
Jaarlijks komt naar schatting ongeveer 1800 ton slijtagestof van banden in het Nederlandse oppervlaktewater terecht. Ook verfdeeltjes leveren met ongeveer 330 ton per jaar een grote bijdrage. Dit blijkt uit een rapport dat het RIVM in samenwerking met TNO heeft opgesteld, over drie bronnen van microplastics. De schurende reinigingsmiddelen zijn een veel kleinere bron, met ongeveer 1 ton per jaar.
Microplastics zijn kleine vaste kunststof deeltjes (kleiner dan
5 millimeter) en zijn slecht oplosbaar in water en niet
afbreekbaar. Microplastics komen op grote schaal in het milieu
voor, maar de risico’s daarvan voor de mens en het ecosysteem zijn
grotendeels onbekend.
Bekende bronnen van microplastics zijn persoonlijke
verzorgingsproducten en zwerfafval. Via het afvalwater komen de
deeltjes uit persoonlijke verzorgingsproducten in het
oppervlaktewater terecht. Bovendien ontstaan microplastics door het
uiteenvallen van zwerfafval of tijdens productie en gebruik van
kunststof producten.
Het RIVM
ondersteunt beleidsmakers bij de aanpak van het
microplasticsprobleem. De Nederlandse overheid heeft de ambitie om
efficiënt om te gaan met grondstoffen. Daarin past het niet om deze
materiaalstromen in het milieu te laten ‘verdwijnen’. Bovendien
moet zo veel mogelijk worden voorkomen dat mens en ecosystemen aan
deze milieuvreemde stoffen worden blootgesteld.
Meer begrip en innovatie
Het onderzoek bevat daarom ook een eerste inventarisatie van
maatregelen om de uitstoot van microplastics te verminderen. Voor
alle bronnen is het belangrijk om bij consumenten en bedrijven
begrip te creëren voor maatregelen en het gedrag hierop aan te
passen. Daarnaast kunnen innovaties eraan bijdragen dat banden en
verf minder snel slijten. Een andere optie is om maatregelen te
nemen die voorkomen dat slijtagestof zich in het milieu verspreidt.
De maatregelen kunnen worden gestimuleerd door ze wettelijk vast te
leggen, branches vrijwillig overeenkomsten te laten opstellen,
financiële prikkels zoals subsidies aan te reiken en
voorlichtingscampagnes te ontwikkelen om gedragsverandering te
stimuleren.