M. Scherpenisse, M. Mollers, R. Schepp, H. Boot, H. de Melker, C. Meijer, G. Berbers, F. van der Klis Het humaan papillomavirus (HPV (humaan papillomavirus)) is een van de meest voorkomende seksueel overdraagbare virussen wereldwijd. Deze studie geeft inzicht in de sero-epidemiologie van 7 hoog-risico-HPV-typen in de Nederlandse bevolking. Er wordt een toename in HPV-seroprevalentie waargenomen rond de leeftijd van eerste seksueel contact. Vrouwen zijn vaker HPV-seropositief dan mannen en in 10% van de seropositieve personen worden antistoffen tegen meerdere HPV-typen gedetecteerd. HPV-seroprevalentiedata van de bevolking uit de periode voordat de vaccinatie werd ingevoerd, kunnen gebruikt worden als nulmeting om de langetermijneffecten van de HPV-vaccinatie goed te kunnen monitoren en inzicht te krijgen in het effect van vaccinatie op viruscirculatie in mannen en vrouwen.
HPV (humaan papillomavirus)
Het humaan papillomavirus (HPV) is een van de meest voorkomende
seksueel overdraagbare virussen wereldwijd. Het is bekend dat 80%
van de bevolking in zijn leven wordt geïnfecteerd met HPV. (1) Meer
dan 100 verschillende HPV-typen zijn bekend waarvan 40 typen de
genitaliën en het gebied er omheen kunnen infecteren. (2) De
HPV-typen worden aan de hand van het HPV-L1-capside-eiwit
onderverdeeld in verschillende clades, waarvan de phylogenetisch
gerelateerde hoogrisico (kanker-
verwekkende) (hr) HPV-typen de alpha 7- en alpha 9-clades
vertegenwoordigen. (19) Hr-HPV is met name de veroorzaker van
baarmoederhalskanker maar wordt ook geassocieerd met andere vormen
van genitale kanker. HPV16 en 18 zijn de 2 meest voorkomende
HPV-typen in baarmoederhalskanker en veroorzaken wereldwijd 70% van
alle baarmoederhalskanker. (1,2) De meeste HPV-infecties zijn
kortstondig van aard en worden binnen 2 jaar na een infectie
geklaard. (3) Een klein percentage (10-20%) van de HPV-infecties
wordt echter niet geklaard en viraal DNA (deoxyribonucleic acid) blijft detecteerbaar, met
een persistente virale infectie tot gevolg. Personen met een
persistente infectie lopen het risico op de ontwikkeling van de
voorstadia van baarmoederhalskanker (cervicale intraepitheliale
neoplasie, CIN2/3). (4,5)
Seroconversie vindt plaats in ongeveer 50-60% van de
HPV-geïnfecteerde personen. (6) Na een HPV-infectie zijn de
HPV-specifieke antilichamen relatief stabiel en voor langere tijd
detecteerbaar. (7) De detectie van HPV-specifieke antilichamen in
populatiestudies kan ons inzicht geven in HPV-infecties die al
eerder hebben plaats gevonden.
In deze studie beschrijven we de leeftijdsspecifieke
seroprevalentie van 7 hr-HPV typen (HPV16, 18, 31, 33, 45, 52 en
58) en de risicofactoren geassocieerd met HPV-seropositiviteit.
Hiervoor wordt een grote steekproef gebruikt die representatief is
voor de Nederlandse bevolking vóór de implementatie van het
HPV-vaccin in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP (Rijksvaccinatie programma)). Niet eerder zijn
de leeftijdsspecifieke seroprevalentiedata van een grootschalige
studie representatief voor Nederland beschreven. Andere Nederlandse
seroprevalentiestudies hebben zich gericht op een gelimiteerd
aantal HPV-typen (HPV6, 11, 16 en 18) en leeftijds-cohorten, of
alleen op een specifieke stad (Amsterdam) in Nederland. (8,9)
Seroprevalentiedata zijn waardevol omdat ze inzicht kunnen geven in
bevolkingsgroepen die een verhoogd risico lopen op HPV-infecties,
in de verdeling van de verschillende HPV-typen en om de
populatie-effecten over de lange termijn van HPV-16/18-vaccinatie
te kunnen monitoren.
Methode
Studie opzet
In totaal werden 19.781 personen, representatief voor de
Nederlandse bevolking, uitgenodigd waarvan er 6386 (32%) deelnamen
aan de studie. De leeftijdsrange van de deelnemers (vrouwen, mannen
en kinderen) in deze serosurveillancestudie (PIENTER-2, uitgevoerd
in 2006- 2007) was 0-79 jaar. (10)
Twee sera waren niet bruikbaar voor de analyses (0.03%) omdat de
kwaliteit ervan niet toereikend was. In totaal zijn dus 6384 sera
getest waarvan 54% afkomstig van vrouwen (n = 3473) en 46%
afkomstig van mannen (n = 2911). De leeftijdscohorten 0 en 1-4 jaar
en niet-Westerse migranten werden extra bemonsterd omdat deelname
in deze groepen laag was. Elke deelnemer werd gevraagd een
vragenlijst in te vullen en een bloedmonster te doneren. De lijst
bevatte vragen over onder andere demografische karakteristieken,
vaccinatiegeschiedenis en vragen over seksueel overdraagbare
aandoeningen (soa (seksueel overdraagbare aandoening
)). Vragen betreffende seksueel gedrag waren alleen
voor deelnemers ouder dan 14 jaar. Elke deelnemer, of wanneer nodig
de ouders/voogd, heeft toestemming gegeven voor het gebruik van
sera en vragenlijsten. De studie is goedgekeurd door een medische
ethische toetsings-commissie (ISRCTN 20164309).
Figuur 1 Totale HPV-seroprevalentie van 7 hoog-risico HPV- typen in Nederland onder mannen (witte balken), vrouwen (licht grijze balken) en totaal (donker grijze balken). Error bars geven een 95% betrouwbaarheidsinterval weer.
Figuur 2 Antilichaamconcentraties (LU/ml) van A. HPV16 en B. HPV18 in Nederland voor personen van 0-79 jaar. De grijze lijn geeft de cutoff waarde weer. A. 1-9 leeftijdscohort versus 20-24 jarigen p0.0001. B. 1-9 leeftijdscohort versus 20-24 jarigen p0.0001. De 1-9 jarige leeftijdscohorten waren significant verschillend van de cohorten van 20-79 jaar, maar significantie is niet weergegeven.
Procedures
HPV-specifieke IgG (Immunoglobulin G)-antilichamen in serum tegen HPV-16, 18, 31,
33, 45, 52 en 58 zijn gedetecteerd met behulp van een
virus-like-particle (VLP)-based muliplex immuno assay. VLP’s,
bestaande uit het HPV-L1-capside-eiwit, werden gekoppeld aan
fluorescerende beads. Serum werd geïncubeerd met VLP-gekoppelde
beads. Wanneer HPV-specifieke L1-antilichamen in het serum aanwezig
waren, zullen deze aan de VLP-gekoppelde beads binden. Vervolgens
werden de HPV-specifieke antilichamen gedetecteerd met behulp van
een conjugaat (phycoerythrin (RPE) gelabeld IgG-conjugaat). De
afkapwaarde voor seropositiviteit werd bepaald door gebruik te
maken van de data uit deze serosurveillancestudie, van de cohorten
die hoogstwaarschijnlijk negatief zijn: kinderen tussen 1-10 jaar
(n = 859). Met behulp van de eenzijdige 99%
predictie-intervalmethode, werden de afkapwaarden berekend.
Seropositiviteit kon worden bepaald door gebruik te maken van de
volgende afkapwaarden: 9, 13, 27, 11, 19, 14 en 31 LuminexUnits
(LU)/milliliter (ml) voor respectievelijk HPV16, 18, 31, 33, 45, 52
en 58.
Data-analyses werden uitgevoerd met SAS versie 9.2 en GraphPad
Prism versie 4.0.3. Seroprevalenties voor verschillende
leeftijds-cohorten werden gewogen (geslacht, leeftijd, etniciteit
en urbanisatiegraad) naar de referentiepopulatie (Nederlandse
populatie op 1 januari 2007). Associaties tussen
HPV-seropositiviteit in personen ouder dan 14 jaar en
persoonskarakteristieken (geslacht, etniciteit, burgerlijke staat,
vaste of wisselende partner, educatieniveau, sociaaleconomische
status, leeftijd seksueel debuut, condoomgebruik en aantal
sekspartners in laatste 6 maanden en het gerapporteerd hebben van
een soa) werden geanalyseerd in een multivariaat logistische
regressie-analyse. Door gebruik te maken van backward selection
werden niet-significante variabelen (p > 0.05, Wald statistiek)
uit het model verwijderd. Het was ook mogelijk om dit model te
gebruiken voor mogelijke HPV-geassocieerde interacties met
geslacht.
Resultaten
HPV-seroprevalentie in Nederland
De totale seroprevalentie voor tenminste 1 van de 7 HPV-typen
bij personen tussen de 0-79 jaar was 17.7%: 16.0% bij mannen en
19.4% bij vrouwen. Gelijkoplopend met de gemiddelde leeftijd van
seksueel debuut werd een toename in seroprevalentie waargenomen
tussen de leeftijdscohorten 15-19 en 20-24 jaar. (Figuur 1) Deze
toename in seroprevalentie onder jongvolwassenen was voornamelijk
duidelijk voor HPV16 (een toename van 4.3% naar 14.1%), maar minder
duidelijk voor de andere 6 hr-HPV-typen. Seroprevalenties bij
mannen en vrouwen rond de middelbare leeftijd en bij ouderen waren
niet significant verschillend. Bij personen vanaf 50 jaar en ouder
werd een significant dalende trend in seroprevalentie waargenomen
(p = 0.0125).
HPV-seroprevalenties bij kinderen (1-9 jaar oud) waren laag (tot
4.2% voor HPV16/18) in vergelijking met de oudere
leeftijdscohorten. Voor de andere vijf HPV-typen werden geen hogere
seroprevalenties gevonden dan 3.5%. Ook in de 0-jarigen waren voor
HPV16, 33, 45, 52 en 58 enkele kinderen seropositief (24 van de
346). Het merendeel van deze kinderen (16 van de 24) was jonger dan
6 maanden oud.
De totale seroprevalentie van de 7 hr-HPV-typen bij personen ouder
dan 14 jaar was 22.8% en significant hoger bij vrouwen (25.2%) dan
bij mannen (20.3%) (p = 0.0002). (Tabel 1) De seroprevalentie van
HPV16 en/of HPV18 was 13%. Van de deel-nemers ouder dan 14 jaar was
4.7% seropositief voor een combinatie van HPV16 en 18. Voor deze
combinatie waren mannen (5.7%) vaker seropositief dan vrouwen
(3.6%) (p0.0001). Seropositiviteit voor HPV16 of HPV18 boven de
14 jaar was echter hoger bij vrouwen (10.2%) dan bij mannen
(6.3%)(p0.0001). Seropositiviteit voor 2 of meer HPV-typen werd
gedetecteerd in 10.1% bij deelnemers ouder dan 14 jaar, waarvan een
klein percentage seropositief was voor alle 7 HPV-typen (0.4%). In
Nederland was HPV16 het meest voorkomende type gevolgd door HPV45,
18, 33 en 52. Seropositiviteit tegen HPV58 en 31 werd nauwelijks
waargenomen. (Tabel 2)
HPV-specifieke antilichaamconcentraties
HPV-seroprevalentie in jonge kinderen (1-9 jaar oud) was laag.
Ook de HPV16/18 antilichaamconcentraties waren significant lager in
jonge kinderen dan in de leeftijdscohorten van 20-79 jaar. (Figuur
2) Voor de andere 5 HPV-typen werden soortgelijke resultaten
waargenomen. Antilichaamconcentraties rond middelbare leeftijd en
bij ouderen waren redelijk constant en vergelijkbaar met de
concentraties op 20-24 jarige leeftijd.
Risicofactoren geassocieerd met HPV-seropositiviteit
HPV-seropositiviteit voor tenminste 1 van de 7 HPV-typen werd
significant geassocieerd met geslacht, etniciteit, burgerlijke
staat, het hebben van wisselende partners, leeftijd van seksueel
debuut en het gerapporteerd hebben van een soa. (Tabel 3A) Vrouwen
werden geassocieerd met een hoger risico op HPV-seropositiviteit
dan mannen, evenals migranten (vrouwen en mannen) uit Suriname,
Aruba en de Nederlandse Antillen en eerstegeneratie migranten.
Burgerlijke staat (niet getrouwd, samenwonend en gescheiden) was
ook geassocieerd met een hoger risico op HPV-seropositiviteit.
Weduwen toonden een verlaagd risico op HPV-seropositiviteit.
Educatie niveau, sociaaleconomische status, condoomgebruik en
aantal partners in de laatste 6 maanden werden niet geassocieerd
met HPV-seropositiviteit.
Burgerlijke staat was de enige risicofactor verschillend tussen
mannen en vrouwen. (Tabel 3B) Samenwonende, niet getrouwde en
gescheiden vrouwen werden geassocieerd met een hoger risico op
HPV-seropositiviteit dan mannen. Zowel mannen als vrouwen waarvan
de partner was overleden toonden een verlaagd, maar niet
significant verlaagd, risico op HPV-seropositiviteit.
Discussie
Met een grootschalige crosssectionele studie, hebben we de
seroprevalentie van hr-HPV-typen 16, 18, 31, 33, 45, 52 en 58 in
vrouwen, mannen en kinderen in Nederland onderzocht vóór de
invoering van het HPV-vaccin. De belangrijkste bevindingen zijn:
HPV–seroprevalentie neemt toe rond de leeftijd van seksueel debuut
(leeftijdscohort van 15-19 jaar) en deze toename is het duidelijkst
voor HPV16.
In personen rond middelbare leeftijd en in ouderen vond een
significante daling in seroprevalentie gecorreleerd aan de leeftijd
plaats.
Vrouwen waren meer seropositief dan mannen in de cohorten ouder dan
14 jaar.
HPV16 is het meest prevalente HPV-type bij zowel mannen als vrouwen
en 10.1% van personen ouder dan 14 jaar waren seropositief voor
meerdere HPV-typen.
Op 2 studies na is er weinig informatie over de HPV-seroprevalentie
in Nederland beschikbaar. (8,9) In deze studie wordt voor de eerste
keer de HPV-seroprevalentie van 7 hr-typen weergegeven in een
steekproef representatief voor Nederland en daarom kan deze studie
inzicht geven in de distributie van hr-HPV in de gehele Nederlandse
bevolking als ook over de risicofactoren geassocieerd met
HPV-seropositiviteit.
Genitale HPV-infecties zijn seksueel overdraagbaar. Een toename in
HPV-seroprevalentie rond seksueel debuut is daarom te verwachten.
In deze studie werd de toename in seroprevalentie waargenomen onder
jongvolwassen vrouwen, wat overeenkomt met eerder verschenen
studies die ook een toename in seroprevalentie voor HPV16 en 18
onder jong- volwassenen aantoonden. Voor de andere hr-HPV zijn
momenteel echter weinig data beschikbaar. (11,12) Ook in lijn met
eerdere studies vonden wij dat de seroprevalentie onder vrouwen
hoger is dan onder mannen (11,13), hoewel een groter percentage
mannen seropositief was dan in andere studies. De dalende trend in
seroprevalentie vanaf de middelbare leeftijd en ouder kan
gerelateerd zijn aan een cohorteffect. Door veranderingen in
seksueel gedrag in de loop van de tijd is het mogelijk dat ouderen
minder seksuele contacten hebben onderhouden dan jong volwassenen
(14). Het in hoogte afnemen van antilichaamresponsen naarmate men
veroudert (waning immunity) zou ook een verklaring kunnen zijn,
hoewel het bekend is dat de HPV-specifieke humorale respons
relatief stabiel is over de tijd. (7)
HPV-specifieke antilichamen in jonge kinderen worden misschien niet
direct verwacht omdat jonge kinderen hoogstwaarschijnlijk niet
seksueel actief zijn. Desondanks worden in de meeste
serosurveillance studies een lage HPV16-seroprevalentie in kinderen
(tot een leeftijd van 9 jaar) waargenomen (1.5-7.6%) (15), zo ook
in deze studie. HPV-specifieke antilichaamconcentraties waren wel
significant lager in kinderen dan in volwassenen wat duidt op
weinig blootstelling aan hr-HPV voor de puberteit. Maternale
antistoffen kunnen verantwoordelijk zijn voor de seropositiviteit
in zuigelingen (leeftijd van 0-6 maanden) want deze antilichamen
nemen na de geboorte langzaam af. (16) Naast de transmissie van HPV
door seksuele contacten zijn ook andere transmissieroutes
beschreven. HPV kan gedetecteerd worden in de orale mucosa, op de
tonsillen en vingers. Via verticale en horizontale transmissie zou
dit kunnen resulteren in HPV-seropositiviteit in kinderen en
zuigelingen. (17,18)
Kruisreactiviteit van HPV-specifieke antilichamen tussen de
verschillende serotypen kan resulteren in multiseropositiviteit,
wat in deze studie bij 10.1% van de deelnemers boven 14 jaar werd
waargenomen, maar ook infecties met meerdere HPV-typen kan niet
worden uitgesloten.
De HPV-typen die in deze studie getest werden, zijn fylogenetisch
gerelateerd en behoren tot de alfa-7 (HPV18 en 45) of alfa-9
(HPV16, 31, 33, 52 en 58)-clade. De aanzienlijke hoge homologie van
60-70% tussen de nucleotide sequenties van het L1-gen tussen deze 2
clades van het alfagenus, maakt kruisreactiviteit aannemelijk. (19)
Specifieke interacties van antistoffen met meerdere HPV-typen
binnen een clade kwamen niet meer voor dan interacties met
HPV-typen tussen de clades. HPV16 is wereldwijd het meest dominante
HPV-type met continentale verschillen in de distributie van de
andere HPV-typen. (20) Er zijn nog weinig
seroprevalentiepopulatiestudies uitgevoerd, maar een studie in
Duitsland laat zien dat HPV16 ook daar het meest voorkomende type
is. (12) Er zijn echter wel kleine verschillen in de distributie
van de andere HPV-typen. Andere seroprevalentiestudies bevestigen
tevens dat etniciteit, burgerlijke staat, partnertype en het
oplopen van een soa geassocieerd worden met HPV-seropositiviteit.
(21,22) De enige risicofactor geassocieerd met de hogere
HPV-seropositiviteit in vrouwen was de burgerlijke staat.
Hr-HPV-typen zijn ook veelvoorkomend onder mannen. HPV-infecties in
mannen worden in verband gebracht met de ontwikkeling van anale- en
peniskanker. (23) Door het vaccineren (HPV16/18) van jonge vrouwen
in Nederland kan in de toekomst groepsimmuniteit een belangrijke
rol gaan spelen in de daling van de HPV-incidentie, ook onder
mannen. (24) Vrouwen ouder dan 16 jaar, die nu niet in aanmerking
komen voor een HPV-vaccinatie via het RVP, kunnen ook baat hebben
bij de HPV16/18-vaccinatie omdat uit deze studie blijkt dat een
groot percentage van deze vrouwen nog steeds HPV-seronegatief is.
Een beperking van deze studie is de zelfrapportage van seksueel
gedrag waardoor het mogelijk kan zijn dat niet elke deelnemer dit
naar waarheid heeft ingevuld. Vragen die niet waren opgenomen in de
vragenlijst, zoals het aantal seksuele contacten gedurende een
leven, zou de HPV-seropositiviteit beter kunnen verklaren. Het is
mogelijk dat HPV-seroprevalentiestudies het aantal HPV-infecties
onderschatten omdat niet alle HPV-geïnfecteerde individuen ook
daadwerkelijk een meetbare HPV- antilichaamrespons ontwikkelen.
(25)
Conclusie
Deze studie geeft inzicht in de sero-epidemiologie van 7
hr-HPV-typen in de Nederlandse bevolking. Momenteel worden
12-jarige meisjes uitgenodigd voor het HPV-vaccinatieprogramma en
deze leeftijd wordt gerechtvaardigd door de resultaten uit deze
studie waarin een toename in HPV-seroprevalentie wordt waargenomen
rond de leeftijd van seksueel debuut. Directe interpretatie van de
frequentie van HPV-infecties is lastig omdat ook rekening gehouden
moet worden met mogelijke kruisreactiviteit van de antistoffen met
meerdere HPV-serotypen als ook met de mate van seroconversie.
Desondanks kunnen HPV-seroprevalentiedata van de bevolking uit de
prevaccinatieperiode gebruikt worden als nulmeting om de
langetermijneffecten van de HPV16/18-vaccinatie goed te kunnen
monitoren en inzicht te krijgen in het effect van vaccinatie op
viruscirculatie in mannen en vrouwen.
Auteurs
M. Scherpenisse 1,2 M. Mollers 1,2, R. Schepp
1, H. Boot 1, H. de Melker 1, C.
Meijer 2, G. Berbers 1 , F. van der
Klis1
1. Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven
2. Afdeling Pathologie, VUmc (VU Medisch Centrum Amsterdam), Amsterdam, Nederland.
Correspondentie
M. Scherpenisse | mirte.scherpenisse@rivm.nl
Literatuur
- Einstein, M.H., et al., Clinician’s guide to human papillomavirus immunology: knowns and unknowns. Lancet Infect Dis, 2009. 9(6): p. 347-56.
- Woodman, C.B., S.I. Collins, and L.S. Young, The natural history of cervical HPV infection: unresolved issues. Nat Rev Cancer, 2007. 7(1): p. 11-22.
- Trottier, H. and E.L. Franco, The epidemiology of genital human papillomavirus infection. Vaccine, 2006. 24 Suppl 1: p. S1-15.
- Ho, G.Y., et al., Persistent genital human papillomavirus infection as a risk factor for persistent cervical dysplasia. J Natl Cancer Inst, 1995. 87(18): p. 1365-71.
- Schiffman, M.H., et al., Epidemiologic evidence showing that human papillomavirus infection causes most cervical intraepithelial neoplasia. J Natl Cancer Inst, 1993. 85(12): p. 958-64.
- Ho, G.Y., et al., Natural history of cervicovaginal papillomavirus infection in young women. N Engl J Med, 1998. 338(7): p. 423-8.
- af Geijersstam, V., et al., Stability over time of serum antibody levels to human papillomavirus type 16. J Infect Dis, 1998. 177(6): p. 1710-4.
- Heiligenberg, M., et al., Seroprevalence and determinants of eight high-risk human papillomavirus types in homosexual men, heterosexual men, and women: a population-based study in Amsterdam. Sex Transm Dis, 2010. 37(11): p. 672-80.
- Kramer, M., et al., Age-specific HPV seroprevalence among young females in The Netherlands. Sex Transm Infect, 2010. 86(7): p. 494-9.
- van der Klis, F.R., et al., Second national serum bank for population-based seroprevalence studies in the Netherlands. Neth J Med, 2009. 67(7): p. 301-8.
- Markowitz, L.E., et al., Seroprevalence of human papillomavirus types 6, 11, 16, and 18 in the United States: National Health and Nutrition Examination Survey 2003-2004. J Infect Dis, 2009. 200(7): p. 1059-67.
- Michael, K.M., et al., Seroprevalence of 34 human papillomavirus types in the German general population. PLoS (Plos One) Pathog, 2008. 4(6): p. e1000091.
- Newall, A.T., et al., Population seroprevalence of human papillomavirus types 6, 11, 16, and 18 in men, women, and children in Australia. Clin Infect Dis, 2008. 46(11): p. 1647-55.
- Desai, S., et al., Prevalence of human papillomavirus antibodies in males and females in England. Sex Transm Dis, 2011. 38(7): p. 622-9.
- Dunne, E.F., et al., Seroprevalence of human papillomavirus type 16 in children. J Infect Dis, 2005. 191(11): p. 1817-9.
- Heim, K., et al., Type-specific antiviral antibodies to genital human papillomavirus types in mothers and newborns. Reprod Sci, 2007. 14(8): p. 806-14.
- Rice, P.S., et al., High risk genital papillomavirus infections are spread vertically. Rev Med Virol, 1999. 9(1): p. 15-21.
- Sonnex, C., S. Strauss, and J.J. Gray, Detection of human papillomavirus DNA on the fingers of patients with genital warts. Sex Transm Infect, 1999. 75(5): p. 317-9.
- de Villiers, E.M., et al., Classification of papillomaviruses. Virology, 2004. 324(1): p. 17-27.
- de Sanjose, S., et al., Worldwide prevalence and genotype distribution of cervical human papillomavirus DNA in women with normal cytology: a meta-analysis. Lancet Infect Dis, 2007. 7(7): p. 453-9.
- Thompson, D.L., et al., Seroepidemiology of infection with human papillomavirus 16, in men and women attending sexually transmitted disease clinics in the United States. J Infect Dis, 2004. 190(9): p. 1563-74.
- Stone, K.M., et al., Seroprevalence of human papillomavirus type 16 infection in the United States. J Infect Dis, 2002. 186(10): p. 1396-402.
- Palefsky, J.M., Human papillomavirus-related disease in men: not just a women’s issue. J Adolesc Health, 2010. 46(4 Suppl): p. S12-9.
- Bogaards, J.A., et al., Long-term impact of human papillomavirus vaccination on infection rates, cervical abnormalities, and cancer incidence. Epidemiology, 2011. 22(4): p. 505-15.
- Carter, J.J., et al., Comparison of human papillomavirus types 16, 18, and 6 capsid antibody responses following incident infection. J Infect Dis, 2000. 181(6): p. 1911-9.