In het Basismeetnet van het LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid) volgen we de ontwikkeling van de waterkwaliteit en bedrijfsvoering op vier typen agrarische bedrijven: melkvee, akkerbouw, staldierbedrijven (alleen Zandregio) en overige dierbedrijven. Vollegrondsgroenten (VGG)-bedrijven maken geen deel uit van het Basismeetnet. In de periode 2007-2010 hebben we een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de nitraatuitspoeling op dit type bedrijven. Uit dat onderzoek, maar ook uit andere studies, komt naar voren dat de nitraatuitspoeling onder VGG-bedrijven (zeer) hoog kan zijn vanwege de unieke eigenschappen van deze teelt. Om meer inzicht te krijgen gaat het RIVM op verzoek van LNV (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) vanaf deze zomer extra metingen uitvoeren op 20 bedrijven met vollegrondsgroenteteelt.
Vollegrondsgroenteteelt heel divers
Bij vollegrondsgroententeelt gaat het om groenteteelt in de open grond (niet in de kas). VGG-teelt kent een grote diversiteit; typische vollegrondsgroenten zijn onder meer prei en bloemkool. Maar denk ook aan wortelen, witlof, sla, spinazie of kolen.
Lage stikstofefficiëntie
Vollegrondsgroenten hebben enkele unieke eigenschappen die van invloed zijn op de nitraatuitspoeling: een geringe bewortelingsdiepte, oogst voordat het gewas is afgerijpt en een relatief grote hoeveelheid gewasresten die op het land achterblijven. Hierdoor wordt in vergelijking met akkerbouw een groter gedeelte van de meststoffen niet door de planten gebruikt, maar blijft dit in de bodem achter (lagere stikstofefficiëntie). De overgebleven stikstof kan als nitraat uitspoelen naar het grondwater.
Metingen op bedrijven met VGG-teelt
Vanwege de vele uitruil en wisseling van percelen bij gespecialiseerde VGG-bedrijven is het lastig om op deze bedrijven de landbouwpraktijk en waterkwaliteit te monitoren zoals in ons reguliere meetnet LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid). Daarom beperken we ons tot waterkwaliteitsmetingen op percelen met vollegrondsgroenten.
We gaan bemonsteren op 20 bedrijven. Deze bedrijven zijn verspreid over de verschillende LMM-regio’s: Zand (10) en Klei (10). De selectie van VGG-teelten nemen we ruim. Het gaat om typische VGG-teelten zoals prei en spinazie. Maar soms gaat het ook om groenten die meer akkerbouwmatig worden geteeld, bijvoorbeeld knolselderij of peen.
We bemonsteren de bedrijven volgens de LMM-methode, maar wel intensiever. Per bedrijf gaat het om gemiddeld 48 meetpunten (grond- en/of drainwater) (voor de reguliere metingen zijn het 16 meetpunten per bedrijf). De monsters worden volgens het standaard LMM-analysepakket geanalyseerd.
Onderzoek loopt tot en met 2026
De bemonsteringen zullen starten in de zomer van 2023 en lopen door tot en met voorjaar van 2026. We verwachten het rapport eind 2026 op te leveren.
E-nieuws augustus 2023
Angelique van der Lans & Richard van Duijnen (RIVM)