
Voortgang onderzoek en eerste voorlopige conclusies
In het voorjaar van 2014 is er discussie ontstaan over de wijze van het meten van nitraat bij lössgronden naar aanleiding van een onderzoek met een beperkt aantal metingen van de Waterleidingmaatschappij Limburg (WML (Waterleidingmaatschappij Limburg)) gepubliceerd op 1 april 2014. Dit gaf aanleiding om met alle betrokken deskundigen en een aantal onafhankelijke deskundigen uit te zoeken wat de oorzaken zijn van deze verschillen. Er zijn in 2014 drie bijeenkomsten georganiseerd door WML. De eerste twee bijeenkomsten hadden vooral tot doel om de meetnetopzet en gebruikte meetprotocollen te vergelijken en na te gaan welke verschillen wel en welke waarschijnlijk niet of nauwelijks bijdragen aan verschillen in de gemeten nitraatconcentratie. Deze bevindingen zijn vastgelegd in een conceptrapport en zijn gebruikt om aanvullende onderzoeken op te starten. Tijdens de derde bijeenkomst in december zijn het conceptrapport alsook de voorlopige resultaten van deze aanvullende onderzoeken besproken. Tevens zijn afspraken gemaakt over vervolgacties met als doel voor het eind van 2015 helderheid te hebben.
In Zuid-Limburg worden door drie partijen nitraatmetingen gedaan op landbouwbedrijven. WML laat metingen uitvoeren op landbouwpercelen in grondwaterbeschermingsgebieden als onderdeel van het programma Duurzaam Schoon Grondwater (DSG (Duurzaam Schoon Grondwater)), de provincie Limburg doet metingen op de belangrijkste plateaus via het Bodemvochtmeetnet Limburg (BVM (Bodemvochtmeetnet Limburg)) en het RIVM meet in het gehele lössgebied via het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid)). De meetnetten verschillen in doel en historie en zijn daardoor verschillend van opzet en in gebruik van meetmethodieken.
De voorlopige conclusie is dat alle meetprotocollen goed zijn
onderbouwd en een accurate schatting leveren van de
nitraatconcentratie in het verzamelde bodemvocht. Het is echter de
vraag welke meetmethodiek de beste relatie heeft met nitraatvracht
naar het diepere grondwater. Het vervolgonderzoek zal moeten
uitwijzen of het mogelijk is hierover duidelijkheid te krijgen. De
verschillen tussen de methodieken zijn vanuit wetenschappelijk
oogpunt namelijk klein. Doordat de huidige nitraatconcentratie
onder landbouw rond de norm van 50 mg/l ligt zijn de verschillen
vanuit beleidsmatig oogpunt echter wel relevant.