De handreiking Triade 2011 beschrijft hoe in stap 3 van het Saneringscriterium locatiespecifiek ecologisch onderzoek kan worden uitgevoerd binnen de Nederlandse bodemwetgeving.

In 2006 heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M Ministerie van Infrastructuur & Milieu (Ministerie van Infrastructuur & Milieu), voorheen VROM Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer)) de vernieuwing van de Wet bodembescherming ingezet. Een onderdeel daarvan is de risicobeoordeling van bodemverontreinigingen. De manier waarop deze risicobeoordeling moet worden uitgevoerd, staat beschreven in de Circulaire bodemsanering uit 2006 (het zogeheten Saneringscriterium). De risicobeoordeling bestaat uit drie stappen op basis waarvan uiteindelijk wordt bepaald of een verontreinigde bodem moet worden gesaneerd.

Het RIVM heeft in de Handreiking Triade 2011 beschreven hoe locatiespecifiek ecologisch onderzoek in de derde en laatste stap kan worden uitgevoerd. Hierin wordt lokale informatie over de aard van de verontreiniging en eventuele effecten op de omgeving meegenomen in de beoordeling. De Triade-methodiek is hiervoor een geschikte methode. De Circulaire is aangepast in 2008 en 2009 en de volgende aanpassing wordt begin 2011 verwacht. Vooruitlopend hierop is Handreiking Triade vernieuwd; ook zijn knelpunten verbeterd.

De Triade-methodiek combineert de resultaten van drie typen onderzoek: chemische analyses, toxiciteitstoetsen en ecologisch veldonderzoek. Op basis van de combinatie van deze resultaten wordt de beoordeling minder onzeker en kan de beslissing om wel of niet met spoed te saneren beter worden onderbouwd.