Het RIVM en Wageningen Economic Research monitoren sinds 2006 de gevolgen van de derogatie (de verruimde toepassing van het gebruik van dierlijke mest) op de waterkwaliteit. Begin juli is het rapport met de monitoringsresultaten van 2016 verschenen. In dit artikel staan we stil bij de belangrijkste uitkomsten. Signaleren we opnieuw een daling van de nitraatconcentratie?
Begin juli is de rapportage van de LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid)–derogatiemonitoring over 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden. De belangrijkste conclusie is dat de uitspoeling van nitraat naar het grondwater sinds 2006 is gedaald of gelijk gebleven. Sinds 2015 ligt de nitraatconcentratie gemiddeld over alle derogatiebedrijven in alle regio’s onder de EU (Europese Unie)-norm van 50 mg/l.
Sterke daling gemeten nitraatconcentraties in Lössregio en Zand 230
Vanaf 2014 geldt voor lössgronden en de zandgronden in Zuid en Oost Nederland (Zand 230) een derogatie van 230 kg (kilogram) N/ha, terwijl voor nattere zandgronden (Zand 250) en klei- en veengronden nog 250 kg N/ha geldt. Met name in de Lössregio en Zand 230 lijkt de nitraatconcentratie de laatste jaren sterk te dalen (figuur 1). In Zand 250 is de daling minder sterk, maar liggen de concentraties veel lager dan in Zand 230. In de Klei- en Veenregio, waar altijd minder nitraat wordt gemeten, lijken de concentraties te stabiliseren.
Figuur 1: Nitraatconcentraties (mg NO3/l) op LMM-derogatiebedrijven per grondsoortregio
Daling stikstofoverschot naar de bodem sinds 2014
Het stikstofoverschot naar de bodem is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via gras en maïs). Tot 2013 zijn er geen duidelijke trends waargenomen in de stikstofbodemoverschotten in de verschillende grondsoortregio’s, maar vanaf 2014 is het gemiddelde stikstofbodemoverschot duidelijk lager dan daarvoor (figuur 2). Met name in 2014 kwam dit door het goede groeiseizoen. Het lagere stikstofbodemoverschot kan een mogelijke verklaring zijn voor de daling van de nitraatuitspoeling.
Figuur 2: Stikstofoverschotten naar de bodem op LMM-derogatiebedrijven
Invloed weersomstandigheden en grondwaterstand op nitraatuitspoeling
We weten dat naast de landbouwpraktijk ook het neerslagoverschot en de veranderingen in de grondwaterstand de nitraatuitspoeling beïnvloeden. Ook veranderingen in deelnemende bedrijven aan de steekproef kunnen van invloed zijn op de gemiddelde nitraatconcentraties, omdat grondsoort en grondwaterstand per bedrijf verschillen.
Voor zandgronden hebben we een statistische methode ontwikkeld om te corrigeren voor weersinvloeden, grondwaterstanden en veranderingen in de steekproef. De gestandaardiseerde concentraties in Zand 230 en Zand 250 vertonen veel minder schommelingen door de jaren heen dan de gemeten concentraties (figuur 3). Dat betekent dat variaties in gemeten concentraties voor een deel veroorzaakt zijn door weersomstandigheden en de wisselende samenstelling van de steekproef.
De daling in 2016 in Zand 230 is in de gestandaardiseerde concentraties flink afgevlakt. Helaas konden voor 2017 nog geen gestandaardiseerde concentraties worden berekend. We kunnen dus nog niet zeggen of de daling in de gemeten concentraties in 2017 ook te zien zal zijn in de gestandaardiseerde waarden. Dat zullen we pas volgend jaar weten.
Figuur 3: Gemeten en gestandaardiseerde nitraatconcentraties in de Zandregio
Meer weten? Het volledige rapport vindt u via deze link.
Publicatie artikel in LMM e-nieuws september 2018
Tekst: Saskia Lukacs