Voedselcontactmaterialen zijn alle materialen die in contact (kunnen) komen met levensmiddelen, zoals productiemachines, transportbanden, verpakkingsmaterialen en gebruiksartikelen zoals servies, bestek en snijmachines. Veelgebruikte materialen zijn plastic, papier en karton, glas, keramiek, metaal en coatings. 

 

Stoffen kunnen uit de voedselcontactmaterialen vrijkomen en in levensmiddelen terecht komen. Daardoor kan de consument deze stoffen binnenkrijgen. In Europese en Nederlandse wetgeving is vastgelegd dat alleen die stoffen voor gebruik in voedselcontactmaterialen in aanmerking komen die als veilig zijn beoordeeld. Deze stoffen staan op materiaal-specifieke positieve lijsten.

Voor plastics en geregenereerde cellulose gelden Europese positieve lijsten. Deze zijn opgenomen in de Plastics verordening (EU) 10/2011 en de Richtlijn voor geregenereerde cellulose 2007/42/EG.

Voor materialen die niet op Europees niveau geregeld zijn, zoals bijvoorbeeld papier en karton, coatings (deklagen), rubber, metalen, hout, kurk en textiel, gelden de in Nederland in de ‘Warenwetregeling verpakkingen en gebruiksartikelen' (WVG Warenwetregeling Verpakkingen en Gebruiksartikelen (Warenwetregeling Verpakkingen en Gebruiksartikelen)) opgenomen positieve lijsten.

Als een stof nog niet op een lijst van toegelaten stoffen staat, moet de producent een dossier aanleveren, op grond waarvan beoordeeld wordt of het veilig is om de stof te gebruiken in voedselcontactmaterialen. Voor stoffen in materialen die Europees gereguleerd zijn, doet de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA Europese Voedselveiligheidsautoriteit (Europese Voedselveiligheidsautoriteit)) de beoordeling. Voor stoffen in materialen die niet Europees gereguleerd zijn, kan een dossier ter beoordeling aangeleverd worden in één of meerdere EU Europese Unie (Europese Unie) lidstaten. Wel kan dat alleen in lidstaten die voor dat materiaal een stoffenlijst bijhouden. Wanneer er in Nederland een dossier is aangeleverd, doet de Commissie beoordeling veiligheid voedselcontactmaterialen (CBVV; voorheen de Commissie G4) vervolgens de beoordeling. Wanneer een andere lidstaat de beoordeling doet en de toepassing daar rechtmatig op de markt mag zijn, hoeft een producent niet alsnog in Nederland ook een dossier in te dienen, als in die andere lidstaat tenminste een vergelijkbaar beschermingsniveau voor de volksgezondheid gehanteerd wordt. Dit is het principe van "wederzijdse erkenning".

Wat doet het RIVM?

Het RIVM neemt deel aan de CBVV Commissie Beoordeling Veiligheid Voedselcontactmaterialen (Commissie Beoordeling Veiligheid Voedselcontactmaterialen). Deze commissie adviseert het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) over de toelating van stoffen in voedselcontactmaterialen. Het RIVM heeft een centrale rol bij het opstellen van de stofbeoordelingen.

Wat doet het RIVM niet?

Het RIVM gaat niet over handhaving of over de interpretatie van de wet. Deze onderwerpen liggen respectievelijk bij de NVWA en het ministerie van VWS.