Altijd Alert
Juli 2025
Altijd Alert is een uitgave van de Milieuongevallen Dienst en de Ongevalsorganisatie Straling van het RIVM
Voorwoord
Beste lezer,
Met trots presenteren wij u een nieuwe editie van ons magazine “Altijd Alert”. We kijken terug op veel verschillende activiteiten en nemen u graag mee in nieuwe ontwikkelingen.
De afgelopen periode stond mede in het teken van onze bijdrage aan de NAVO-top in juni van dit jaar. Misschien heeft u onze bijdrage daarover op LinkedIn al gezien.
In deze Altijd Alert blikken we terug op de voorbereiding én ervaringen. Ook namen we eind 2024 samen met veel partners deel aan de grootste kernongevalsoefening van de afgelopen jaren. Deze oefening laat zien hoe sterk de samenwerking is bij een daadwerkelijke kernramp.
Nieuwe ontwikkelingen zijn er ook. Zo zorgt de vernieuwing van het Nationaal Meetnet Radioactiviteit ervoor dat wij steeds sneller en nauwkeuriger de stralingssituatie in Nederland kunnen monitoren en analyseren.
Ook besteden we uitgebreid aandacht aan de stralingsbeschermingsstrategie en nemen u graag mee in de achtergronden die een rol spelen bij de totstandkoming van deze strategie.
Vanuit de MOD (Milieuongevallen Dienst ) blikken we terug op de inzetten van vorig jaar én op de vuurwerkramp van 25 jaar geleden. Een indrukwekkende ramp en één die invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de MOD. Daarnaast stellen wij u graag voor aan de Environmental Assessment Unit, de internationale variant van de MOD.
Verder nemen wij u mee in de wereld van het Crisis Expert Team PSH-GOR. Want psychosociale hulpverlening en gezondheidsonderzoek bij incidenten en rampen zijn twee onmisbare disciplines bij een gecoördineerde crisisaanpak.
Tot slot willen we bij deze ook onze nieuwe programmacoördinator kern- en stralingsongevallen voorstellen. We zijn blij dat Mirjam van der Plas sinds 1 september 2024 ons team in deze functie versterkt.
Veel leesplezier gewenst!
Herman Schreurs
MOD en OOS paraat bij de NAVO-top
Wat doet het RIVM bij de NAVO-top in Den Haag? Dat was een vraag die we in aanloop naar de top vaak te horen kregen. Natuurlijk stonden de Milieuongevallen Dienst (MOD) en de Ongevalsorganisatie Straling (OOS) paraat voor het geval dat er een CBRN (Chemische, biologische, radiologische en nucleaire )-incident zou zijn. Maar paraat staan kan niet zonder een grondige voorbereiding. Gelukkig waren er geen grote incidenten. Voor de samenwerking heeft de top veel opgeleverd. Een terugblik door drie direct betrokken RIVM’ers.
navo top met foto in kolom
Al vanaf de zomer van 2024 zijn Mirjam van der Plas (programmacoördinator straling), Puck Brandhoff (programmacoördinator radionuclidenlaboratorium) en Rob Jongeneel (projectleider CBRN-respons) samen met tal van andere collega’s intensief bezig met de voorbereidingen voor de NAVO-top. Vanuit verschillende domeinen en disciplines waren RIVM’ers betrokken. De Landelijke Coördinatie Infectieziektenbestrijding bijvoorbeeld. Want als ruim 46.000 bezoekers uit verschillende landen in de wereld samenkomen, brengt dat risico’s met zich mee rondom mogelijke uitbraken of incidenten. Ook was er extra ondersteuning vanuit (informatie)beveiliging en communicatie.
Samenwerking is de belangrijkste voorbereiding
Een evenement als de NAVO-top komt tot stand door een samenwerking van veel verschillende organisaties zoals de ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid en Infrastructuur en Waterstaat, de Koninklijke Marechaussee, Veiligheidsregio Kennemerland, Veiligheidsregio Haaglanden en Politie Nederland. Rob: ‘We hebben eerst gekeken welke extra maatregelen vanuit CRBN-oogpunt nodig waren voor een veilig verloop van de top. Omdat er veel verschillende partijen bij betrokken zijn, was het belangrijk goede afspraken te maken over de samenwerking. Juist die samenwerking op deze schaal was heel interessant en leerzaam. Voor nu en voor de toekomst.’
Mirjam en Puck kunnen dat zeker bevestigen. Mirjam: ‘Het was heel leuk om te doen want iedereen is gemotiveerd. En als je elkaar hebt gezien en gesproken, gaat de samenwerking makkelijker’. Voor Puck was de NAVO-top een uitgelezen mogelijkheid om met de stralingswagens het door RIVM ontwikkelde rijdend meetsysteem voor het eerst echt in te zetten. ‘We zijn druk geweest om ervoor te zorgen dat het nieuwe systeem dat we daarvoor ontwikkelden op tijd ingezet kon worden.'
Rob, Mirjam en Puck
Paraatheid in Den Haag én Bilthoven
Rob: ‘We waren in de omgeving van Den Haag aanwezig met meet- en monsternamewagens en mobiele laboratoria. Zo konden we bij mogelijke chemische, biologische of radiologische/nucleaire (CBRN-) incidenten snel handelen voor detectie en analyse. Ook hebben we op verschillende locaties (Den Haag, Schiphol) de bevoegde gezagen ondersteund met detectie van mogelijke stralingsbronnen en het monitoren van de stralingsniveaus in en rondom het World Forum. Bij het actiecentrum bij het World Forum konden we zo snel politie, marechaussee en brandweer assisteren.
Dat monitoren en detecteren van stralingsbronnen, vult Mirjam aan, hebben we zowel in de dagen voorafgaand aan de top als tijdens het evenement zelf gedaan. ‘We zijn gestart met het opbouwen van een stralingsmeetnet en detectieapparatuur in en rond het World Forum. Verder hebben we ervoor gezorgd dat we direct respons konden geven bij moedwillige verstoringen op het gebied van straling en nucleair. We hadden meetapparatuur paraat en konden ook monsters nemen voor verder onderzoek in de stralingsmeetwagen of in ons eigen laboratorium in Bilthoven.
Ook in de crisisruimte en labs in Bilthoven waren 24/7 mensen actief bezig om alle activiteiten te coördineren.’
Hoe de NAVO-top verliep
Werkbezoek aan OOS (Ongevalsorganisatie straling ) en MOD (Milieuongevallen Dienst ) tijdens de NAVO-top
Hoe de NAVO-top verliep
Puck is met name trots op de inzet van onze stralingsmeetwagen op Schiphol. ‘We hebben daarmee het door ons ontwikkelde systeem van rijdend meten voor het eerst in de praktijk uitgevoerd. En het was natuurlijk erg bijzonder om met de stralingsmeetwagen rond te rijden op een landingsbaan die helemaal vrijgemaakt is voor onderzoek naar onregelmatigheden op het gebied van CRBN.’
Rob: ‘Een goede voorbereiding is cruciaal en gelukkig was alles goed geregeld. Ook op locatie in Den Haag zijn we hartelijk ontvangen. Je hoopt op het beste maar we waren voorbereid op heel veel scenario’s. Gelukkig zijn er geen noemenswaardige incidenten geweest. Daardoor hadden we de tijd om bijvoorbeeld mensen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en Rijkswaterstaat een kijkje in de keuken te laten nemen’. Het NFI is een van de samenwerkingspartijen op het gebied van CRBN-incidenten binnen het Landelijke Laboratorium Netwerk-terreuraanslagen (LLN-ta).
Lessen voor het ‘gewone’ werk
Rob: ‘We hebben veel geleerd over de samenwerking met de politie, brandweer en Defensie, waar we in onze reguliere opdracht ook mee samenwerken. Zo kunnen we elkaar in de toekomst beter vinden, en is het voor ons makkelijk om aansluiting te vinden bij de werkwijze van de verschillende diensten.’
Mirjam: ‘Daarnaast nemen we nieuwe kennis en ervaring mee vanuit onze operationele inzet en het werken met diverse meetapparatuur. We hebben kunnen bijdragen aan de radiologische veiligheid in Nederland’.
De opgedane nieuwe ervaringen en samenwerkingen helpen Rob, Mirjam en Puck, en al hun collega’s om als RIVM en als Nederland voorbereid te zijn op toekomstige CRBN- incidenten.
‘Mensen na een ramp weer regie geven over hun leven, dat is de kern van nazorg’
Nazorg is een bekend begrip voor iedereen in de rampenbestrijding. Maar wat bedoelen we er eigenlijk mee? En wat zijn de ontwikkelingen op dit belangrijke werkveld? RIVM-collega’s Elske Marra en Femke de Zwart van team Nazorg lichten het toe. Eén ding is duidelijk: respons en nazorg horen bij elkaar.
Voorstellen en foto
Gezondheidswetenschapper Elske Marra werkt nu vijf jaar als epidemioloog in het team Nazorg: ‘Ik hou me vooral bezig met methodologische vragen en ondersteun de GGD bij de onderzoeken die zij moeten doen rondom rampen en crisis’. Ze promoveerde op infectieziekten, maar had behoefte aan een ander thema. Dat werd nazorg bij rampen en incidenten.
Femke de Zwart is arts Maatschappij en Gezondheid. Na wat omzwervingen koos ze uiteindelijk voor specialisatie in de medische milieukunde. In 2017 maakte ze de overstap van de GGD naar het RIVM. ‘Ik mag nu wat holistischer naar publieke gezondheid kijken. Want nazorg gaat ook over zingeving, participatie en kunnen meedoen in de samenleving. De fysieke en psychosociale kant van de geneeskunde komen in nazorg mooi samen’.
Nazorg bestaat uit Gezondheidsonderzoek na rampen (GOR) en psychosociale hulpverlenining (PSH). Maar volgens Femke is het eigenlijk een wat misleidende term. ‘Goede (soms langdurige) nazorg begint niet pas ná een incident of ramp, maar gelijk in de warme fase. Ook een goede voorbereiding is belangrijk. Want dan kunnen we sneller handelen en de GGD ondersteunen’. Daarover straks meer.
Elske Marra en Femke de Zwart
Het begin van nazorg
Nazorg werd voor het eerst een landelijk thema bij de Bijlmerramp op 4 oktober 1992. De GGD en Riagg gaven toen in de klassieke benadering vooral psychische ondersteuning aan bewoners. Pas jaren later, toen steeds meer mensen ook fysieke gezondheidsklachten kregen, is alsnog een gezondheidsonderzoek gestart. Veel vragen zijn onbeantwoord gebleven. Daarom is bij de vuurwerkramp in Enschede in 2000 meteen een groot gezondheidsonderzoek gestart. Vooral om onrust te voorkomen, vanuit toxicologisch perspectief was er geen directe aanleiding voor.
In die tijd werd het centrum gezondheidsonderzoek bij rampen (CGOR) opgericht. Het RIVM ging hierin nauw samenwerken met ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum en het Nivel. Het CGOR is later opgegaan in het huidige centrum Gezondheid en Milieu (cGM), waar ook team Nazorg toe behoort. Ook werd in die tijd de Expertgroep GOR opgericht. Dit adviesorgaan kon bestuurders adviseren over nut en noodzaak van gezondheidsonderzoek. In 2021 is deze Expertgroep omgevormd tot het Crisis Expertteam PSH GOR.
Is nazorg altijd nodig?
‘Voor het antwoord op deze vraag is het onderscheid tussen PSH en GOR belangrijk’, zegt Elske. ‘In onze visie is psychosociale hulpverlening altijd nodig na een ramp. Gezondheidsonderzoek kan om meerdere redenen daarop een aanvulling vormen. Natuurlijk voor de gezondheid van direct getroffenen. Maar het kan ook helpen onrust te voorkomen of het ondersteunt beleid bij het maken van keuzes’.
Wat houdt PSH eigenlijk in?
Femke: ‘Vaak wordt gedacht dat PSH gaat over de behandeling van psychische aandoeningen. Maar het omvat veel meer. Het gaat om mensen erkenning geven en helpen om de draad van hun leven weer op te pakken. Het gaat ook om het voorzien in basisbehoeften’. Een recent voorbeeld is de explosie aan de Tarwekamp in Den Haag. Mensen raakten hun huis kwijt en moesten voorzien worden in bed, bad en brood, een luisterend oor en ondersteuning bij praktische zaken. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de gemeente, samen met de GGD. Het RIVM kan advies geven, als daar behoefte aan is.
Essentieel: weten om wie het gaat
Het is belangrijk om na een ramp te voorkomen dat mensen klachten gaan ontwikkelen of dat klachten verergeren. Daarom zou je getroffenen ter plekke al willen registreren. Het RIVM ondersteunt de GGD hierbij en hoopt binnenkort te gaan verkennen wat de mogelijkheden zijn om in Nederland zo’n landelijk registratiesysteem te implementeren. Zo kunnen de GGD’en hun taken beter uitvoeren en kan de getroffen burger ook in de nafase beter geholpen worden.
‘Als het mag en kan, zouden we ook gelijk de GPS-locatie willen invoeren’ geeft Femke aan. De koppeling van de locatie van een getroffene, aan meetgegevens van de MOD geeft gerichte informatie over mogelijke gezondheidsrisico’s. Dat helpt bij de informatievoorziening aan getroffenen en misschien is invasiever gezondheidsonderzoek in sommige gevallen dan niet nodig’.
Voorbereid zijn met AI
Elske is betrokken bij een verkenning naar de mogelijke rol van kunstmatige intelligentie in de voorbereiding op PSH. In een pilotproject werkt het RIVM samen met andere Rijkskennisinstituten. ‘De gedachte is dat als we beter kunnen voorspellen welke mensen risico lopen en wat de langetermijngevolgen zijn, je veel gerichter nazorg kunt verlenen’. Het pilotproject, samen met het NIPV, KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut), TNO, PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) en Deltares gaat over de nazorg bij overstromingen.
Langzame crisis
In de afgelopen jaren waren er grote incidenten en rampen zoals MH17, het schietincident in de tram in Utrecht en recent de grote ontploffing in Den Haag. Maar steeds vaker komen er vragen over sluimerende situaties: wat is het effect van industrie op de gezondheid van omwonenden en heeft biomonitoring dan zin? Of wat zijn de mentale effecten van klimaatverandering? Ook pandemische paraatheid hoort in dat rijtje thuis. We proberen op die thema’s de impact op mentale gezondheid en welbevinden mee te nemen.
Richtlijnen en onderzoeksprotocollen voor de GGD
Ook in de concrete voorbereiding op een ramp of incident gebeurt er van alles. In 2023 heeft ARQ (Nationaal Psychotrauma Centrum ) samen met het RIVM de richtlijn Psychosociaal crisismanagement herzien. En met Nivel samen wordt de richtlijn Gezondheidsonderzoek bij rampen en de MMK-richtlijn over biomonitoring herzien. Femke: ‘Door alle recente praktijkervaringen, nieuwe wetenschappelijke kennis en ontwikkelingen rondom de ethische toetsing was een update nodig. De centrale commissie mensgebonden onderzoek gaat met ons meedenken over de vraag hoe we zo ethisch verantwoord mogelijk een standaard onderzoeksprotocol kunnen opstellen voor GOR met behulp van biomonitoring. Dat scheelt kostbare tijd tijdens een incident’.
Goede nazorg start met een goede respons
Over een boodschap voor GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen ), AGS (Adviseur Gevaarlijke Stoffen ) en lokale bestuurders hoeven Femke en Elske niet lang na te denken: kijk verder dan de fysieke gezondheid van burgers, en houd in elke respons ook oog voor de mentale impact. Elke goede nazorg start met een goede respons.
De vuurwerkramp en de MOD
Bij de vuurwerkramp in Enschede, nu 25 jaar geleden, kwamen 23 mensen om het leven en raakten 1000 mensen gewond. Een hele woonwijk werd compleet verwoest. In die namiddag van zaterdag 13 mei 2000 werd de MOD opgeroepen om nabij de rampplek metingen te verrichten. Het werd een indrukwekkende inzet. Ook op de ontwikkeling van de MOD heeft de ramp veel invloed gehad. RIVM’er Edith van Putten begon vlak na de ramp bij de MOD en hoorde de verhalen over deze inzet uit eerste hand. Van dichtbij maakte ze mee hoe de MOD zich daarna heeft ontwikkeld.
Wat deed de Milieuongevallen Dienst na de explosie?
Edith: ‘Enkele collega's van de MOD waren onderweg naar een brand in Drachten. Onderweg hoorde ze op de radio de berichten over wat er in Enschede was gebeurd. Nadat de MOD (Milieuongevallen Dienst ) om 17.15 uur werd gebeld met het verzoek om te komen meten, hebben ze de eerste afslag genomen richting Enschede. Ze zijn gelijk aan de slag gegaan met het meten van schadelijke stoffen in de lucht en in de omgeving. Ook de dagen daarna heeft de MOD metingen verricht, waarbij naast concentratiemetingen in de lucht ook monsters van veegstof en gras zijn genomen in het gebied benedenwinds van de ramplocatie. Dit om de verspreiding, depositie en mogelijke milieubelasting van bij de ramp vrijgekomen stoffen te bepalen.’
2 kolommen wrapper
Luchtstofmeting
Uit de metingen bleek dat er binnen het rampgebied, dicht bij de brand, sterk verhoogde concentraties stof en zware metalen voorkwamen. Ook koolmonoxide bleek in hoge concentraties aanwezig. Na de brand werden deze stoffen in het rampgebied gevonden, maar in lagere concentraties. Verder werden licht verhoogde concentraties dioxinen en vluchtige organische verbindingen gemeten. Buiten het rampgebied waren de concentraties van deze stoffen niet of nauwelijks verhoogd.
Langdurige gezondheidseffecten bij omwonenden en betrokken hulpverleners door inademing van deze stoffen waren niet aannemelijk, zo bleek uit meetgegevens, modelberekeningen en de vergelijking met gezondheidskundige grenswaarden en normen. Dit is daarna nog bevestigd op basis van bloed- en urineonderzoek afgenomen bij getroffenen.
Hoe was jij bij onderzoeken na de ramp betrokken?
Was hiermee het onderzoek naar de gezondheidsgevolgen afgerond?
‘Nee, het RIVM heeft ook gezondheidsonderzoek gedaan naar de gevolgen van de ramp, samen met onder andere de GGD Twente. Daaruit bleek bijvoorbeeld dat de ramp achteraf grote gevolgen had voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de getroffenen’. Ook op de ontwikkeling van het werkveld van nazorg heeft deze ramp dus invloed gehad.
Hoe was jij bij onderzoeken na de ramp betrokken?
‘Ik werkte op dat moment al wel bij het RIVM, maar nog niet voor de MOD. Door de vuurwerkramp kwam ineens veel werk op de MOD af. Dat was voor mij het moment om over te stappen. Ik heb dus vooral veel bijgedragen aan de doorontwikkeling van de MOD naar aanleiding van de ramp. Nu werk ik nog steeds voor de MOD, naast enkele andere taken, die ik voor het RIVM heb.’
Edith bij de RIVM-monsternamebus in 2005
Hoe heeft de vuurwerkramp gevolgen gehad voor de MOD?
‘Er kwam geld beschikbaar om de MOD verder te professionaliseren. Om beter voorbereid te zijn op meerdere en ook grotere milieuongevallen. Er waren toentertijd al veel RIVM-collega's betrokken bij de MOD. De doorontwikkeling had vooral betrekking op nieuwe analyseapparatuur en voertuigen. Zo hadden we toen nog geen echt mobiel laboratorium. We hadden alleen een camper met een GC-MS (gaschromatograaf-massaspectrometer). Andere analyses deden we in de laboratoria in Bilthoven. Naar aanleiding van de vuurwerkramp kregen we geld om een eigen mobiel laboratorium te ontwerpen en te laten maken met ruimte voor meerdere analysetechnieken zoals de XRF (röntgenfluorescentiespectrometer). Hierdoor konden we ter plaatse sneller analyseren.
De vuurwerkramp was een indrukwekkende inzet, die ook een impuls heeft gegeven aan het professionaliseren van de MOD en het werkveld van nazorg. Om zo beter aan te sluiten bij de behoefte voor duiding en advies bij milieu-incidenten en rampen.
‘Zo heeft de ramp geleid tot een robuustere dienst, die beter voorbereid is op meerdere en ook grotere milieuongevallen’.
Terugblik inzetten MOD 2024
De MOD staat al vele jaren dag en nacht klaar om hulpverleners te ondersteunen bij milieu-incidenten. En ook in 2024 wist u ons te vinden. In totaal zijn we 25 keer ingezet bij incidenten. De vragen die we krijgen zijn divers, maar brand en stankoverlast (en onwelwording) komen nog steeds veel voor. Naast deze inzetten zijn we ook regelmatig gebeld voor overleg en advies, ook daarvoor staan we klaar.
Bijzonder in 2024 was onze inzet op Bonaire. In november hebben we daar onderzoek gedaan om meer duidelijkheid te krijgen over schadelijke stoffen die mogelijk in de omgeving zijn gekomen naar aanleiding van de brand op 5 november op de afvalstortplaats van Selibon.
Twee keer had de MOD in 2024 een inzet in de context van het CET-md (Crisis Expert Team milieu en drinkwater). En er was een poederbriefscreening in het kader van het PVO (Protocol Verdachte Objecten ). Toch ook het vermelden waard.
Soms gaan we op pad. Maar we geven ook advies en ondersteuning op afstand. Zo analyseren we aangeleverde canisters, maken we op verzoek verspreidingsberekeningen of geven we advies over het nut van metingen. Wat we ook doen, we doen het voor elkaar en met elkaar. En we zijn blij dat onze inzet door de vraagstellers over het algemeen goed wordt gewaardeerd!
Inzetten in het kort:
- 8 keer: veldinzet voor metingen, monstername en/of analyse ter plaatse. Aanleiding was stankoverlast en/of onwelwording, brand en/of onbekende stof.
- 9 keer: analyse van aangeleverde canisters door brandweer op RIVM; n.a.v. stankoverlast en/of onwelwording.
- 7 keer: advies op basis van verspreidingsberekening, toxicologie en/of over nut van metingen; n.a.v. lekkage/aanwezigheid chemische stof en brand.
- 1 keer een poederbriefscreening in het kader van het PVO.
Vreemde lucht in de buurt van riool in Leiden. Moeten bewoners hiervoor geëvacueerd worden?
Het is februari 2024, een benzineachtige lucht zet de hulpdiensten op scherp. Want is er gevaar voor omwonenden? De stank lijkt echter uit het riool te komen. Daarop heeft de AGS (Adviseur Gevaarlijke Stoffen ) monsters genomen met de canisters die het RIVM levert aan de veiligheidsregio. Een eerste monster een aantal centimeter onder de rand van een rioolput. Een tweede als blanco in de omgeving. De brandweer heeft daarna het riool doorgespoeld. Nog diezelfde ochtend bleek uit de analyse van het RIVM dat het inderdaad vermoedelijk ging om een benzine- of dieselachtige stof. Gelukkig bleven de concentraties onder de niveaus waarmee gezondheidseffecten verwacht worden en was verdere inzet niet nodig.
Meer informatie over het gebruik van canisters: Canisters en monsternamestrategie | Altijd Alert
Een CET-md inzet bij brand in een koelcel Oss
Complexe incidenten kunnen risico’s voor de volksgezondheid opleveren. Een ernstige milieuverontreiniging bijvoorbeeld, of verstoringen van de drinkwatervoorziening. In dat geval is specialistische kennis nodig. Het Crisis Expert Team milieu en drinkwater (CET-md) bundelt de kennis van acht (overheids)instellingen en kennisinstituten. Samen bieden de instituten een deskundig advies over mogelijke risico’s en maatregelen. Zo ook op 3 mei 2024:
In de ochtend van 3 mei brak brand uit in een koelcel met levensmiddelen in een distributiecentrum in Oss. Dat klinkt tegenstrijdig. Toch zijn de bevroren levensmiddelen brandbaar. Omdat de koelcel goed is afgesloten is de brand lastig te blussen. Aan het begin van de avond wordt het een uitslaande brand. De rook is tot ver in de omgeving te zien. Diezelfde avond neemt de AGS van Veiligheidsregio Brabant Noord contact op met de procesmanager van het CET-md. De experts konden gelijk aan de slag. Zo gaf het KNMI gedurende het incident updates over het weer. En op dezelfde avond bracht WFSR (Wageningen Food Safety Research ) advies uit over het vee en gras in de omgeving. De LCM (Water Management Centrum Nederland) heeft gedurende het incident in opdracht van Rijkswaterstaat de kwaliteit van het oppervlaktewater en bluswater actief gemonitord. Tevens hebben LCM en Rijkswaterstaat een strategie opgesteld voor het afvoeren van het vervuilde bluswater. De MOD is door de GAGS (Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen ) benaderd voor duiding van potentiële gevaren voor de gezondheid voor de situatie na de brand (overgebleven organisch materiaal). De MOD had hiervoor contact met arts-microbiologen van het RIVM, de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding van het RIVM (LCI) en de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit).
2 kolommen wrapper
Stank in een Leeuwardens scheikundelokaal
In Leeuwarden werd op een school begin 2024 regelmatig een onbekende geur geroken in het scheikundelokaal. De afvoerputjes konden de oorzaak niet zijn. Die had de school al doorgespoeld. Ook was er al langdurig geventileerd. De brandweer werd ingeschakeld. Toen de geur na het weekend nog niet weg was riep de AGS (Adviseur Gevaarlijke Stoffen ) de hulp van de MOD (Milieuongevallen Dienst ) in. De MOD veldploeg, inclusief mobiel laboratorium reisde af naar Leeuwarden.
De brandweer nam met de canister een luchtmonster. Deze luchtmonsters zijn heel waardevol omdat ze genomen kunnen worden als de geurklachten het duidelijkst zijn. Voordat de MOD-veldploeg aanwezig is kan de situatie al veranderd zijn.
Ter plaatse zijn de MOD meetdeskundigen met handheldapparatuur verder op zoek gegaan naar de mogelijke bron. Ook op andere plaatsen in de school heeft de MOD luchtmonsters genomen met extra canisters en Thermo Desorptie (TD) buizen. Omdat het mobiele chemische laboratorium ter plaatse was, konden de monsters direct geanalyseerd worden.
Uit de metingen hebben we niets opmerkelijks gevonden, ook dat is een resultaat. Deze snelle analyse was voor de school een opluchting. En voor de leerlingen? Die konden weer gewoon verder met hun scheikundeproefjes.
MOD (Milieuongevallen Dienst )-medewerkers in het scheikundelokaal in Leeuwarden
Onderzoek naar stralingsbescherming bij ongevallen
Hoe kunnen we goed beschermd zijn tegen een stralingsongeval en snel de juiste maatregelen nemen mocht dat toch gebeuren? Om deze vragen te beantwoorden doet het RIVM een aantal onderzoeken. Met de resultaten kunnen de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en betrokken veiligheidsregio’s de stralingsbeschermingsstrategie verbeteren en zich zo goed mogelijk voorbereiden. Dat vertellen de onderzoekers Chris Twenhöfel, Astrid Kloosterman en Michelle Zonneveld.
Een belangrijk onderdeel van de voorbereiding op een stralingsongeval zijn de maatregelpakketten. Dat zijn meerdere maatregelen die een veiligheidsregio kan nemen bij een (dreigend) ongeval bij een nucleaire installatie, zoals een kerncentrale. Denk aan maatregelen zoals schuilen, evacueren en het innemen van jodiumtabletten.
Gradaties in maatregelen
Het RIVM adviseert om in deze maatregelpakketten verschillende gradaties aan te brengen. Op dit moment richt de voorbereiding zich alleen op het ergste scenario. Het nadeel daarvan is dat de voorbereiding op minder ernstige situaties lastiger is. Pas als de crisisorganisatie is opgeschaald kan er maatwerk geleverd worden. Een verdeling in gradaties maakt vooraf meer maatwerk mogelijk. De kunst is dan wel om snel het juiste pakket te kiezen. Ons onderzoek moet daarbij helpen.
CETsn
De eerste ‘maatregel’ bij een stralingsongeval is het bij elkaar roepen van het Crisisexpertteam straling en nucleair (CETsn). Dit team bestaat uit verschillende experts op het vlak van nucleaire veiligheid, stralingsbescherming, gezondheid, voedsel en water. Afhankelijk van het incident adviseren zij of aanvullingen of aanpassingen op het maatregelpakket nodig zijn. Adviezen van het CETsn gaan naar de betrokken bestuurders in de crisisorganisatie, zowel regionaal als landelijk.
Radiologische uitgangspunten
De maatregelpakketten zijn gebaseerd op radiologische uitgangspunten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vraag welke concentraties van radioactiviteit door het ongeval verspreid worden, en welke dosis mensen hierdoor zouden kunnen oplopen. Maar ook: hoe verhoudt de mogelijke dosis zich tot de interventiewaarden, dus wanneer neem je maatrelen? En is het beter om te gaan schuilen, of te evacueren als er een wolk radioactieve stoffen over trekt?
Gedrag, uitvoerbaarheid en ongewenste effecten
We doen ook onderzoek naar niet-radiologische aspecten die relevant zijn bij de voorbereiding van en besluitvorming over de maatregelpakketten. Uitvoerbaarheid en gedrag, bijvoorbeeld bepalen (mede) de effectiviteit van de maatregelen. Uit eerder gedragsonderzoek (bij stralingsongevallen) is bekend dat er verschillende redenen kunnen zijn waarom mensen bepaald gedrag niet of anders laten zien dan wordt geadviseerd. Zo zijn ouders geneigd om hun kinderen eerst van school of opvang te halen in plaats van (meteen) te gaan schuilen. Ook van boeren met vee of mensen met hobbydieren weten we dat zij het lastig vinden om te evacueren en liever gaan schuilen.
Maatregelen kunnen ook ongewenste effecten hebben, zoals negatieve gevolgen voor mentale gezondheid en financiële gevolgen. Daarbij nemen we onder andere lessen uit coronatijd mee, en van eerdere kernrampen zoals in Fukushima. Deze lessen verwerken we weer in de adviezen over de maatregelpakketten.
Verschillende onderzoeken
Op dit moment is het onderzoek ‘Verkenning verbreding afwegingen maatregelpakketten bij stralingsongevallen’ afgerond en te vinden op onze website (Verkenning afwegingen maatregelen bij stralingsongevallen). Voor ander onderzoek zijn we bijvoorbeeld in gesprek met veiligheidsregio’s en anderen die betrokken zijn bij een stralingsongeval om de maatregelpakketten verder uit te werken. We kijken dan in voorbereiding van de maatregelen met elkaar ook naar specifieke gebieden. Zo kan het zijn dat het beter is om mensen in een slecht bereikbaar gebied eerder te laten schuilen dan ze te laten evacueren. Naar verwachting zal in 2026 gestart worden met een risicocommunicatieonderzoek onder burgers met betrekking tot de maatregelpakketten.
Nationaal Meetnet Radioactiviteit; een update van ons Nederlandse waarschuwingssysteem
Het RIVM beheert en ontwikkelt het Nationaal Meetnet Radioactiviteit. Dit meetnet speelt een belangrijke rol voor de waarschuwing bij stralingsongevallen. Hoewel het meetnet al sinds 1990 operationeel is, is er altijd ruimte voor ontwikkeling en verbetering. Betrokken RIVM’ers Rick Tax, Martijn Knotter en Maarten Hakvoort lichten toe wat recente en geplande updates zijn.
Beter beeld verzamelen van welke radionucliden
Bij een stralingsongeval kunnen radioactieve stoffen vrijkomen. Het meetnet heeft twee typen meetapparatuur die in de gaten houden hoe deze stoffen zich verspreiden en waar het stralingsniveau verhoogd is. Het ene type houdt continu bij wat de stralingsniveaus zijn (het zogenaamde omgevingsdosisequivalenttempo). Hiervan zijn er ca. 150, die verspreid over Nederland opgesteld zijn. Het tweede type zijn de luchtstofmonitoren, waarvan we er 8 hebben. Dit type is onlangs vernieuwd. Van de monitoren komen elke 10 minuten meetresultaten binnen op het centrale meetnet-systeem, dat we online kunnen inzien. Voorheen konden de luchtstofmonitoren alleen alfa- en/of betastraling meten, en wisten we niet welke nucliden deze stralingstypen afgeven. Met de nieuwe meetapparatuur kunnen we nu meten welke specifieke nucliden alfa- en/of beta- en gammastraling afgeven.
We zijn nu bezig om een nieuw type luchtstofmonitor operationeel te maken die de nucliden kan onderscheiden die gammastraling afgeven. Deze monitor heet ‘nuclide specifieke monitor (NSM)’ en werkt ook automatisch. Met deze drie typen monitoren kunnen we goed meten wat de stralingsniveaus zijn en welke nucliden deze straling uitzenden.
Samenstelling belangrijk voor adviseren maatrelen
Doordat we beter zien welke nucliden er vrijgekomen zijn, kunnen we ook meer zeggen over de oorzaak of het soort ongeval. Bij een stralingsongeval in een kerncentrale kunnen er verschillende radionucliden vrijkomen in verschillende verhoudingen. De verhouding tussen de nucliden en welke soort nucliden vrijgekomen zijn, hangt af van de oorzaak van het ongeval. In het Crisisexpertteam straling en nucleair (CETsn) wordt bij een ongeval een inschatting gemaakt van welke stoffen er vrij kunnen komen, in welke hoeveelheden en op welke tijdsmomenten. Dit heet de brontermschatting. Deze bronterm is belangrijk om in te schatten wat de gevolgen voor mens en milieu kunnen zijn en welke maatregelen er nodig zijn om mens en milieu zo goed mogelijk te beschermen of de gevolgen van een radiologische besmetting te verkleinen. Modelprognoses zijn een belangrijke hulpmiddel voor deze inschatting. Met de metingen van het meetnet kunnen we de modelprognoses toetsen en bijstellen.
Theorie en praktijk sneller bij elkaar brengen
De nieuwe luchtstofmeter bij Cabauw
Wat we al konden doen is onze stralingsmeetwagens op pad sturen om te analyseren welke stoffen er zijn vrijgekomen. Bij het RIVM hebben we de High Volume Sampler (Snow White) die heel precies metingen kan doen naar radionucliden in luchtstof, ook bij ongevallen ver weg als de concentraties van deze stoffen erg laag is. Daarnaast zijn er in Nederland zes waakvlaminstituten die vergelijkbaar onderzoek kunnen doen. Dat is echter allemaal handmatig bemonstering- en analysewerk, waardoor de frequentie van meetresultaten lager ligt dan bij een automatische verwerking.
Met de vernieuwde luchtstofmeetapparatuur die in de vorige paragraaf beschreven is, kunnen we deze handmatige metingen aanvullen en sneller uitvoeren We zien daarmee sneller hoe de verspreiding verloopt en of de modelprognoses correct zijn en welke Nederlandse gebieden mogelijk te maken krijgen met een overtrekkende radioactieve wolk. Dat betekent dat we veel eerder al meer zekerheid hebben over de samenstelling en de mogelijke oorzaak. Zo kunnen we theorie en praktijk sneller bij elkaar brengen.
Onderdeel van een groter plan voor vernieuwing en onderhoud
De vernieuwing van het meetnet maakt deel uit van een 10-jarenplan dat zowel zorgt voor onderhoud van het bestaande meetnet als verbetering van het meetnet. We zijn hiermee gestart in 2019. Eerst hebben we de details van de vernieuwing uitgewerkt waarbij o.a. (onder andere) de eisen en het doel van het meetnet bepaald werd. Deze details zijn nodig om in een vrij specifieke internationale markt de meetapparatuur in te kopen die voldoet aan de eisen.
We stellen ook hoge eisen aan bijvoorbeeld beschikbaarheid van de monitors. En op welke manier we gegevens van de monitors ontvangen. Al deze wensen en kwaliteitseisen leggen we vast in een inkoopplan. We maken ook uitgebreide testprogramma’s. Pas als de monitors hier goed doorheen komen, mogen ze in de praktijk gebruikt worden. Bij de luchtstofmonitors is dat al gebeurd. Bij de NSM is de leverancier nog druk bezig met de ontwikkeling van de monitor en worden de testprogramma’s gedefinieerd.
Ondertussen zijn wel alweer bezig met de volgende stappen in het 10-jarenplan om het meetnet verder te verbeteren.
Hoe werkt het Nationale Meetnet Radioactiviteit
Het Nationaal Meetnet Radioactiviteit is een waarschuwingsmeetnet voor stralingsongevallen. Bij een ongeval geeft het meetnet inzicht in omvang en verloop van de radioactieve besmetting. Onder normale omstandigheden levert het meetnet informatie over de natuurlijke achtergrondstraling.
Bij het RIVM is een medewerker 24 uur per dag bereikbaar bij verhogingen in het stralingsniveau. Deze persoon krijgt automatisch een waarschuwing als een meetpost een hogere omgevingsdosistempo meet dan 200 nanosievert per uur.
Als de waarde nog hoger is, gaat er ook automatisch een melding naar een meldkamer van de brandweer in die regio. De afspraak is dat zij dan eerst contact met ons opnemen. Het is namelijk mogelijk dat er een storing is, of een andere verklaring voor de verhoging. Ioniserende straling kun je goed meten. Als iemand die recent is behandeld met radioactieve geneesmiddelen in de buurt van de meetpost komt, kun je bijvoorbeeld al hogere waardes krijgen. In overleg met collega’s van onze Ongevalsorganisatie Straling en daarna andere partners, zoals de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, bepalen we dan hoe we verder gaan met de verhoogde meting.
De gegevens van het meetnet zijn normaal gesproken realtime te volgen via rivm.nl. Op dit moment zijn de meetgegevens, vanwege een update in RIVM systemen, tijdelijk alleen via EURDEP in te zien. EURDEP is een initiatief van de Europese Unie. Het meetnet werkt wel gewoon.
Figuur: Meetpunten van het Nationale Meetnet Radioactiviteit
Environmental Assessment Unit
2024 was een bijzonder jaar voor de Environmental Assessment Unit: de EAU is opnieuw voor vijf jaar gecertificeerd, kwam twee keer in actie en via een Europees project kunnen we de EAU de komende jaren versterken.
Wat doet de EAU
Een aantal specialisten van de MOD is opgeleid en getraind voor een inzet buiten Nederland. Bijvoorbeeld als er na een milieu- of natuurramp behoefte is aan specialistisch advies over de gevolgen voor het milieu en de gezondheid van mensen. Er zijn monsternemers, meetspecialisten en risicobeoordelaars betrokken. De back-office-experts van de MOD zijn beschikbaar voor vragen.
Internationaal heet de MOD dan Environmental Assessment Unit (EAU). De EAU maakt altijd deel uit van een internationaal hulpteam van de VN en/of de EU. De EAU is een gezamenlijk initiatief van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het ontstaan
De EAU zet zich al ruim 17 jaar wereldwijd in bij rampen en incidenten. Het initiatief voor de EAU is in 2008 ontstaan binnen het International Humanitarian Partnership (IHP). Het IHP is een samenwerkingsverband tussen Noord-Europese landen. Nederland heeft aangeboden deze faciliteit te verzorgen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken en het toenmalige ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) zijn hiervoor destijds een samenwerking gestart. Het RIVM kreeg de opdracht om de module en bijbehorende personele organisatie te ontwikkelen.
Vernieuwing certificering
Sinds eind 2017 is de EAU ook door de Europese Unie gecertificeerd als “Other Response Capacity” (ORC) en opgenomen in de Europese Civiele Beschermingspoule (ECPP). Deze certificering is voor bepaalde tijd geldig en dan moet hercertificering plaatsvinden.
Certificering is niet alleen een papieren kwestie. Ook deelname aan een grote internationale oefening is verplicht. Door in 2023 deel te nemen aan de oefening Formatex in Oostenrijk voldeed de EAU aan alle criteria. In januari 2024 heeft de Europese Commissie de certificering van de EAU tot 2029 verlengd.
2 kolommen wrapper
Inzetten
In januari 2024 nam Erik Steenbergen deel aan een missie naar Guinee. Hij werd namens de EU uitgezonden en maakte onderdeel uit van een VN-missie.
Aanleiding was een langdurige brand na een ontploffing bij de belangrijkste olieterminal van Guinee in de hoofdstad Conakry. Erik bracht daar de milieuschade in kaart die de ontploffing veroorzaakte.
Erik: “Voor het onderzoek heb ik naast de mogelijke vervuiling als gevolg van de brand, ingedampte brandstoffen en PFAS uit blusschuim ook gekeken naar de historische vervuiling van het industrieterrein. Onze modelleurs hebben een analyse gemaakt van de ontwikkeling en depositie van de rook. Daarnaast is een inschatting gemaakt van de mogelijke milieuschade door chemicaliën en blusresten in de omliggende wijken en de zee waar het terrein aan grenst. De missie duurde twee weken, de resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in een rapport dat door de VN (Verenigde Naties) is goedgekeurd. Het is in het Frans vertaald en verstuurd naar de diverse ministeries in Guinee”.
Erik in Guinee
Tussen 1 juni en 1 november stonden de experts van de EAU paraat voor ondersteuning tijdens het Atlantic Hurrican season. Het LOCC had hiervoor een shortlist van beschikbare experts opgesteld.
Van 14 tot 17 november 2024 vond er een inzet op Bonaire plaats, naar aanleiding van een grote brand op de afvalstortplaats van Selibon, locatie Lagun. Omdat Bonaire een bijzondere Nederlandse gemeente is, was dit een MOD-inzet. Wel hebben we gebruik gemaakt van de ervaring vanuit de EAU, wat betreft expertise, middelen en procedures. Een veldteam heeft op verschillende plekken rondom de afvalstortplaats depositieonderzoek gedaan om meer duidelijkheid te krijgen over schadelijke stoffen die mogelijk in de omgeving terecht zijn gekomen. De backoffice op het RIVM ondersteunde het veldteam. De inzet heeft eind 2024 geresulteerd in een rapportage.
Versterking EAU
De Europese Commissie biedt responscapaciteiten zoals de EAU, de mogelijkheid om financiering aan te vragen. Bijvoorbeeld om toe te kunnen treden tot de ECCP of voor het onderhoud en de verbetering van een geregistreerde responscapaciteit. Voor dat laatste heeft het RIVM een aanvraag gedaan met projectnaam Building the EAU (BEAU). Deze aanvraag is in 2024 goedgekeurd. BEAU is op 1 maart 2025 gestart en duurt twee jaar.
Speerpunten zijn dat we het team weer op volle sterkte brengen en gaan uitbreiden. Ook gaan we analysemogelijkheden in water inventariseren en uitbreiden en verbeteren we procedures in het algemeen en specifiek op het gebied van transport. Tot slot werken we aan de zichtbaarheid van de EAU. Op deze manier versterken we de paraatheid en kunnen we beter aansluiten bij de behoeftes van landen en aanvragen vanuit EU/VN.
Het bijzondere jaar 2024 krijgt daarmee een goed vervolg in 2025.
Voorbereiden op een grootschalig stralingsongeval
Wat als het ondenkbare gebeurt: een grootschalig stralingsongeval bij de kerncentrale Borssele. Zijn we dan goed voorbereid om de bevolking te beschermen tegen de mogelijke schadelijke gevolgen en hoe test je dat? Verschillende organisaties ging hier samen mee aan de slag tijdens de Nationale Nucleaire Oefening 'Autumn Glow' op 15 oktober 2024 (NNO 2024). Ook het RIVM deed mee. Peter den Outer en Ngoc Hoa Chung waren betrokken bij de voorbereiding en evaluatie van de oefening, en blikken terug.
2 kolommen wrapper stralingsongeval
Het hoofddoel van de NNO is het oefenen en evalueren van de crisisbeheersing bij een (dreigend) stralingsongeval. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is de opdrachtgever. Zowat iedereen die in zo'n situatie een rol heeft, deed mee: bij elkaar zo'n 250 mensen uit 16 verschillende organisaties. Ook het Radiologisch Expertiseteam Meten & Modelleren (REMM) waar het RIVM deel van uitmaakt, deed mee. Het REMM bestaat uit experts op het gebied van weer, verspreidingsmodellering, meten & monitoring, water, voedsel en gezondheid. Door laagdrempelig (technische) informatie uit te wisselen kan het REMM snel de radiologische situatie samenvatten en duiden.
Wat ging goed in de voorbereiding?
De vorige NNO (2018) was achteraf gezien te ingewikkeld opgezet. Voor de zekerheid werden toen in de voorbereiding al extra informatielijnen aangelegd en oefenresultaten voorbereid. Wij waren daarom deze keer gefocust op het oefenen van de bestaande responsstructuur, en het behapbaar houden van de totale omvang van de oefening. Onze focus viel gelukkig goed samen met die van de andere leden in de voorbereidingswerkgroepen. Het doel van Autumn Glow was in de opzet duidelijk en goed gekaderd, en dat bleef ook zo, waardoor uiteindelijk de voorbereiding soepel verliep. We hebben zelfs nog met alle oefenvoorbereiders leren jongleren tijdens een inspiratiebijeenkomst. Dat was natuurlijk uitdagend bedoeld om na te gaan denken hoe en wat men nou daadwerkelijk leert van oefeningen.
Deelnemers van het REMM (Radiologisch Expertiseteam Meten en Modelleren ) tijdens de NNO
vervolg 2 kolommen wrapper
Deelnemers van het REMM (Radiologisch Expertiseteam Meten en Modelleren ) tijdens de NNO
Is er ook ruimte voor verbetering?
Voor het REMM (Radiologisch Expertiseteam Meten en Modelleren ) trekken wij een soort meta-conclusie: de beginfase van een stralingsongeval is de afgelopen jaren vaak beoefend. Het REMM is daarin zeer efficiënt geworden, zeker in vergelijking met zo'n tien jaar geleden. Dat had het onverwachte bijeffect dat tijdens Autumn Glow, waar ook de beginfase werd geoefend, het REMM te snel door de oefening heen liep. Met andere woorden, de beginfase is niet meer zo uitdagend voor ons. Daarom willen wij vaker oefen met de latere fases van het incident, zodat het REMM zich weer stuk kan bijten op de taken die het dan moet uitvoeren.
Kortom: het REMM is goed voorbereid op een dreiging van een grootschalig stralingsongeval. We weten wat we dan moeten doen en kunnen dat snel, dat heeft de NNO ons geleerd. Dat geeft nu ruimte om na te denken hoe de respons in de lange latere fases van een grootschalig stralingsongeval te oefenen, hoe onwaarschijnlijk ook dat zo'n stralingsongeval met die omvang gebeurt.
Colofon
Altijd Alert - juli 2025
Heeft u vragen of opmerkingen, stuur een mail naar: incident@rivm.nl