Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat nitraatsensoren goed in staat zijn om verandering van de nitraatconcentratie in oppervlaktewater te meten. Wel kunnen de sensoren onderling verschillen in de gemeten nitraatconcentratie. De reden hiervoor is dat de kalibratie van deze sensoren vaak niet op dezelfde wijze gebeurt. Om de meetresultaten onderling te kunnen vergelijken, adviseert het RIVM een uniforme werkwijze bij het inzetten van nitraatsensoren.
Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid
De waterkwaliteit op landbouwbedrijven wordt in het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM (Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid)) gemeten door watermonsters in het laboratorium te analyseren. In het programma WaterSNIP (Water Sensoren Nutriënten Innovatie Programma) onderzoekt het RIVM of nieuwe technieken zoals sensoren het LMM efficiënter en toekomstbestendig kunnen maken. Het is technisch en praktisch niet mogelijk om alle metingen te vervangen door sensoren. Nitraatsensoren zijn wel een goede aanvulling op de huidige manier van meten in het LMM. Doordat heel vaak de nitraatconcentratie wordt bepaald, geeft het gebruik van nitraatsensoren inzicht in de variatie in nitraatconcentratie en daarmee in de processen die tot nitraatuitspoeling leiden.
Verschillen tussen sensoren
In het onderzoek van het RIVM zijn acht nitraatsensoren met elkaar vergeleken. Alle sensoren waren goed in staat om de verandering van de nitraatconcentratie te meten. De gemeten nitraatconcentratie verschilde tussen de sensoren. Dit verschil kan verklaard worden uit een verschillende wijze van ijking van de sensoren. Onderzoekers pleiten daarom voor een uniforme werkwijze bij het gebruik van nitraatsensoren. Dit helpt om meetnetten met sensoren in de toekomst goed op elkaar aan te laten sluiten. Om de nieuwe methode af te stemmen met andere meetnetten werkt RIVM in WaterSNIP samen met andere onderzoeksinstituten, waterschappen en leveranciers van sensoren.