Kinderopvang op de boerderij is aantrekkelijk. Kinderen zijn veel buiten, bewegen meer en leren hoe zij moeten omgaan met dieren. Helaas kunnen kinderen door contact met dieren en door omstandigheden op en rondom het boerenbedrijf soms ziek worden. Met de juiste voorzorgsmaatregelen zijn deze risico’s te voorkomen of te verkleinen. De kinderdagverblijven (KDV (kinderdagverblijf)) op boerenbedrijven vallen onder de Wet kinderopvang en worden geïnspecteerd door GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst)’en. De GGD Hart voor Brabant startte samen met de VAK (Verenigde Agrarische Kinderopvang) en ZLTO, vereniging voor ondernemers in de groene ruimte, een project om verschillende groepen, zoals beheerders, ouders en gemeenten te informeren over gezondheidsaspecten van agrarische kinderopvang. In het project is gekeken naar de positieve gezondheidsaspecten en naar risico’s op het gebied van infectieziekten, veiligheid en milieu.
content
Auteur(s): A.S.G. van Dam, P. Tolsma, I. Kanters, R. Selen
Infectieziekten Bulletin, jaargang 24, nummer 5, mei 2013
Het project
Om de risico’s in kaart te brengen is er een literatuurstudie uitgevoerd en zijn er gesprekken gevoerd met deskundigen van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)), de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)) en Economische Zaken (EZ (Economische Zaken)). Ook hebben we telefonische interviews gedaan met veehouders, in het werkgebied van de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Hart voor Brabant, die een agrarisch KDV (kinderdagverblijf) op hun erf hebben. Op basis van deze informatie zijn de brochures voor KDV-beheerders en ouders en een workshop ontwikkeld. Een beleidsadvies voor gemeenten is opgesteld en besproken met ambtenaren en de landelijke GGD-werkgroep veehouderij en gezondheid. Aan het einde van het project is een evaluatie uitgevoerd.
Een gezonde groene omgeving
In een omgeving met veel ruimte, dieren en natuur bewegen kinderen meer waardoor de kans op overgewicht afneemt. Door activiteiten als klimmen, klauteren, graven en rennen ontdekken kinderen hun eigen kunnen en grenzen beter, wat de ontwikkeling van de motoriek stimuleert. (1) Het agrarisch KDV biedt deze mogelijkheden ook, naast het directe contact met dieren. Contact met dieren heeft positieve effecten op de ontwikkeling van een kind. Ook leren kinderen waar voedselproducten, zoals melk en eieren, vandaan komen.
Zoönosen bij boerderijdieren
Naast de positieve gezondheidseffecten van kinderopvang op de boerderij lopen kinderen ook de kans om er een zoönose op te lopen. Door voorzorgsmaatregelen te nemen zijn deze risico’s te verkleinen. Niet elke zoönose vormt een ernstig risico voor de gezondheid van kinderen. Verwekkers van maagdarminfecties, zoals de shigatoxineproducerende E.Coli-bacterie (STEC (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen)), Salmonella en Campylobacter vormen op dit moment het grootste risico voor kinderen. (2) Zij kunnen infecties oplopen door contact met besmette dieren (aaien) en de besmette omgeving (hekwerk, grond, oppervlaktewater), maar ook door het eten van besmet voedsel, zoals ongepasteuriseerde melk, rauwe eieren en vlees. Ook kunnen zich bij hen ernstige complicaties voordoen. Andere infectieziekten die kunnen voorkomen bij dieren op een boerderij zijn Q-koorts en aviaire influenza, die via de lucht verspreiden. Verder kunnen kinderen door direct contact met dieren een orfvirusinfectie , veegerelateerde MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus ), tetanus of ringworm oplopen.
In het project is een brochure voor beheerders van agrarische KDV ontwikkeld. Hierin zijn adviezen over persoonlijke-, voedsel-, bedrijf- en omgevingshygiëne opgenomen. Bijvoorbeeld het dragen van overalls en laarzen in de stallen, het wassen van de handen na contact met dieren, en het opstellen van een een bijtprotocol. De adviezen zijn gebaseerd op aanbevelingen naar aanleiding van voorgaande uitbraken en de hygiënecode van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). (3)
Uitbraak van een dierziekte
Bij een uitbraak op een boerenbedrijf van zeer besmettelijke dierziekten, zoals aviaire influenza, mond- en klauwzeer, klassieke en Afrikaanse varkenspest, gaat het bedrijf dicht. Mensen die niet noodzakelijkerwijs op het bedrijf hoeven te zijn mogen er niet komen.(4) Deze zeer besmettelijke ziekten kunnen zich namelijk snel verspreiden naar andere bedrijven. De NVWA adviseert over maatregelen en de duur van de maatregelen. De kinderopvang op het besmette boerenbedrijf wordt gestopt tijdens de ruimings- en ontsmettingsperiode die een aantal weken duurt. Dit is ook het geval als er nog maar een verdenking is van besmetting.
Veiligheid op het erf
Chemicaliën en diergeneeskundige middelen kunnen bij contact (via huid, inademing, opeten, opdrinken) een risico zijn voor de gezondheid van mensen. De veehouder moet deze middelen goed opbergen, zodat de kinderen er niet bij in de buurt kunnen komen.
Op boerenbedrijven worden vaak grote voertuigen gebruikt voor werk op het land of in de stallen. Als deze voertuigen op het terrein van het KDV rijden terwijl de kinderen buiten zijn, kunnen er gevaarlijke situaties ontstaan. De meeste agrarische kinderdagverblijven hebben een apart erf voor de kinderen. Dit is geen verplichting, maar wordt door de VAK aanbevolen.
Fijnstof en geur
Fijnstof is een verzamelnaam voor deeltjes in de lucht van verschillende omvang en samenstelling. Fijnstof komt deels uit de natuur en wordt deels veroorzaakt door menselijk handelen: uitstoot door verkeer, industrie of de veehouderij. Verkeer en landbouw zijn in Nederland belangrijke bronnen van fijnstof. Bij pluimveebedrijven wordt het meeste fijnstof uitgestoten, gevolgd door varkensbedrijven en rundveebedrijven. Kinderen zijn in het algemeen extra gevoelig voor blootstelling aan fijnstof.
Op boerderijen waar vee gehouden wordt ruikt het naar dieren en hun mest en/of urine. Geur kan hinderlijk zijn. Het hangt samen met lichamelijke klachten en verstoring van activiteiten. (5) De beoordeling van geur is subjectief en voor iedereen anders. Mensen met astma, allergieën en overgevoeligheid voor (chemische) geuren, zullen eerder gezondheidsklachten ervaren door geur dan andere mensen.
In de milieuwetgeving zijn normen opgenomen voor fijnstof en geur. Op vooral de intensieve veehouderijbedrijven (waarbij de dieren binnen gehouden worden zoals varkens en kippen) kan er sprake zijn van uitstoot van fijnstof en geur. Vanwege een hogere blootstelling hieraan adviseren we dat kinderen niet in de stallen komen bij intensieve veehouderijen.
Situering agrarische kinderopvang
Als een veehouder wil starten met een kinderopvang op zijn erf is daar een vergunning voor nodig en zal meestal het bestemmingsplan moeten worden aangepast. Gemeenten vragen regelmatig aan GGD’en advies hierover. In dit project is een beleidsadvies voor gemeenten gemaakt. Als gemeente is het belangrijk om een omgevingsscan te maken en te inventariseren welke bedrijven er zich in de omgeving van de kinderopvang bevinden. Daarbij is het van belang om niet alleen naar andere agrarische bedrijven te kijken, maar ook naar bedrijven met geurbelasting of uitstoot van gevaarlijke stoffen zoals industrie en naar drukke verkeerswegen. Het is belangrijk dat de kinderopvang op een duurzame en gezonde locatie komt. De gemeente kan in samenspraak met de GGD een inschatting maken in hoeverre het boerenbedrijf zelf en de omliggende bedrijven gezondheidseffecten kunnen veroorzaken.
Toolkit agrarische kinderopvang
Op de website van de GGD Hart voor Brabant kan men brochures downloaden (ook in platte tekst) voor beheerders van agrarische KDV en ouders en het beleidsadvies voor gemeenten. http://www.ggdhvb.nl/nl-NL/Professionals/Kinderopvang/Starten-Kinderopvang/Agrarische-kinderopvang-gezond-en-veilig. GGD’en en andere organisaties kunnen de materialen gebruiken voor verspreiding in hun eigen regio. Naast deze producten heeft de GGD ook een workshop georganiseerd voor de beheerders van agrarische KDV. Deze workshop is ook te verkrijgen bij de GGD Hart voor Brabant.
Het project is mede mogelijk gemaakt door de regionale subsidiegelden van het RIVM.
Auteurs
A.S.G. van Dam 1,2, P. Tolsma 1, I. Kanters 1, R. Selen 1
1. GGD Hart voor Brabant
2. Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven
Correspondentie:
A.S.G. van Dam | s.van.dam@ggdhvb.nl
Literatuur
- Fjørtoft I. ‘The Natural Environment as a Playground for Children: The Impact of Outdoor Play Activities in Pre-Primary School Children’ (2001) Early Childhood Education Journal, Vol. 29, No. 2, pp.111-117
- Steinmuller N, Demma, L, Bedner JB et al. Outbreaks of Enteric Disease Associated with Animal Contact: Not Just a Foodborne Problem Anymore. Clinical Infectious Diseases 2006;38:1298-1302.
- Ministerie van VWS, ministerie van LNV (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (VWA (Voedsel- en Waren Autoriteit)). Code voor hygiëne op kinderboerderijen in Nederland, 2004.
- Rijksoverheid. Beleidsdraaiboeken dierziekten. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/dieren/dierziektes/dierziektes-bestrijden/beleidsdraaiboeken-dierziektes
- Bongers M, Geurhinderonderzoek stallen intensieve veehouderij. Ministerie van VROM (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer), 2001.