Overzicht van bijzondere meldingen, clusters en epidemieën van infectieziekten in binnen- en buitenland tot en met 26 april 2017.

IB 05-2017

Auteur: E. Fanoy

Infectieziekten Bulletin, jaargang 28, nummer 5, mei 2017

Binnenlandse signalen

Medewerker vaccinproducent besmet met poliovirus

Begin april vond een incident plaats in een afgeschermde ruimte bij een vaccinproducent. Hierbij zijn 2 medewerkers blootgesteld aan poliovirus. Na het incident zijn direct maatregelen genomen om verdere verspreiding te voorkomen. Uit onderzoek bleek dat 1 van de medewerkers besmet is geraakt met het poliovirus. Volgens protocol heeft de GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) alle gezinscontacten van de besmette persoon in kaart gebracht. Deze worden uit voorzorg onderzocht. Binnen het bedrijf is iedereen die werkzaam is in de vaccinproductie standaard gevaccineerd tegen polio. Door de poliovaccinatie kan de medewerker die besmet is geraakt zelf niet ziek worden. Wel draagt deze medewerker het virus bij zich en kan hij het verspreiden via de ontlasting. De medewerker draagt het virus niet in zijn keel. Er zijn hygiënische maatregelen genomen zodat het virus zich niet verder kan verspreiden, zoals verblijf in isolatie. Pas als het virus uit de ontlasting is, worden de maatregelen opgeheven. Dit kan enkele weken duren. Daarnaast heeft de GGD alle gezinscontacten van de medewerker in kaart gebracht en controleert of zij het virus niet bij zich dragen. Door alle getroffen maatregelen is het risico dat het virus zich verder verspreidt vrijwel nihil. In Nederland krijgen kinderen vanaf de leeftijd van 2 maanden een inenting tegen polio. Daarmee is het grootste deel van de bevolking beschermd tegen deze ziekte. Het is desondanks belangrijk om gerichte maatregelen te nemen rondom deze persoon die besmet is geraakt, omdat er in Nederland ook mensen zijn die niet gevaccineerd zijn tegen polio.
Bron:
RIVM.

Griepepidemie is voorbij

Van 28 november 2016 tot en met 12 maart 2017 was er een griepepidemie in Nederland. Men spreekt van een griepepidemie wanneer meer dan 51 op de 100.000 mensen zich bij de huisarts melden met griepachtige klachten en influenzavirus wordt aangetoond in afgenomen keel- en neusmonsters. De griepepidemie is nu na 15 weken officieel voorbij omdat al 2 weken lang het aantal mensen met griepachtige klachten onder de epidemische grens is gebleven (Figuur 1). Ook wordt er nauwelijks nog influenzavirus aangetoond bij mensen met griepachtige klachten. De epidemie duurde langer dan gemiddeld. In de afgelopen 20 jaar duurde een epidemie meestal rond de 9 weken. Dit seizoen circuleerden verschillende soorten influenzavirussen, maar subtype A(H3N2) kwam veruit het meeste voor. Het is bekend dat dit subtypevirus vooral bij 65-plussers complicaties kan veroorzaken, vaak in de vorm van longontsteking. Tijdens deze epidemie zagen de huisartsen inderdaad veel 65-plussers met longontsteking. Ook was er tijdens de epidemie verhoogde sterfte, voornamelijk in de leeftijdsgroep 75 jaar en ouder. Influenza is een mogelijke oorzaak van deze oversterfte. Onder de influenzavirussen die gevonden werden in de peilstationsurveillance in week 11, domineerde voor het eerst het influenza B-virus, zoals vaak gebeurt aan het einde van het influenzaseizoen. De aantallen influenza B-virus zijn echter laag. De influenza-activiteit is ook verder in de Europese regio dalende.
Bronnen: NIVEL Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg), RIVM,Sterftemonitoring, SNIV Surveillance Netwerk Infectieziekten Verpleeghuizen (Surveillance Netwerk Infectieziekten Verpleeghuizen), CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek), ECDC European Centre for Disease Prevention and Control (European Centre for Disease Prevention and Control)


 

Figuur 1 Geteste monsters afgenomen bij mensen met griepachtige klachten, periode 28 november 2016-12 maart 2017.


Meer chlamydia en gonorroe in 2016

Op basis van de recent verschenen Thermometer seksuele gezondheid zijn in 2016 11% meer chlamydiadiagnoses vastgesteld bij vrouwen en heteroseksuele mannen dan in 2015. Sinds 2013 wordt deze toename van het aantal positieve testen op chlamydia, de meest voorkomende soa seksueel overdraagbare aandoening (seksueel overdraagbare aandoening), al gesignaleerd bij vrouwen en heteroseksuele mannen. Bij mannen die seks hebben met mannen (MSM mannen die seks hebben met mannen (mannen die seks hebben met mannen)) blijft het aantal chlamydiadiagnoses stabiel. Bij MSM zijn in 2016 23% meer gonorroediagnoses vastgesteld dan in 2015. Opmerkelijk is dat het gonorroevindpercentage bij MSM (11% in 2016) hoger is dan bij chlamydia (10% in 2016). Er is vooralsnog geen resistentie gevonden en geen klinisch falen gerapporteerd voor ceftriaxon, het huidige eerstekeuzemiddel. Ook lymphogranuloma venereum (LGV Lymphogranuloma venereum (Lymphogranuloma venereum)) en infectieuze syfilis komen bij MSM steeds vaker voor met een toename van respectievelijk 35% en 30% ten opzichte van 2015. Het aantal LGV-infecties is vooral fors gestegen bij hivnegatieve MSM (55% was hivpositief in 2016 ten opzichte van 80% in 2013). Het aantal nieuwe hivdiagnoses gesteld bij de Centra Seksuele Gezondheid (CSG Centrum Seksuele Gezondheid (Centrum Seksuele Gezondheid)’s) is in 2016 (n=285) vrijwel gelijk aan het aantal in 2015 (n=288). 93% van de door CSG’s vastgestelde nieuwe hivdiagnoses betreft MSM. Het hivvindpercentage bij MSM is gedaald van 2,8% in 2007 tot 0,8% in 2016 en bij heteroseksuele mannen en vrouwen blijft het zeer laag: respectievelijk 0,06% en 0,03%. Het aantal aidsdiagnoses in 2016 was 116. De reden dat er meer soa worden gevonden bij de CSG’s komt onder andere omdat er steeds meer mensen getest worden die tot de hoogrisicogroepen horen, en daarmee een hoger soavindpercentage hebben. Hoogrisicogroepen kunnen zich gratis laten testen. Het gaat bijvoorbeeld om personen die voor een soa zijn gewaarschuwd door een (voormalige) partner, personen met soagerelateerde klachten en MSM.

In 2016 zijn in totaal 143.139 consulten geregistreerd door de CSG’s; een toename van 5% ten opzichte van 2015 (Figuur 2). Deze stijging komt vooral door een toename in het aantal consulten onder MSM (+17%) en een lichte toename van vrouwelijke bezoekers (+2%). Echter, het aantal consulten van heteroseksuele mannen nam licht af (-2%). Net als vorig jaar was 52% van de consulten met personen jonger dan 25 jaar. Vergelijkbaar met vorige jaren werd in een groot deel van de consulten 3 of meer seksuele partners in de afgelopen 6 maanden gerapporteerd: in 60% van de consulten onder heteroseksuele mannen, 78% van de consulten onder MSM en 43% van de consulten onder vrouwen. Bij consulten van heteroseksuele mannen en vrouwen bij wie het meest recente sekscontact een losse partner was, rapporteerden slechts 27% condoomgebruik (28% in 2015). Onder MSM was dit percentage hoger, namelijk 44% (47% in 2015).
Bronnen: Thermometer seksuele gezondheid 2016.


 

Figuur 2 Aantal consulten en soavindpercentage, 2007-2016.


Start tekenseizoen

In april is via de media aandacht gevraagd voor de start van het tekenseizoen. Ook de meerdaagse voorspelling van de tekenactiviteit op Tekenradar.nl geeft aan dat het tekenseizoen weer begonnen is (Figuur 3). Met de stijgende temperatuur liep het verwachte tekenactiviteitsniveau soms op tot ‘zeer hoog’ in grote delen van Nederland. Sinds de oprichting van Tekenradar.nl in 2012 door Wageningen University en het RIVM, zijn ruim 37.000 tekenbeten gemeld. Ongeveer 1% van de tekenbeten in Nederland worden gemeld op Tekenradar. Opvallend is dat 1 op de 5 tekenbeten wordt opgelopen binnen stedelijk gebied, zoals in stadsparken of in de eigen tuin. Teken moeten zo snel mogelijk uit de huid verwijderd worden, omdat ze ziekteverwekkers kunnen overdragen zoals de Borrelia-bacterie die de ziekte van Lyme veroorzaakt en het tekenencefalitis (TBE tick-borne encephalitis (tick-borne encephalitis))-virus wat hersen(vlies)ontsteking kan veroorzaken. Vorige zomer werden voor het eerst 2 patiënten gediagnosticeerd met TBE, die de ziekte hoogstwaarschijnlijk hebben opgelopen op de Utrechtse- en Sallandse Heuvelrug.
Bronnen: tekenradar, (lab)inf@ct 30 juni 2016, RIVM


 

Figuur 3 Tiendaagse tekenverwachting in Nederland.


Verkeerd gebruik glucosemeter leidt tot mogelijk besmettingsrisico

Door de GGD Amsterdam is op 16 maart vastgesteld dat de bloedsuikerspiegels van cliënten op een locatie Geïntegreerde Voorziening (GV Geïntegreerde Voorziening (Geïntegreerde Voorziening)) zijn gemeten met een glucosemeetapparaat dat bedoeld was voor individueel gebruik en niet voor meerdere personen. Op GV-locaties verlenen de afdeling Werk, participatie en Inkomen (WPI Werk, participatie en Inkomen (Werk, participatie en Inkomen)) van de gemeente Amsterdam en de GGD samen met ketenpartners zorg en hulp. Een klein deel van de groep bestaat uit ongeregistreerde mensen aan wie het GV in het verleden huisartsenzorg heeft geboden. Het glucosemeetapparaat is in gebruik geweest tussen 19 januari 2017 en 16 maart 2017. Er kan bloed-bloed contact zijn geweest tussen de clienten via het apparaat. Hierbij gaat het niet om de gebruikte naaldjes, omdat die voor elke patiënt werden vernieuwd, maar om bloed dat mogelijk op het apparaat zelf achterbleef. Het zijn maximaal 60 cliënten die een zeer klein risico hebben gelopen op besmetting met hepatitis B, C en hiv humaan immunodeficientievirus (humaan immunodeficientievirus). De GGD heeft hen geïnformeerd en uitgenodigd voor een screeningsconsult en bloedafname. Het (vervolg)beleid wordt conform de Landelijke Richtlijn Prikaccidenten uitgevoerd. Een aantal clienten was, vanwege afkomst of door risicovol gedrag (bijvoorbeeld het delen van naalden) mogelijk al eerder blootgesteld aan een van de 3 infecties. Sommige cliënten waren gevaccineerd tegen hepatitis B. De GGD Amsterdam heeft het incident gemeld bij de Inspectie voor Gezondheidszorg (IGZ Inspectie voor de Gezondheidszorg (Inspectie voor de Gezondheidszorg)) en een externe partij zal onderzoek doen naar de toedracht. Ook heeft de GGD bij meerdere ketenpartners nagevraagd welke glucosemeters zij gebruikten. HVO Hydrotreated Vegetable Oil (Hydrotreated Vegetable Oil)/Querido, een instelling voor maatschappelijke opvang voor dak- en thuislozen, meldde dat ook zij in 2 van hun vestigingen verkeerde glucosemeters gebruikt hebben. In hun persbericht meldden zij dat 12 cliënten en medewerkers risico hebben gelopen besmetting via bloedcontact.
Bronnen: GGD Amsterdam, HVO/Querido

Buitenlandse signalen

Mazelen in Europa

De World Health Organization (WHO World Health Organization (World Health Organization)) roept Roemenië en Italië op om meer actie te ondernemen om de voortdurende mazelenuitbraken te stoppen. Sinds begin 2016 zijn er in Roemenië 4.025 patiënten gemeld, waarvan 18 zijn overleden. Sinds begin 2017 is er een toename van het aantal patiënten in Italië tot meer dan 500, waaronder ook zorgprofessionals. Negentig procent van de Italiaanse patiënten is niet gevaccineerd. Ook in andere Europese landen worden mazelenpatiënten gemeld. In de meeste landen van de Europese Unie hebben minder dan 95% de tweede vaccinatie tegen bof, mazelen en rodehond (BMR bof, mazelen,rodehond (bof, mazelen,rodehond)) gehad.
Bronnen: ECDC, WHO

Gelekoortsuitbraak in Brazilië

Het European Centre for Disease prevention and Control (ECDC) heeft de risico-inventarisatie over de uitbraak van gele koorts in Brazilië bijgewerkt. Tussen 6 januari en 5 april 2017 zijn 1036 patiënten (450 met een mogelijke – en 586 met een bevestigde besmetting) gemeld, waarvan er 239 zijn overledenen (49 met een verdachte en 190 met een bevestigde besmetting). De uitbraak heeft zich verder uitgebreid met patiënten in het noorden van het land (Figuur 4). Gelekoortsvirus komt endemisch voor in Brazilië in een zogenaamde sylvatische (met betrekking tot wilde dieren) cyclus. Bij deze cylcus zijn de muggensoorten Haemagogus en Sabethes betrokken. Er zijn momenteel nog geen aanwijzingen dat er sprake is van verspreiding in een gedomestiseerde (stedelijke) cyclus van gele koorts. Deze kan ontstaan als geïnfecteerde personen naar de stad terugkeren en daar gebeten worden door Aedes aegypti-muggen die daarna het virus verspreiden. Er is een vaccinatiecampagne gestart.


 

Figuur 4 Situatie van gelekoortsuitbraak in Brazilië in 2017.


Het LCR Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering) adviseert gelekoortsvaccinatie aan reizigers naar gelekoortsrisicogebieden en tijdelijk ook naar gebieden waar nu een uitbraak heerst. De kans dat in Europa transmissie zal plaatsvinden is klein, omdat dit alleen mogelijk is als het gelekoortsvirus via viremische reizigers wordt overgebracht naar gebieden waar muggensoorten voorkomen die geschikt zijn als vector.
Bron: ECDC-RRA)

Auteur

E. Fanoy, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM

Correspondentie

ewout.fanoy@rivm.nl