Europa zet op grote schaal in op vernieuwende technieken, met nieuwe materialen: geavanceerde materialen.  Deze ontwikkeling gaat razendsnel. En leidt tot veel verschillende materialen. Dit vormt een uitdaging voor het juist inschatten van de veiligheid ervan voor mens en milieu. Het is belangrijk om al in de ontwikkelfase van deze materialen zicht te krijgen op de veiligheid. Het RIVM ontwikkelde hiervoor een methode.

Geavanceerde materialen zijn nodig voor grote ontwikkelingen in energie en medische zorg. Denk aan nieuwe materialen die nodig zijn om energie efficiënt op te kunnen slaan. Zoals in batterijen die je kunt recyclen, of materialen die zelf als energiebron kunnen dienen. 

Veiligheid van geavanceerde materialen

Kennis en inzicht om de veiligheid van geavanceerde materialen goed in te kunnen schatten, loopt achter bij de ontwikkeling van deze materialen.  Bedrijven kunnen steeds sneller producten ontwikkelen van eerste ontwerp tot grootschalige productie. Dat maakt het extra uitdagend om goed in te schatten welke nieuwe veiligheidsvraagstukken een geavanceerd materiaal met zich mee brengt. En hoe je daarmee omgaat. Het is belangrijk om zo vroeg mogelijk in de ontwikkelfase al na te denken over dit soort vragen. Dat geldt voor ontwikkelaars (bedrijven) én voor risicobeoordelaars (regulering door overheid). Onderzoekers van TNO onderzochten dit vraagstuk.

Huidige modellen voor risicobeoordeling geschikt, maar niet toereikend

Onderzoekers van TNO keken of de huidige modellen voor risicobeoordeling ook geschikt zijn voor de beoordeling van geavanceerde materialen. Dit bleek voor een groot deel het geval te zijn. Maar er ontbrak een belangrijk element: informatie over het gedrag en de gevaren van de nieuwe materialen. Hierdoor is het toch niet goed mogelijk om op tijd de risico’s van geavanceerde materialen in te schatten.

Wat te doen zonder gegevens?

Dat er vaak te weinig informatie over geavanceerde materialen is betekent niet dat we het risico helemaal niet kunnen beoordelen. RIVM-onderzoekers bedachten een andere aanpak van beoordeling. Deze aanpak pikt signalen van zorg op over geavanceerde materialen. Hierdoor kunnen risicobeoordelaars zich op tijd voorbereiden op deze nieuwe materialen. Met de aanpak kun je signalen over heel verschillende materialen onderzoeken. Hiermee kijk je welk materiaal de meeste voorrang moet krijgen. Hiervoor verzamel je extra informatie waarmee je dan het risico kan beoordelen. 

De RIVM-aanpak

De aanpak die het RIVM voorstelt bestaat uit vier stappen:

  1. Monitoren & observeren. ‘Scan the field’: welke informatie kun je vinden op het gebied van nieuwe materialen. Voor deze stap gebruik je duidelijke, maar ook minder duidelijke signalen. Bijvoorbeeld informatie over de markt voor een nieuw materiaal, of over ontwikkelingen in bepaalde technieken. Breng ook in kaart hoe je het materiaal gebruikt. 
  2. Interpreteren & signaleren. Werk de signalen verder uit en bepaal welke materialen voorrang krijgen. Dit uitwerken kan betekenen dat je meer bewijzen voor een signaal zoekt, bijvoorbeeld door extra informatie te verzamelen. Ook kun je aan specialisten vragen of de signalen belangrijk zijn. Daarna kun je een volgorde aanbrengen in de signalen en de belangrijkste signalen oppakken.
  3. Adviseren. In de derde stap zoek je uit welke acties nodig zijn om de zorgen verder vorm te geven. Dit kan betekenen dat je gegevens moet verzamelen. Bijvoorbeeld over de gevaren van deze stoffen voor mens en/of milieu. Het kan ook gaan om zorgen over klimaatbeïnvloeding. Bijvoorbeeld als het maken van de materialen erg veel energie kost.
  4. Concrete acties. In deze fase werk je de acties verder uit. Ook trek je een conclusie over de vervolgacties die nodig zijn. Die kunnen heel verschillend zijn. Het kan zijn dat de materialen getest moeten worden om nieuwe gegevens over gevaren te krijgen. Het kan ook zijn dat andere stoffen gezocht moeten worden voor een bepaald gebruik.

Het RIVM heeft de aanpak uitgewerkt aan de hand van twee voorbeeldstudies. Het ene voorbeeld gaat over een nieuwe groep van nanomaterialen. Dit zijn nanodeeltjes van koolstof waarop een metaal in nanovorm is vastgemaakt. Het tweede voorbeeld gaat over nanocellulose dat met kunststof is verstevigd. Nanocellulose is een voorbeeld van een natuurproduct waarvoor nieuwe gebruiken worden ontwikkeld. Onder andere in het kader van de circulaire economie.  De uitwerking van de voorbeelden laat zien dat risico’s voor elk materiaal erg verschillend zijn.

Hoe nu verder?

Het RIVM vindt dat we op tijd moeten kijken naar risico’s van geavanceerde materialen die op basis van de huidige regelgeving niet volledig worden opgepikt. De RIVM-aanpak is een eerste stap om deze nieuwe materialen systematisch te screenen en te rangschikken. Dit helpt producenten om aandacht te hebben voor de risico’s van nieuwe materialen. En wel voordat ze die op de markt brengen. Dit kan gaan over ‘klassieke’ risico’s voor de veiligheid van mens en milieu. Maar ook over verschillende duurzaamheidsaspecten.

De methode bestaat uit een algemeen systeem dat verder uitgewerkt moet worden. Ook is het belangrijk dat risicobeoordelaars in de dagelijkse praktijk ervaring krijgen met de methode. Daarna is die gereed voor gebruik in Europese beoordeling.