productieproces op te zetten. Dat laat een nieuw overzichtsartikel zien. Maar deze ontwikkeling vraagt nog veel stappen om te zetten. De materialen zijn vaak giftig. Ze vragen dus om veiligheidsmaatregelen voor werknemers in recycling en voor het milieu. Daarnaast is een onderzoek nodig of deze aanpak echt duurzaam is, bijvoorbeeld in het gebruik van energie of water. Maar ook andere economische en sociale aspecten zijn belangrijk.
Wetten en regels
20 jaar aanpassingen in wetgeving nanomaterialen: maar we zijn er nog niet
In 2004 hebben wetenschappers aanbevelingen gedaan over het aanpassen van wetgeving voor nanomaterialen. Deense onderzoekers hebben beoordeeld dat twintig jaar later veel van deze adviezen zijn uitgevoerd. Maar nog niet al deze aanpassingen zijn in de wetgeving doorgevoerd. Ook moeten er nog instrumenten worden ontwikkeld voor het meten en testen van nanomaterialen. Dit is nodig om aan de wettelijke eisen te voldoen en controle mogelijk te maken. De onderzoekers zien ook dat de definitie van nanomaterialen nog niet in alle wetgeving gelijk is. Er is dus nog steeds actie nodig.
Nieuwe geavanceerde materialen kunnen zorgen voor extra uitdagingen bij de risicobeoordeling. Wijzigingen in de wetgeving die voor nanomaterialen zijn gedaan, zijn dan mogelijk niet voldoende. Er is voor dit soort materialen meer nodig om mogelijke gevaren en risico’s in kaart te brengen.
Lees meer: Twenty years of adaptations in European legislation for nanomaterials: we are not there yet
Humane Gezondheid
Nieuwe aanpak identificeert gevaarlijke eigenschappen van stijve vezels op basis van effect op cellen
Risicobeoordelaars zien stijve vezels als gevaarlijk door de combinatie van stijfheid en vezelvorm. Maar er is geen manier om deze stijfheid te meten. Een manier om de gevaarlijke eigenschappen te meten is het effect van deze vezels op moleculair celniveau. Duitse onderzoekers hebben zo al verschillende koolstofvezels ingedeeld. Met deze test zagen de onderzoekers verschillen tussen stijve vezels en slappe vezels. En cellen reageren ook weer anders op materialen zonder vezelvorm. De onderzoekers trokken de conclusie dat deze test gevaarlijke vezels kan onderscheiden van minder gevaarlijke.
Het RIVM ziet de voordelen van een methode voor het vaststellen van de stijfheid van vezels. Zo’n aanpak moet het verschil kunnen laten zien tussen stijve en slappe vezels. Beoordelen van de reactie van cellen na blootstelling kan een goede test zijn. Zo’n celreactie moeten onderzoekers dan makkelijk kunnen meten. Dit kan met een gelabelde cellijn. Dit is een stabiele cellijn die een bepaalde genexpressie geeft als reactie op een blootstelling. Het uiteindelijke doel zou een geharmoniseerde methode moeten zijn die we direct in regelgeving moeten kunnen gebruiken. Dit kan bijvoorbeeld door er een door OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) goedgekeurde testrichtlijn voor te maken.
Lees meer: New approach uses cell changes to identify hazardous, rigid fibres
Milieu
OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) stelt getrapte benadering voor om bioaccumulatie van nanomaterialen te testen
Het testen van de bioaccumulatie van stoffen is een belangrijk onderdeel van de risicobeoordeling. Voor organische stoffen helpt het principe van evenwichtspartitie hierbij. Een stof verdeelt zich in een evenwicht over een organisme en zijn omgeving. Maar deze aanpak werkt niet voor nanomaterialen. En directe andere manieren zijn niet voor handen. Daarom heeft de OESO een getrapte benadering voorgesteld voor het vaststellen van bioaccumulatie van nanomaterialen.
De getrapte aanpak combineert informatie over de fysisch-chemische eigenschappen van nanodeeltjes met andere informatie. Dit zijn gegevens uit voorspellende modellen, maar ook uit in-vitrotesten met cellen en testen met ongewervelde organismen. Zo lijken experimentele gegevens over regenwormen de bioaccumulatie in vissen goed te voorspellen.
Het RIVM ziet dat deze aanpak geschikt is voor nanomaterialen die uit metalen bestaan. Maar er zijn nog te weinig gegevens om de getrapte aanpak ook voor organische nanomaterialen te testen. Niettemin is de kans groot dat de aanpak ook bruikbaar is voor organische nanomaterialen en ook voor geavanceerde materialen.
Lees meer: OECD proposes tiered approach for testing bioaccumulation of nanomaterials
Methoden voor efficiënte risicobeoordeling van nanomaterialen in het watermilieu
Testen en beoordelen van de effecten van nanomaterialen in het milieu zien we steeds meer als een geheel. Dit vormt een waardevolle aanvulling op de bestaande risicobeoordeling. Ook maakt dit de teststrategieën efficiënter.
Door stoffen in te delen in groepen kunnen risicobeoordelaars beschikbare gegevens en modellen beter benutten. Ook het zogenoemde read-across helpt hierbij. In read-across gebruiken we gegevens van een gelijkende stof. Hiermee kunnen we dan een uitspraak te doen over een stof waar deze gegeven ontbreken. Hiermee streven we ook in de praktijk naar proefdiervrij testen. Helaas is de ervaring met deze geïntegreerde aanpak in regelgeving nog beperkt.
Onlangs hebben onderzoekers een eerste geïntegreerde aanpak ontwikkeld voor de beoordeling van risico’s van nanomaterialen in het watermilieu. Deze aanpak biedt veel mogelijkheden.