Er zijn verschillende redenen waarom de nitraatconcentratie in de ondiepe bodemlaag hoger zou kunnen zijn dan in diepere lagen. De drie meetnetten in de Lössregio nemen op verschillende diepte bodemmonsters. De resultaten van verschillende onderzoeken laten geen duidelijke verschillen zien in de nitraatconcentraties in het traject tussen één meter en drie meter beneden het maaiveld. Dit is het traject waarbinnen de monsters in de meetnetten worden genomen. Verschillen in meetdiepte tussen de drie meetnetten in de Lössregio zijn daarom geen voor de hand liggende verklaring voor de verschillen in de gemeten nitraatconcentraties tussen deze meetnetten.
In artikel 8 uit deze serie hebben we gezien dat de drie meetnetten in de Lössregio op verschillende diepte bodemmonsters nemen:
- LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid): 1,5-3,0m beneden maaiveld
- Bodemvochtmeetnet nitraat Mergelland (BVM (Bodemvochtmeetnet Limburg)) van de Provincie Limburg: 1,3-1,4m beneden maaiveld
- Duurzaam Schoon Grondwater (DSG (Duurzaam Schoon Grondwater)) van de Waterleidingmaatschappij Limburg (WML (Waterleidingmaatschappij Limburg)): 1,4-1,6m en 2,4-2,6m beneden maaiveld.
Door afbraak van nitraat in de bodem zou de nitraatconcentratie op grotere diepte lager kunnen zijn dan ondiep. Het nitraat in een ondiepe laag kan in een volgend seizoen mogelijk nog worden opgenomen door een diep wortelend gewas dat mogelijk nog nitraat kan opnemen uit de laag 1,0-1,5 m diepte. Ook in dat geval zou de nitraatconcentratie in de ondiepe bodemlaag hoger zijn dan in de diepere lagen. Als er een afname is van de nitraatconcentratie met de diepte, dan zou dat een verklaring kunnen zijn voor verschillen in de resultaten van de meetnetten.
De vraag is daarom of de nitraatconcentratie in het bodemvocht van lössgronden afneemt met de diepte binnen het meettraject. Om deze vraag te kunnen beantwoorden hebben we de gegevens uit eerdere onderzoeken in het LMM opnieuw geanalyseerd. Ook hebben we daarvoor gekeken naar de resultaten van DSG, het meetnet dat op twee verschillende dieptes meet.
Geen verschillen in nitraat tussen 1 en 3 meter diepte
In het najaar van 2001 hebben we op een melkveebedrijf in de Lössregio onderzoek uitgevoerd. Op 16 meetpunten verspreid over het bedrijf hebben we vier opeenvolgende bodemlagen van elk 0,5 m dikte bemonsterd tussen 1 en 3 meter beneden maaiveld. De lössmonsters zijn gecentrifugeerd en het opgevangen bodemvocht is geanalyseerd op nitraat. Figuur 1 laat zien dat de mediane nitraatconcentratie nauwelijks verschilt tussen de bodemlagen. De gemiddelde concentratie neemt iets toe met de diepte. Zowel de hogere concentratie op 2,0-2,5 m als op 2,5-3,0 m komt door een uitschieter: één monster met een zeer hoge concentratie. De statistische analyse wijst uit dat verschillen niet significant zijn. Bij deze analyse hebben we rekening gehouden met het feit dat monsters bij eenzelfde meetpunt zijn genomen zodat we verschillen beter kunnen detecteren.
Figuur 1: Nitraatconcentraties (in mg/l) in vier bodemlagen van 0,5 m dikte tussen 1,0 en 3,0 m beneden maaiveld gemeten op 16 locaties op een bedrijf in de Lössregio in najaar 2001.
Dit resultaat zou natuurlijk toeval kunnen zijn. Het bodemvocht met nitraat spoelt met het neerslagoverschot naar beneden; gemiddeld ongeveer 1 meter per jaar. Daarom hebben we op dit bedrijf ook gedurende vier jaar op 16 locaties op twee verschillende dieptetrajecten gemeten.
Ook geen verschillen in nitraat tussen meetdieptes BVM en LMM gedurende vier jaar
Ook dit vierjarig onderzoek (2001-2004) liet geen verschillen zien in de gemeten nitraatconcentratie (Figuur 2). In dit onderzoek hebben we de meetdiepte gebruikt in het BVM en in het LMM met elkaar vergeleken. Alle monsters zijn gecentrifugeerd en het opgevangen bodemvocht is geanalyseerd op nitraat. De statistische analyse wijst uit dat verschillen tussen de meetdiepten niet significant zijn. Dit geldt voor zowel het gemiddelde als de mediaan. Bij deze analyse is niet alleen rekening gehouden met het feit dat monsters bij eenzelfde meetpunt zijn genomen, maar ook dat de variatie in de nitraatconcentratie per jaar kan verschillen.
Figuur 2: Nitraatconcentraties (in mg/l) op twee meetdieptes (1,3-1,4 m en 1,5-3,0 m beneden maaiveld) gemeten op 16 locaties op een bedrijf in de Lössregio gedurende vier jaar (2001-2004).
In DSG geen verschil in nitraat tussen meetdieptes
Ook uit het onderzoek van het Nutriënten Management Instituut (NMI) met DSG-gegevens (zie ‘Meer weten?’) blijkt dat er geen verschil is in de nitraatconcentratie tussen ondiepe (1,4-1,6 m) en diepe (2,4-2,5 m) metingen. Dit betreft het gemiddelde over alle metingen uit de periode 2011-2017.
Dico Fraters (RIVM)
LMM e-nieuws mei 2021
Dit artikel is het tiende artikel uit een serie waarin wordt ingegaan op vragen over het LMM-programma in de Lössregio. In het volgende artikel wordt antwoord gegeven op de vraag wat het effect van de extractiemethode is op de resultaten. Hieronder zijn de eerder verschenen artikelen te vinden.
- Daling van de nitraatconcentratie. December 2016
- Waarom een LMM-programma in de Lössregio? April 2017
- Trends in bemesting en overschotten. April 2017
- Selectie van deelnemers in de Lössregio. Juni 2017
- Verschillen met LMM-programma’s in de andere regio’s. Oktober 2017
- Representativiteit van het LMM in de Lössregio. Oktober 2017
- Wat zegt uitspoeling uit de wortelzone over de kwaliteit van drinkwater of oppervlaktewater? September 2018
- Welke meetmethoden zijn er en welke passen we toe in het LMM? Maart 2019
- Zijn er verschillen tussen gebieden binnen de Lössregio? November 2019