Dit veldbericht beschrijft een praktijkvoorbeeld van een bijna fataal verlopen infectie met Chlamydia psittaci bij een man met verminderde weerstand. Zijn parkieten waren de bron van infectie. Verschillende overheidsinstanties zijn betrokken geweest bij deze casus en door goede samenwerking konden effectieve bestrijdingsmaatregelen genomen worden en kon het gezin worden begeleid.
content
Auteur(s): B.T.C. Brombacher, M. Schoo, S. Speerstra
Infectieziekten Bulletin, jaargang 23, nummer 6, juli 2012
Eind mei 2011 nam de echtgenote van een vogelliefhebber contact op met GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Fryslân omdat haar man al enige weken op de intensive careafdeling van het ziekenhuis lag en bij hem nu papegaaienziekte was vastgesteld. Zij wilde weten wat ze moest doen met de valk- en grasparkieten van haar man. Bij verificatie van de melding werd bevestigd dat bij de man Chlamydia psittaci was aangetoond en dat hij onder andere een pneumonie had. De GGD startte bron- en contactonderzoek. Psittacose is een meldingsplichtige ziekte en daarom werd de casus ook bij de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)) gemeld.
De dierenarts van de NVWA ging op huisbezoek bij de familie en trof de echtgenote van de patiënt en hun dochter. Het gezin kwam uit een sociaal zwak milieu. Er stond een volière met kanaries in de woonkamer en een voliere met parkieten in de schuur. De schuur was aangebouwd aan de keuken en die grensde aan de woonkamer. De volière in de schuur was erg vervuild en er zaten veel te veel parkieten in – ongeveer 50. In maart waren er nog nieuwe parkieten bijgekomen. Enkele vogels zaten bol en waren traag en er lag een aangevreten dode vogel op de grond. Het stof uit deze volière lag in een dikke laag tot in de keuken en woonkamer. De kanaries in de volière in de woonkamer leken gezond. Verder stonden in de woonkamer een konijnenhok en het bed van de dochter. En er liepen 2 tamelijk wilde honden rond die weggehouden moesten worden van het bezoek. De echtgenote en de dochter verklaarden dat ze bang waren voor de vogels en dat ze daarom de volières niet schoonmaakten en de dode vogel niet hadden weggehaald. Een zoon, die niet thuis woonde, kon dat wel doen. De dierenarts nam de dode parkiet en wat mestmonsters mee voor onderzoek door het Centraal Veterinair Instituut (CVI (Central Veterinary Institute)) te Lelystad.
Omdat het duidelijk was dat mevrouw geen afstand van de vogels wilde doen, adviseerde de NVWA-dierenarts, in overleg met de plaatselijke dierenarts, om niet te wachten met een antibioticabehandeling tot na de uitslag van het onderzoek. Behandeling met antibiotica werd direct gestart, ondanks twijfel of mevrouw in staat was om de medicijnen goed toe te dienen.
Psittacose is een zoönose. Geïnfecteerde vogels scheiden C. psittaci (chlamydia psittaci) uit via mest, snot en oogvocht. De uitscheiding kan toenemen door onder andere stress, warmte, transport of toevoegen van nieuwe vogels aan een groep. Infectie bij de mens ontstaat door het inademen van besmette luchtdeeltjes. De verplichte bestrijdingsmaatregelen bij vogels met psittacose bestaan uit het toedienen van antibiotica via het drinkwater gedurende 6 weken en een verplaatsingsverbod. Verder moeten de volières en de directe omgeving zorgvuldig en op de juiste manier gereinigd en ontsmet worden.
Omdat de dierenarts van de NVWA betwijfelde of mevrouw en haar dochter de zorg konden dragen voor het reinigen en ontsmetten van de volières, schakelde hij hiervoor de hulp van de GGD in. De GGD informeerde alle personen die betrokken waren bij dit gezin over de gevaren van psittacose voor de mens. Een zieke huishoudelijk hulp werd op psittacose onderzocht. In overleg met de afdeling Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) van de GGD werd besloten om een professioneel schoonmaakbedrijf in te huren. Ook werd het gezin aangemeld bij de organisatie MEE (http://www.mee.nl/) voor woonondersteuning.
Inmiddels bleek uit het CVI-onderzoek dat de materialen negatief waren voor aviaire chlamydiose (psittacose). Formeel eindigde toen de rol van de NVWA. Toch besloten GGD en NVWA opnieuw monsters af te nemen. De dierenarts van de NVWA ging samen met de plaatselijke dierenarts langs en nam fecesmonsters uit de cloaca’s van een aantal vogels. Twee parkieten moesten worden geëuthanaseerd. Al het monstermateriaal werd meegenomen voor onderzoek door het CVI. De testuitslagen van 3 van de 4 faecesmonsters van de parkieten en van de geëuthanaseerde parkieten waren nu positief voor Chlamydia psittaci. De fecesmonsters van de kanaries waren negatief. Het huis en de tuin werden officieel besmet verklaard en de wettelijke bestrijdingsmaatregelen werden van kracht.
Het was ondertussen nog niet gelukt om een schoonmaakbedrijf te regelen omdat er geen geld was. Alleen de patiënt had de beschikking over de banktegoeden. Het gezin werd bij het sociaal team aangemeld om o.a. de financiën te regelen. Na overleg tussen de OGGZ, het sociaal team en de gemeente konden de financiën worden geregeld en eind juni werd de woning door een schoonmaakbedrijf gereinigd en gedesinfecteerd.
Uiteindelijk zijn, na intensief overleg met alle betrokkenen en met toestemming van de patiënt, alle parkieten geëuthanaseerd. De thuiszorg startte hierna weer met de huishoudelijke hulp. De patiënt is volledig hersteld.
Het nemen van nieuwe monsters is beslissend geweest voor het verloop van deze casus. Vooral door de goede samenwerking tussen de betrokken instanties en de plaatselijke dierenarts zijn de noodzakelijke maatregelen genomen om meer besmettingen te voorkomen.
Auteurs
B.T.C. Brombacher1, M. Schoo2, S. Speerstra2
1. Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit)
2. GGD Fryslân
Correspondentie