De gemeten nitraatconcentraties op de LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid)-bedrijven laten grote verschillen tussen jaren zien. Deze schommelingen worden onder andere veroorzaakt door verschillen in neerslaghoeveelheden en veranderingen in de deelnemersgroep van het LMM. Het RIVM heeft het model dat wordt gebruikt om deze invloeden eruit te filteren geactualiseerd. Met het vernieuwde model kunnen de gevolgen van de bedrijfsvoering van landbouwbedrijven op de nitraatconcentraties beter worden weergegeven. In dit artikel laten we de resultaten zien van het geactualiseerde model.
De nitraatconcentratie waarbij de effecten van neerslag en groepsveranderingen zijn uitgefilterd noemen we de gestandaardiseerde nitraatconcentratie. Deze gestandaardiseerde concentraties laten zowel in de Zandregio (Figuur 1) als de Kleiregio (Figuur 2) een duidelijk afname zien. De methode is eind jaren negentig ontwikkeld om de effecten van veranderingen in de landbouwpraktijk op de nitraatconcentratie duidelijker te laten zien. Dit is onder andere van belang voor de vierjaarlijkse Nitraatrapportages voor de Nitraatrichtlijn die sinds 2000 worden gemaakt. Sindsdien zijn er verschillende aanpassingen geweest, meestal voorafgaande aan een volgende Nitraatrapportage, zoals in 2004 en 2011. De hier beschreven vernieuwing is uitgevoerd met het oog op de meest recente Nitraatrapportage.
Figuur 1 Trendlijn met gemiddelde gestandaardiseerde nitraatconcentraties voor de Zandregio. De metingen (jaargemiddelde) zijn weergegeven als bolletjes.
Figuur 2 Trendlijn met gemiddelde gestandaardiseerde nitraatconcentraties voor de Kleiregio. De metingen (jaargemiddelde ) zijn weergegeven als bolletjes.
Bij hoge nitraatconcentratie, meer invloed neerslag
Het effect van de hoeveelheid neerslag op de nitraatconcentratie in het bovenste grondwater is niet altijd hetzelfde. Als de gemiddelde nitraatconcentraties over een langere periode hoog zijn, heeft neerslag meer invloed dan bij gemiddeld lagere nitraatconcentraties (zie voor verdere uitleg p.18 en p.19 van dit rapport). De belangrijkste vernieuwing in het model is dat beter rekening wordt gehouden met dit verschil. Dit is goed terug te zien in de eerste tien jaar van het LMM (1992-2002), toen de nitraatconcentraties hoger waren. Met de toepassing van het vernieuwde model zijn in deze periode minder sterke schommelingen in de gestandaardiseerde nitraatconcentraties te zien (zie Figuur 1 en 2).
In het model is nu ook een toets ingebouwd om na te gaan of de gestandaardiseerde concentraties tussen jaren significant verschillen. Hierdoor wordt bijvoorbeeld duidelijk dat in de Zandregio de gemiddelde nitraatconcentraties in de periode 2009-2015 onderling niet duidelijk van elkaar verschillen, maar dat de concentraties in deze jaren zijn wel lager zijn dan in de jaren vóór 2009. Voor de Kleiregio geldt dit ook, met uitzondering van de jaren 2003 en 2005.
Andere wijzigingen
Naast de bovengenoemde verbeteringen in het model is er de afgelopen jaren nog een aantal veranderingen doorgevoerd die ook gevolgen hebben voor de trendlijn. Zo worden nu meetpunt-specifieke neerslag- en verdampingsgegevens gebruikt in plaats van de gemiddelde waarden van de 15 KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut) hoofdstations en wordt er een ander hydrologisch model gebruikt om uit de meteogegevens de vormingstijd (dat is de invloed van het neerslagoverschot in een getal) af te leiden (SWAP in plaats van ONZAT). Daarnaast zijn er enkele wijzigingen geweest in de administratieve indeling.
Meer informatie over het geactualiseerde model leest u in dit rapport.
Tekst: Dico Fraters
- Rapport over de ontwikkeling van het model eind jaren negentig
- Rapport waarin de verbetering van het model in 2004 is opgenomen
- Rapport waarin de verbetering van het model in 2011 is opgenomen
- Rapport waarin de hydrologische modellen SWAP en ONZAT vergeleken worden
- Rapport over het geactualiseerde model