De inname van dioxinen via de voeding geeft in Nederland op dit moment geen aanleiding meer tot zorg voor de volksgezondheid. In 2014 ligt de berekende inname bij de Nederlandse bevolking namelijk voor het eerst niet boven de gezondheidslimiet. De belangrijkste dioxinebronnen blijven melk, rundvlees en plantaardige oliën en vetten. Dit blijkt uit nieuwe berekeningen van het RIVM.
Dioxinen is een verzamelnaam voor een groep van organische verbindingen, die kunnen ontstaan bij verbranding van materialen die chloor (gechloreerde koolwaterstoffen) bevatten. Via verontreinigde lucht en water komen dioxines terecht in voedsel. De daling in de inname komt doordat er de afgelopen decennia steeds minder dioxinen in onze voeding zitten. Mogelijk heeft ook een ander consumptiepatroon aan de daling bijgedragen. Dioxinen zitten namelijk vooral in vette onderdelen van voedingsmiddelen zoals vis, vlees, melk, kaas en eieren en mensen kiezen steeds vaker voor vetarme producten.
De berekening van de inname van dioxinen kan nog verder worden verfijnd door gebruik van recente dioxinegehalten in plantaardige oliën en vetten zodra deze beschikbaar zijn. Plantaardige oliën en vetten dragen substantieel bij aan de totale inname van dioxinen. De nu gebruikte concentratiedata voor deze producten zijn meer dan tien jaar oud. Een andere mogelijke verfijning is om ook het effect mee te nemen van de wijze waarop voedingsmiddelen worden bereid. Er zijn aanwijzingen dat een deel van de dioxinen verdwijnt als een product wordt gekookt.
Voor deze berekeningen zijn voedselconsumptiegegevens van de Voedselconsumptiepeiling (VCP (Voedselconsumptiepeiling)) gecombineerd met concentratiegegevens van dioxinen in producten. Vervolgens is de berekende inname vergeleken met de gezondheidslimiet voor deze stofgroep. Deze limiet is gebaseerd op de hoeveelheid van een stof of stofgroep waar mensen hun hele leven gemiddeld aan mogen worden blootgesteld zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid.