Het RIVM gaat in 2023 voor het eerst structureel ultrafijnstof in de lucht meten. Dat is nodig omdat er nog weinig kennis is over ultrafijnstof zelf, de concentraties daarvan en mogelijke gezondheidseffecten. Ultrafijnstof moet met andere apparatuur gemeten worden dan fijnstof. Het RIVM onderzocht op welke manier het bestaande Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML (Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit)) voor deze metingen aangepast kan worden. In 2023 worden de eerste apparaten hiervoor geplaatst. Nederland is het eerste land in Europa dat ultrafijnstof structureel en voor lange tijd gaat meten.
Een nieuwe meet- en monitoringstrategie inpassen
Het RIVM onderzocht welke meet- en modelstrategie er nodig is, zodat ultrafijnstof binnen het LML (Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit) gemeten kan worden. Ook hebben de onderzoekers aan gezondheidsexperts in Nederland gevraagd wat hun wensen zijn voor het meten van ultrafijnstof. Met meetdeskundigen uit binnen- en buitenland is er afstemming geweest over de instrumenten om de metingen mee uit te voeren.
De methode om ultrafijnstof (kleiner dan 0,1 micrometer) te meten is anders dan de methode voor fijnstof (kleiner dan 2,5 of 10 micrometer). Voor fijnstof wordt het gewicht in de lucht gemeten. Ultrafijnstofdeeltjes zijn zo licht dat daarvoor het aantal deeltjes in de lucht gemeten wordt.
Het RIVM gaat ultrafijnstof meten op een aantal vaste meetpunten van het LML. Daarnaast komen er 3 (makkelijk) te verplaatsen meetstations. Deze kunnen gebruikt worden om gericht metingen te doen in de buurt van bronnen die veel ultrafijnstof uitstoten. Na de zomer van 2023 zullen de eerste apparaten geplaatst worden.
Metingen aanvullen met berekeningen
Er is internationaal nog weinig ervaring met het meten van ultrafijnstof. Daarom is het op dit moment nog te vroeg voor een grootschalig meetnet. Om een landelijk beeld te krijgen van de hoeveelheid ultrafijnstof in de lucht zijn naast metingen ook modelberekeningen nodig. Deze berekenen het ultrafijnstofniveau op plaatsen waar niet gemeten wordt. Dat landelijke beeld is noodzakelijk om te kunnen bepalen aan hoeveel ultrafijnstof de Nederlandse bevolking wordt blootgesteld. Voor de modellering wordt ook zo veel mogelijk samengewerkt met experts binnen en buiten Nederland.
Nederland loopt met deze metingen voorop in Europa
Nederland is het eerste land in Europa dat de metingen van ultrafijnstof structureel opneemt in een landelijk meetprogramma. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft hiertoe besloten op basis van het advies van de Gezondheidsraad ‘Risico’s van ultrafijnstof in de buitenlucht’ uit 2021. De Gezondheidsraad adviseerde het meten van ultrafijnstof op te nemen in het LML. Op deze manier kan er meer inzicht komen in de aard en verdeling van ultrafijnstof in Nederland. Ook kan de blootstelling van de Nederlandse bevolking aan concentraties ultrafijnstof structureel in kaart gebracht worden.