Op deze pagina staan de belangrijkste resultaten van het onderzoek. De resultaten zijn bijgewerkt tot en met ronde 7 (voorjaar 2022).
Algemene informatie
Het PIENTER Corona onderzoek is gestart in april 2020. Zoals te zien in figuur 1 vond hierna elke paar maanden een nieuwe onderzoeksronde plaats. De zevende ronde was in maart en april 2022. Zowel in ronde 2 als in ronde 6 is de studiegroep uitgebreid met nieuwe deelnemers. Elke ronde worden enkele duizenden bloedmonsters onderzocht. In ronde 7 waren dit er ongeveer 6.900. Over het algemeen komt bij iedere ronde iets meer dan de helft van de bloedmonsters van vrouwen. Ook doen meestal iets meer oudere dan jongere deelnemers mee. In de analyses wordt hier rekening mee gehouden.
grafiek figuur 1
Sla de grafiek Tijdslijn en totaal aantal bloedmonsters (ongeveer) per onderzoeksronde over en ga naar de datatabelFiguur 1: Tijdslijn en totaal aantal bloedmonsters (ongeveer) per onderzoeksronde in ronde 1 t/m ronde 7. *In ronde 2 en ronde 6 zijn nieuwe deelnemers uitgenodigd.
Aantal deelnemers naar leeftijd en regio
De gemiddelde leeftijd van de deelnemers van het PIENTER Corona onderzoek is rond de 50 jaar. De jongste deelnemer is 1 jaar en de oudste deelnemer 92 jaar. In onderstaande figuur staat de huidige verdeling in leeftijd van de deelnemers per regio in Nederland. De leeftijdsgroepen 70-74 jaar en 75-79 jaar zijn het meest vertegenwoordigd en de leeftijdsgroepen zijn evenredig verdeeld over de regio’s.
Figuur 2: Leeftijdsverdeling van deelnemers (ronde 7 – maart/april 2022). De weergegeven regio’s bestaan uit de volgende provincies: Noord = Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel; Midwest = Noord-Holland en Flevoland; Midoost = Utrecht en Gelderland; Zuidwest = Zuid-Holland en Zeeland; Zuidoost = Noord-Brabant en Limburg. LVC sample = Low Vaccination Coverage, bestaande uit enkele gemeenten in Nederland waar de algemene vaccinatiegraad (tegen allerlei infectieziekten) lager is in vergelijking met de rest van Nederland.
Het aantal deelnemers per gemeente sinds ronde 6 (na de laatste ophoging) is weergegeven in figuur 3. Hoe groter de blauwe stip, hoe meer mensen uit die gemeente mee doen. De verdeling van bloedmonsters voor iedere gemeente lijkt op de verdeling van de bevolking in Nederland: er doen meer mensen mee uit de Randstad. Bij het analyseren van de onderzoeksresultaten houden we rekening met verschillen in geslacht, leeftijd, regio en etnische achtergrond van de deelnemers.
Figuur 3: Aantal deelnemers per gemeente (na de laatste ophoging in ronde 6 – november/december 2021).
Mensen met antistoffen
De onderzoeksresultaten laten zien welk deel van de Nederlandse bevolking naar schatting antistoffen heeft gemaakt tegen het coronavirus (SARS (severe acute respiratory syndrome)-CoV (coronavirus)-2) dat COVID-19 veroorzaakt. Op die manier kunnen we een inschatting maken van het aantal mensen dat afweer heeft opgebouwd tegen het virus door besmetting, en sinds de start van de vaccinatiecampagne begin 2021 ook door vaccinatie. Het percentage van de mensen dat antistoffen heeft noemen we de seroprevalentie. Tijdens de eerste onderzoeksronde in het voorjaar van 2020 was de seroprevalentie iets minder dan 3%. In de tweede ronde in de zomer van 2020 steeg dit naar 4,5%, en tijdens de derde onderzoeksronde in het najaar van 2020 was dit ongeveer 5%. In februari 2021 was de seroprevalentie ruim 14%. Op dat moment had ongeveer 2% van de deelnemers antistoffen door vaccinatie en was ongeveer 12% besmet geweest met het coronavirus. In de vijfde ronde in de zomer van 2021 had bijna 65% van de bevolking antistoffen tegen het coronavirus in het bloed en ongeveer 20% had bewijs van een doorgemaakte besmetting met het coronavirus in het bloed. In het najaar van 2021 (ronde 6) had bijna 87% van de bevolking antistoffen tegen het coronavirus. Ruim een kwart van de gehele bevolking bleek destijds bewijs van een infectie in het bloed te hebben. In de zevende ronde in het voorjaar van 2022 had ongeveer 95% van de bevolking antistoffen in het bloed. Bij ongeveer 60% van de bevolking werd toen bewijs van infectie in het bloed aangetroffen.
De stijging van het percentage mensen met antistoffen sinds eerdere rondes is te danken aan de start van het vaccinatieprogramma begin 2021, en daarnaast door een stijging in infecties, met name door de delta en omikron variant van het virus. In ronde 7 zijn er wat betreft mensen met antistoffen nauwelijks meer verschillen tussen mannen en vrouwen en ook niet tussen mensen van verschillende migratie afkomst.
Leeftijdsverdeling van mensen met antistoffen
In figuur 4 staat het percentage deelnemers met antistoffen over de leeftijden verdeeld in de bevolking (van 1 tot 92 jaar) sinds de eerste golf in 2020. De resultaten uit het PIENTER Corona onderzoek rekenen we om naar de algemene bevolking. Bij iedere leeftijd schatten we welk deel uit de Nederlandse bevolking in contact is geweest met het coronavirus. Sinds januari 2021 wordt er gevaccineerd tegen SARS-CoV-2. Zodoende onderscheiden we sinds de vierde ronde in februari 2021 opbouw van afweer door infectie en vaccinatie. Dit doen we door te kijken naar verschillende soorten antistoffen in combinatie met informatie uit de vragenlijst en informatie over infectie uit voorgaande rondes. Een deel van de mensen wordt daarnaast ook na vaccinatie besmet.
Net als in ronde 4 tot en met 6, zijn de antistof resultaten van de zevende ronde (maart/april 2022) een combinatie van vaccinatie en besmettingen in de bevolking (figuur 4, oranje lijn). De oudere leeftijden en kwetsbare personen waren in het begin van 2021 als eerste aan de beurt voor een coronavaccinatie. Later volgden de jongere leeftijden. Ten tijde van de zevende onderzoeksronde hadden alle mensen vanaf 5 jaar de mogelijkheid gehad om zich te laten vaccineren tegen het coronavirus. Voor kinderen ging dat om de basisserie en voor volwassenen om de boostervaccinatie. Over het algemeen is de vaccinatiegraad bij volwassenen hoog en bij kinderen onder de 12 jaar een stuk lager. In alle leeftijdsgroepen vanaf 12 jaar is het percentage mensen met antistoffen (door vaccinatie en/of infectie, oranje lijn in figuur 4) 95% of hoger.
Van ronde 2 tot en met ronde 6 was er een vergelijkbare trend in het percentage mensen dat bewijs van besmetting had (figuur 4, van lichtgroene naar donkergroene stippellijn). De groep jongvolwassenen had iedere ronde relatief gezien het hoogste percentage besmettingen, gevolgd door 50’ers, en in de oudste leeftijdsgroepen was dit het laagst. In de zevende ronde (figuur 4, roodbruine stippellijn) was er een grote stijging in het percentage besmettingen ten opzichte van de vorige ronde, veroorzaakt door de delta en omikron variant van het coronavirus. Het aandeel mensen met antistoffen door infectie neemt af met de leeftijd en is met 20-30% nog steeds het laagst in de oudste leeftijdsgroepen. De meeste besmettingen vonden plaats in mensen tot 50 jaar, waarbij inmiddels naar schatting minimaal 60% in iedere leeftijdsgroep tot 50 jaar een infectie heeft gehad. Het aandeel infecties is met name fors gestegen in kinderen, zodoende dat er in ronde 7 een piek van 85-90% was te zien op de middelbare schoolleeftijd. Daarnaast was er in ronde 7 in vergelijking met ronde 1-6 een sterke stijging in seroprevalentie bij kinderen van de basisschoolleeftijd.
Figuur 4: Percentage mensen met antistoffen per leeftijd over de tijd (ronde 2-7). De gestippelde lijnen (lichtgroen tot roodbruin) laat het percentage mensen zien dat antistoffen heeft door infectie van ronde 2 (juni/juli 2020) tot en met ronde 7 (maart/april 2022). De oranje lijn laat de totale seroprevalentie na infectie en vaccinatie in ronde 7 (maart/april 2022) zien.
Mensen met antistoffen door besmetting en vaccinatie per regio
We onderzoeken ook de verspreiding van het virus door Nederland. In figuur 4 staat het percentage mensen per GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) regio dat besmet is geweest met het virus sinds de eerste golf. Een lichtere kleur (lichtoranje) betekent gemiddeld per regio een lager percentage en een donkerde kleur (donkerrood) betekent gemiddeld een hoger percentage per regio.
Het valt op dat na de eerste golf (ronde 2 – juni/juli 2020 en ronde 3 – september/oktober 2020) het voorkomen van antistoffen door besmetting in de noordelijke provincies een stuk lager was dan in het midden en vooral het zuiden van Nederland. Na de tweede golf (ronde 4 – februari/maart 2021) was de seroprevalentie in de zuidelijke provincies nog steeds het hoogst, maar was er duidelijk een meer gelijkmatige verspreiding over het gehele land. Na de golf veroorzaakt door de alfa variant (ronde 5 – juni/juli 2021) was er een meer vergelijkbaar beeld, waarbij de sterkste stijgingen te zien zijn in de GGD regio’s Zuid-Limburg, Utrecht, Fryslân en Hollands-Noorden. Ook tijdens de besmettingsgolf veroorzaakt door de delta variant (ronde 6 – november/december 2021) blijft er een verschil bestaan tussen noordelijke en zuidelijke regio’s wat betreft het voorkomen van antistoffen als gevolg van besmetting. GGD regio’s Amsterdam, Zeeland, Zuid-Limburg, Hart voor Brabant en West-Brabant hadden de hoogste percentages. Nadat de delta golf eind 2021 eindigde, kreeg Nederland te maken met een eerste omikron golf. De hoge mate van besmettelijkheid van de delta en omikron variant droegen waarschijnlijk bij aan grote aantallen besmettingen zoals ook te zien in onderzoeksronde 7 (maart/april 2022). Er is ook nu nog een klein verschil zichtbaar tussen noordelijke en zuidelijke regio’s. In ronde 7 werden de hoogste percentages mensen met antistoffen door besmetting gevonden in GGD regio’s Hart voor Brabant, West-Brabant en Flevoland (allen boven de 70%), en de laagste in Zeeland. Tussen ronde 6 en 7 is het aandeel infecties in bijna alle GGD regio’s op zijn minst verdubbeld (op GGD Zeeland na), met de grootste stijgingen (drie- tot viervoudig) in Fryslân, Noord- en Oost-Gelderland, Flevoland, Drenthe, en IJsselland.
Figuur 5: Percentage mensen met antistoffen door infectie over de tijd (ronde 2 t/m 7 – juni/juli 2020 t/m maart/april 2022), per GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) regio.
Figuur 6 illustreert het totale percentage mensen met antistoffen door infectie en vaccinatie in de zevende ronde (maart/april 2022) per GGD regio. Het totale percentage mensen met antistoffen per GGD regio verschilt met 92-99% niet veel. Relatief hadden GGD-regio’s Gelderland-Midden, Fryslân, Twente en Utrecht de laagste percentages (onder 94%) en GGD-regio’s, Zeeland, Zuid-Limburg, Kennemerland, Zaanstreek/Waterland en Hollands-Midden de hoogste percentages (boven 97%).
Figuur 6: Totaal percentage mensen met antistoffen door infectie en/of vaccinatie in ronde 7 (maart/april 2022) (schaal 85-100%), per GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) regio.
Antistoffen na vaccinatie met verschillende vaccins
In januari 2021 is Nederland begonnen met vaccineren tegen het coronavirus. Er zijn tot nu toe voornamelijk vier vaccins gebruikt in Nederland: Pfizer/BioNTech (Comirnaty), Moderna (Spikevax), AstraZeneca/Oxford (Vaxzevria) en Janssen (Jcovden). In deze studie is de hoeveelheid antistoffen na vaccinatie vergeleken tussen deze vier vaccins. Er is gekeken naar de antistoffen na volledige vaccinatie, dus 14 dagen of meer na de tweede dosis voor Pfizer, Moderna en AstraZeneca of 14 dagen of meer na één dosis van Janssen.
Bijna alle volwassenen van 18 tot 64 jaar hadden antistoffen in het bloed na volledige vaccinatie. Voor Pfizer, Moderna en AstraZeneca was dat bij 99-100% van de deelnemers het geval. De enkelen die geen antistoffen hadden aangemaakt, zijn kwetsbaren met een onderliggende ziekte (zoals bijvoorbeeld transplantatie of hart- en vaatziekten). Nog niet iedereen had antistoffen in het bloed 14 dagen na vaccinatie met Janssen (95%), maar deze namen na verloop van tijd wel verder toe en na 28 dagen steeg dit naar 98%.
Figuur 7 geeft voor elk van de vier vaccins de hoeveelheid antistoffen weer op 14 dagen of meer na 1 en 2 vaccinaties bij volwassenen van 18 tot en met 64 jaar. Er zijn twee groepen weergegeven: mensen die vóór vaccinatie besmet zijn geweest met het coronavirus (oranje wolkjes) en mensen die dat niet zijn geweest (paarse wolkjes). Voor de groep die vóór vaccinatie besmet is geweest met het coronavirus is een sterke toename in antistoffen zichtbaar na slechts één coronavaccinatie. Dit is het geval voor alle vier de vaccins. Voor personen die eerder besmet zijn geweest, steeg de hoeveelheid antistoffen niet verder na een tweede vaccinatie van Pfizer, Moderna en AstraZeneca (er is vrijwel geen verschil tussen de oranje wolkjes per type vaccin).
Lees de wetenschappelijke publicatie voor verdere beschrijving van deze resultaten en andere conclusies.
Figuur 7: Hoeveelheid antistoffen op 14 dagen of meer na vaccinatie met Pfizer (Comirnaty), Moderna (Spikevax), AstraZeneca (Vaxzevria) en Janssen (Jcovden) bij volwassenen van 18 t/m 64 jaar. Er wordt onderscheid gemaakt tussen mensen die vóór vaccinatie besmet zijn geweest met het coronavirus (oranje wolkjes) en mensen die dat niet zijn geweest (paarse wolkjes). De punten boven de stippellijn geven aan dat iemand antistoffen heeft. De zwarte streepjes in de wolkjes geven aan waar de middelste waarde van die groep zit: de helft van de mensen heeft een waarde boven het zwarte lijntje, en de andere helft onder het zwarte lijntje.
Duur van aanwezigheid antistoffen na besmetting en vaccinatie
Uit het PIENTER Corona onderzoek blijkt dat bij 90% van de mensen bij wie antistoffen tegen SARS (severe acute respiratory syndrome)-CoV (coronavirus)-2 in het bloed zijn gevonden als gevolg van besmetting met het virus, bijna anderhalf jaar later nog steeds antistoffen in het bloed aanwezig zijn. Het gaat hierbij om het type antistof IgG (Immunoglobulin G). Dit is uiteindelijk het belangrijkste type antistof, want deze zorgt voor bescherming op de lange termijn. Ook blijkt dat de antistoffen over de tijd sterker zijn geworden. Ze binden zich beter aan het virus en daarom zijn minder antistoffen nodig om hetzelfde werk te doen. Lees de wetenschappelijke publicatie met beschrijving van deze resultaten tot 7 maanden na infectie en andere conclusies.
In figuur 8 is voor verschillende leeftijden te zien hoeveel antistoffen aanwezig blijven tot 16 maanden na de besmetting. Omdat we hier alleen kijken naar antistoffen aangemaakt na besmetting en omdat inmiddels veel mensen gevaccineerd zijn, zijn er weinig mensen die op latere tijdstippen in de grafiek staan. Vlak na besmetting daalt de hoeveelheid antistoffen, maar deze daling wordt na verloop van tijd minder waardoor bij veel mensen de antistoffen lang aanwezig blijven.
Figuur 8: De hoeveelheid antistoffen na besmetting in mensen van verschillende leeftijden die geen vaccinatie hebben gehad. We kijken hier naar de hoeveelheid antistoffen tegen het Spike eiwit van het virus, dat ook in het vaccin zit, en daarmee vergeleken kan worden. 100 in deze figuur komt overeen met 102 in figuur 7, 9 en 10 en 10.000 met 104.
In figuur 9 is voor drie verschillende vaccins (Pfizer, Moderna en AstraZeneca) de hoeveelheid antistoffen over de tijd zichtbaar in verschillende leeftijdsgroepen. Bij alle vaccins neemt de hoeveelheid antistoffen met verloop van tijd af. Dit geldt voor alle leeftijdsgroepen. Voor het Pfizer vaccin valt op dat jongere mensen meer antistoffen hebben dan oudere mensen.
Figuur 9: Het verloop van de hoeveelheid antistoffen na twee vaccinaties voor 3 verschillende vaccins in verschillende leeftijdsgroepen. Informatie wordt alleen getoond voor leeftijdsgroepen waar we voldoende aantallen in hebben om dat goed te kunnen laten zien. Alleen mensen die niet besmet zijn geweest met het virus zijn meegenomen bij het maken van dit figuur.
Tabel 1 toont het percentage mensen met antistoffen na volledige basisvaccinatie. Standaard, voordat er booster vaccinaties beschikbaar waren, kregen mensen 2 vaccinaties met Pfizer, Moderna of AstraZeneca of 1 vaccinatie met Janssen. Bijna iedereen heeft 100-200 dagen na deze vaccinaties nog antistoffen. Met het toenemen van de leeftijd daalt het aantal mensen met antistoffen langzaam.
Tabel 1: Het percentage mensen met antistoffen per leeftijdsgroep na volledige basisvaccinatie met Pfizer, Moderna, AstraZeneca (2 vaccinaties) of Janssen (1 vaccinatie).
Vaccine |
Aantal vaccinaties |
Leeftijd (jaar) |
Aantal deelnemers |
% positief na 100-200 dagen |
Comirnaty (Pfizer/BioNTech) |
2 |
12 - 40 |
264 |
100 |
40 - 65 |
779 |
99.7 |
||
65 - 93 |
930 |
98.6 |
||
Spikevax (Moderna) |
2 |
12 - 40 |
74 |
100 |
40 - 65 |
181 |
100 |
||
65 - 93 |
9 |
100 |
||
Vaxzevria (AstraZeneca) |
2 |
12 - 40 |
41 |
100 |
40 - 65 |
363 |
98.1 |
||
65 - 93 |
123 |
98.4 |
||
Jcovden (Janssen) |
1 |
12 - 40 |
58 |
100 |
40 - 65 |
114 |
96.5 |
||
65 - 93 |
1 |
- |
Alleen mensen die geen besmetting met het virus hebben gehad zijn meegenomen in deze tabel.
In figuur 10 hebben we gekeken naar de hoeveelheid antistoffen na vaccinatie met Pfizer, Moderna en AstraZeneca bij mensen die een besmetting met het virus hebben gehad voordat ze werden gevaccineerd. Mensen die eerst een besmetting hebben gehad (figuur 10, rode lijnen) hadden meer antistoffen na vaccinatie dan mensen die niet besmet zijn geweest voordat ze werden gevaccineerd (figuur 10, zwarte lijnen). Dat geldt voor alle drie de vaccins, maar de hoeveelheid antistoffen kort na vaccinatie is wel verschillend per vaccin. Tevens houden mensen die een besmetting hebben gehad voordat ze werden gevaccineerd meer antistoffen over de tijd (figuur 10, de rode lijnen dalen minder snel dan de zwarte lijnen). De antistoffen bij deze personen zullen langer aanwezig blijven dan bij gevaccineerden zonder eerdere besmetting. In toekomstige analyses zal ook het effect van booster vaccinaties bekeken worden en het effect van infecties na vaccinatie.
Figuur 10: Het verloop van antistoffen over de tijd na vaccinatie met Pfizer, Moderna en AstraZeneca bij mensen die wel (rode lijnen) of niet (zwarte lijnen) besmet zijn geweest met het coronavirus voordat ze gevaccineerd werden.
Risico op besmetting
Gegevens uit de tweede onderzoeksronde (voorjaar 2020) toonden aan dat social distancing (afstand houden) een belangrijke maatregel is om verspreiding van het virus te stoppen. Deelnemers die zich namelijk beter aan het advies van de 1,5 meter afstand hielden, hadden minder vaak antistoffen in hun bloed tijdens de eerste golf: bij 5,5% van de deelnemers die zich minder goed aan afstandsregel hielden, werden antistoffen in het bloed gevonden. En van de mensen die juist wel afstand hielden bij hun contacten, werd slechts bij 4% antistoffen gevonden in het bloed. Deelnemers die vooral contact hadden met kinderen onder de 10 jaar werden tijdens die ontmoetingen nauwelijks besmet. Ook deelnemers die aangaven een beroep te hebben waarin ze fysiek contact hebben met kinderen, waren niet vaker besmet. Wel bleek de grootte van de groep waarmee mensen samen waren (binnen 1,5 meter) een belangrijke voorspeller voor besmetting. Bij 6,2% van de deelnemers die in de eerste golf een bijeenkomst (met meer dan 20 mensen) in een binnenruimte hadden bezocht, werden antistoffen in het bloed gevonden. Dit was bijna 1,5 keer vaker dan bij de mensen die geen bijeenkomsten hadden bezocht (4,2%). Andere conclusies die uit de analyses naar voren kwamen, zijn te lezen in het wetenschappelijke artikel.
De resultaten van het PIENTER Corona onderzoek brengen we uit in wetenschappelijke artikelen zodat ze voor iedereen te lezen zijn. Andere landen kunnen hierdoor ook voordeel hebben van dit onderzoek en belangrijke conclusies gebruiken voor het maken van hun volksgezondheidsbeleid. Wanneer er artikelen online komen, delen we ze op deze pagina.
Analyse van de SARS (severe acute respiratory syndrome)-CoV (coronavirus)-2 seroprevalentie en risicofactoren, en symptomen in relatie tot hoogte van antistoffen na infectie tijdens de eerste golf (op basis van data uit ronde 1):
Vos ERA, den Hartog G, Schepp RM (risicomanagement), et al. Nationwide seroprevalence of SARS-CoV-2 and identification of risk factors in the general population of the Netherlands during the first epidemic wave. Journal of Epidemiology and Community Health. 2020 Nov 28;75(6):489–95.
Het effect van social distancing (afstand houden) op contactpatronen in de bevolking (op basis van data uit ronde 1 en 2):
Backer JA, Mollema L, Vos ER, et al. Impact of physical distancing measures against COVID-19 on contacts and mixing patterns: repeated cross-sectional surveys, the Netherlands, 2016–17, April 2020 and June 2020. Eurosurveillance. 2021 Feb;26(8):2000994.
Schatting van de aantal klachtenvrije SARS-CoV-2 infecties in de populatie (op basis van data uit het PIENTER3 onderzoek, en PIENTER Corona ronde 1 en 2):
McDonald SA, Miura F, Vos ERA, et al. Estimating the asymptomatic proportion of SARS-CoV-2 infection in the general population: Analysis of nationwide serosurvey data in the Netherlands. European Journal of Epidemiology. 2021 Jul;36(7):735-739.
Het effect van social distancing maatregelen op SARS-CoV-2 infectie na de eerste golf (op basis van data uit ronde 2):
Vos ERA, van Boven M, den Hartog G, et al. Associations between measures of social distancing and SARS-CoV-2 seropositivity: a nationwide population-based study in the Netherlands. Clinical Infectious Diseases. 2021 Dec 16;73(12):2318-2321.
De duur van immuniteit en bindingssterkte van SARS-CoV-2 antistoffen ruim een half jaar na infectie (op basis van data uit ronde 1 t/m 3):
den Hartog G, Vos ERA, van den Hoogen LL, et al. Persistence of antibodies to SARS-CoV-2 in relation to symptoms in a nationwide prospective study. Clinical Infectious Diseases. 2021 Dec 16;73(12):2155-2162.
Gebruik van antistoffen om doorbraakinfecties na vaccinatie te identificeren (m.b.v. data uit ronde 4):
van den Hoogen LL, Smits G, van Hagen CCE (Coordination Centre for Effects), et al. Seropositivity to Nucleoprotein to detect mild and asymptomatic SARS-CoV-2 infections: A complementary tool to detect breakthrough infections after COVID-19 vaccination? Vaccine. 2022 Apr 1;40(15):2251-2257.
De antistof respons na vaccinatie (m.b.v. data uit ronde 5):
van den Hoogen LL, Verheul MK, Vos ERA et al. SARS-CoV-2 Spike S1-specific IgG kinetic profiles following mRNA or vector-based vaccination in the general Dutch population show distinct kinetics. Scientific Reports. 2022 Apr 8;12(1):5935.
De ziektelast door acute COVID-19 (m.b.v. data uit ronde 3):
McDonald SA, Lagerweij GR (groepsrisico), de Boer P, et al. The estimated disease burden of acute COVID-19 in the Netherlands in 2020, in disability-adjusted life-years. European Journal of Epidemiology. 2022 Aug 11;1-13.
De laboratorium methode om antistoffen tegen SARS-CoV-2 te meten:
den Hartog G, Schepp RM, Kuijer M, et al. SARS-CoV-2–Specific Antibody Detection for Seroepidemiology: A Multiplex Analysis Approach Accounting for Accurate Seroprevalence. The Journal of Infectious Diseases. 2020 Oct 1;222(9):1452-1461.
Over de wetenschappelijke achtergrond van het PIENTER3 onderzoek heeft het RIVM eerder een artikel gepubliceerd:
Verberk JDM, Vos RA, Mollema L, et al. Third national biobank for population-based seroprevalence studies in the Netherlands, including the Caribbean Netherlands. BMC Infectious Diseases. 2019 May;19(1):470.