Als niet bekend is dat een overledene behandeld is geweest met radioactieve stoffen, hebben mensen die betrokken zijn bij de uitvaart kans om blootgesteld te worden aan straling. In de uitvaartsector kan een dergelijke situatie 1 à 2 keer per jaar voorkomen. Direct betrokkenen ontvangen hierbij minder straling dan de jaarlijkse, natuurlijke hoeveelheid. Bij een crematie is de blootstelling van omwonenden aan straling die vrijkomt gering.
Om bepaalde ziekten (zoals prostaatkanker) te behandelen krijgen patiënten radioactieve stoffen toegediend, bijvoorbeeld via een infuus of een pil. Door de behandeling kunnen deze patiënten tijdelijk zelf een bron van straling worden en mensen in hun directe omgeving aan straling blootstellen. Dit kan ook gebeuren als een patiënt na een behandeling overlijdt en daarna wordt begraven of gecremeerd. Als bekend is dat de patiënt een bron van straling is, kunnen maatregelen worden genomen om de blootstelling te beperken.
Als dit niet bekend is, kunnen mensen worden blootgesteld aan extra straling. De meest blootgestelde personen zijn familieleden en werknemers van uitvaartorganisaties die betrokken zijn bij de verzorging van de overleden patiënt. De berekende blootstelling is in deze gevallen lager dan de maximaal toegestane waarde. Bij werknemers die een crematie uitvoeren, kan de blootstelling van de huid hoger zijn dan de maximaal toegestane waarde. Hoe meer tijd er zit tussen de behandeling en overlijden, hoe lager de blootstelling in alle gevallen zal zijn.
Als de overledene wordt gecremeerd, is de maximale extra blootstelling van omwonenden van het crematorium gering. Deze is lager dan de blootstelling aan natuurlijke straling die iedereen in twee dagen ontvangt.