De industrie en ondernemingen zoals ziekenhuizen en universiteiten, hebben een vergunning nodig om radioactiviteit te mogen lozen. De vergunninghouders moeten aantonen dat de hoeveelheid radioactiviteit die zij lozen in lucht, oppervlaktewater en/of riool binnen de toegestane hoeveelheid blijft. Het RIVM heeft de mogelijkheid onderzocht om vergunninghouders dit te laten doen op een manier die passend is bij de hoeveelheid geloosde radioactiviteit. 

Een mogelijke aanpak is om het monitoren van lozingen in categorieën in te delen: 

  1. Lozingen hoeven niet te worden gemonitord zolang de verwachte dosis van de vergunde lozing onder de 10 μSv per jaar blijft. In dit geval kan de lozing op basis van de ingekochte hoeveelheid worden bepaald. 
  2. Bij een hogere verwachte dosis, vanaf 10 μSv per jaar, moeten vergunninghouders met berekeningen aantonen dat zij de lozingslimiet niet overschrijden. Maatregelen om de lozingen te beperken, zoals filters, worden in de berekening meegenomen. 
  3. Bij lozingen net onder de dosisbeperking moet met metingen worden aangetoond dat de lozingen onder de vergunde lozingslimiet blijven.

Vergunninghouders zijn ook wettelijk verplicht om de lozingen van radioactief materiaal zo laag mogelijk te houden. Uit dit onderzoek blijkt dat er enige optimalisatie plaatsvindt, en dat er maatregelen genomen worden om de lozingen te beperken. Vergunninghouders gaven aan dat de daadwerkelijke lozingen veel lager zijn dan de vergunde lozingen.