Dromedarissen in woestijn

Onderzoekers hebben aanwijzingen gevonden dat het MERS Middle East Respiratory Syndrome (Middle East Respiratory Syndrome)-coronavirus, of een zeer verwant virus, voorkomt onder dromedarissen. Dit blijkt uit een onderzoek waarbij gekeken is of antilichamen tegen het MERS-coronavirus voorkomen in bloedmonsters van verschillende soorten vee. Bij dromedarissen werden antilichamen tegen het MERS-coronavirus gevonden. Dit suggereert dat dromedarissen mogelijk een dierlijk reservoir zijn voor het virus dat MERS veroorzaakt bij mensen. Dat blijkt uit een internationaal onderzoek, geleid door het RIVM. De resultaten zijn vandaag gepubliceerd in The Lancet Infectious Diseases.

De manier waarop het MERS Middle East Respiratory Syndrome (Middle East Respiratory Syndrome)-coronavirus zich verspreid is nog onduidelijk. Mens-op-mensbesmetting lijkt nauwelijks voor te komen, waardoor onderzoekers vermoeden dat er een dierlijk reservoir voor het virus bestaat waar mensen aan blootgesteld worden. Het is bekend dat soortgelijke virussen bij vleermuizen circuleren en recent onderzoek heeft aangetoond dat het MERS-coronavirus zich kan vermeerderen in cellen van vleermuizen. Toch lijken vleermuizen geen belangrijke rol te spelen als bron van besmetting voor MERS, omdat de dieren erg schuw zijn en vooral ’s nachts actief zijn.

Een internationaal team van onderzoekers, geleid door dr. Chantal Reusken van het RIVM, onderzocht 349 bloedmonsters van verschillende typen vee, waaronder dromedarissen, runderen, schapen, geiten en dieren die gerelateerd zijn aan de dromedaris. De dieren waren afkomstig uit Oman, Nederland, Spanje en Chili. De onderzoekers analyseerden de bloedmonsters op de aanwezigheid van antilichamen tegen MERS-coronavirus, SARS severe acute respiratory syndrome (severe acute respiratory syndrome) en een ander type coronavirus, HCoV-OC43. De testen bleken geschikt om de antilichamen van de verschillende virustypen te onderscheiden. Daarnaast zijn de uitkomsten bevestigd door virusneutralisatietesten. De aanwezigheid van antilichamen specifiek voor MERS-coronavirus is een sterke aanwijzing voor een eerdere infectie met MERS-coronavirus, of een zeer verwant virus, bij het dier.

De onderzoekers ontdekten dat alle 50 monsters van dromedarissen uit Oman antilichamen tegen MERS-coronavirus bevatten. De monsters waren afkomstig van dieren verspreid over het hele land,  wat suggereert dat het virus circuleert onder dromedarissen in de regio. Daarnaast vonden onderzoekers ook antilichamen tegen het MERS-coronavirus onder dromedarissen afkomstig van de Canarische Eilanden, maar in veel lagere niveau’s en bij minder dieren (14%). In deze regio zijn geen patiënten met MERS-coronavirus gemeld. In monsters van runderen, schapen en geiten uit Nederland en Spanje (totaal 160) werden geen antilichamen tegen MERS-coronavirus gevonden. Dit geldt ook voor 34 dieren die gerelateerd zijn aan de dromedaris, zoals de kameel, alpaca en lama, afkomstig uit Nederland en Chili.

‘De dromedarissen afkomstig uit het Midden-Oosten (Oman) waren vaker positief en hadden meer antilichamen tegen het MERS-coronavirus dan de dromedarissen uit Spanje. De beste manier om dit te verklaren is dat er een MERS-coronavirusachtig virus circuleert onder dromedarissen, maar dat het virus zich in het Midden-Oosten op een of andere manier anders gedraagt dan het virus dat voorkomt in Spanje’, aldus de auteurs van het onderzoek.

‘Op dit moment komen er steeds nieuwe patiënten bij met MERS, zonder dat we weten wat de bron van de infectie is. Deze resultaten geven aanwijzingen dat dromedarissen mogelijk een reservoir zijn voor het virus. Deze dieren zijn populair in het Midden-Oosten en worden gebruikt voor races, maar ook voor de consumptie van vlees en melk. Er zijn verschillende soorten van contact mogelijk waardoor mensen eventueel besmet kunnen raken met het virus.’

‘Om hier meer zekerheid over te krijgen zijn meer dierstudies nodig in het Midden-Oosten, waarbij gezocht wordt naar het virus dat ervoor zorgt dat de dieren deze antilichamen bij zich hebben. Dit virus kan vervolgens vergeleken worden met het virus dat zorgt voor ziektegevallen onder mensen. Ook is het nodig om bij nieuw gemelde patiënten zoveel mogelijk informatie te achterhalen over contact met dieren en dierlijke producten, zoals melk’.

(dit bericht is gebaseerd op het persbericht van de Lancet Infectious Diseases)