STEC in het kort
STEC (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) is een afkorting voor de ShigaToxine-producerende E. Coli. Dit is een bacterie.
Een infectie door STEC is een besmettelijke ziekte. Infecties door STEC komen in Nederland regelmatig voor.
Niet iedereen die besmet is met STEC (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) wordt ziek.
De klachten kunnen zijn:
- diarree,
- soms bloed bij de diarree,
- buikkrampen en buikpijn,
- braken,
- misselijk.
Soms zijn mensen zo ziek dat ze in het ziekenhuis worden opgenomen.
De tijd tussen het besmet raken en ziek worden is 1 tot 7 dagen. Meestal 3-4 dagen.
De bacterie zit in de darmen van dieren. De dieren worden er zelf niet ziek door, maar kunnen wel mensen besmetten. Vooral dieren op de boerderij dragen STEC (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) bij zich, bijvoorbeeld koeien, schapen en geiten.
Mensen kunnen op verschillende manieren besmet raken:
- Door besmet eten. Bijvoorbeeld:
- vlees dat rauw is of niet helemaal gaar, zoals rosbief, biefstuk of filet américain,
- groente die niet gekookt en niet gewassen is, zoals sla of rauwkost,
- kaas die gemaakt is van rauwe melk, bijvoorbeeld sommige schimmelkaas.
- De bacterie kan in mest zitten. Groente kan bijvoorbeeld door mest voor de tuin besmet raken.
- Door contact met dieren op een boerderij. Bijvoorbeeld dieren aaien op een kinderboerderij. Aaien mag natuurlijk. Was daarna wel goed je handen voordat je iets anders doet (mond aanraken, eten).
- De bacterie zit in de ontlasting van iemand die de bacterie bij zich draagt. Iemand die een infectie met STEC heeft, kan anderen besmetten via de handen. Na bezoek aan het toilet kan de bacterie op bijvoorbeeld de wc-bril, de spoelknop, de kraan of de deurklink zitten. Hierdoor kan de bacterie via de handen in de mond terechtkomen. Via de handen kan de bacterie ook op speelgoed, bestek, servies en eten terechtkomen.
Iemand met een infectie door STEC is besmettelijk zolang hij klachten heeft, soms ook langer.
Iedereen kan een infectie door STEC (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) krijgen.
Sommige mensen hebben meer kans om ziek te worden:
- kinderen jonger dan 5 jaar en volwassenen ouder dan 60 jaar,
- mensen met minder afweer door een ziekte,
- mensen die met jonge kinderen, in de zorg of op een boerderij werken.
Sommige mensen hebben meer kans om problemen met de nieren te krijgen. Ze worden dan slap, heel bleek en kunnen niet meer goed plassen. Dit gebeurt maar weinig en de meeste mensen worden weer helemaal beter. Mensen die meer kans om problemen met de nieren te krijgen, zijn vooral:
- kinderen jonger dan 5 jaar,
- mensen ouder dan 65 jaar.
Iemand die een infectie met STEC heeft gehad, kan de ziekte opnieuw krijgen.
Was de handen met water en zeep:
- voor het klaarmaken van eten of flesvoeding,
- voor het eten,
- nadat je naar het toilet bent geweest,
- na het verwisselen van een luier of iemand op het toilet helpen,
- na het schoonmaken, dus ook nadat je een vaatdoekje hebt gebruikt,
- na aaien of knuffelen van dieren,
- na hoesten, niezen of neus snuiten.
Handen wassen doe je zo:
- Maak de handen goed nat onder stromend water.
- Neem wat vloeibaar zeep uit een pompje.
- Wrijf de handen over elkaar. Zorg dat er zeep op de binnenkant en buitenkant van de handen zit.
- Wrijf goed alle vingertoppen in. Vergeet de duimen niet. Wrijf ook tussen de vingers.
- Spoel de zeep goed af, onder stromend water.
- Droog de handen goed af aan een schone handdoek of aan een papieren handdoek (keukenrol).
Zie ook de film 'Handen wassen - Doe het goed en vaak' van het RIVM.
Zorg voor een schoon toilet:
- Laat iemand die ziek is een eigen toilet gebruiken. Kan dat niet? Maak dan het toilet direct schoon als de zieke naar het toilet is geweest. Vervang dan ook iedere keer de handdoek.
- Verschoon elke dag de handdoek in het toilet of gebruik een keukenrol om de handen te drogen.
- Spoel het toilet door met de deksel dicht.
- Maak zeker 1 keer per dag het toilet schoon. Dit kan met een doekje en gewoon zeepsop, bijvoorbeeld met allesreiniger.
- Let op de volgorde van schoonmaken: van schoon naar minder schoon. Begin met de deurklink, kraan, spoelknop. Doe daarna de toiletbril en de toiletpot.
- Gebruik het doekje daarna niet om iets anders schoon te maken. Het is nog beter om doekjes te gebruiken die je weg kan gooien.
Werk schoon en precies in de keuken:
- Was de handen met water en zeep voor het klaar maken van eten.
- Was de handen met water en zeep na het aanraken van rauw vlees.
- Gebruik voor rauw vlees en rauwe groente aparte snijplanken.
- Was messen tussendoor af of gebruik verschillende messen.
- Was rauwkost en fruit altijd goed.
- Verhit het eten heel erg goed en kook groente zeker 2 minuten.
- Zorg dat vlees goed gaar is.
- Maak geen gerechten met rauwe eieren
- Boodschappen gedaan? Zet ze zo snel mogelijk in de koelkast.
- Laat eten niet langer dan 2 uur buiten de koelkast staan.
En verder:
- Houd de nagels kort.
- Laat iemand die ziek is een eigen tandenborstel, washandje en handdoek gebruiken.
- Laat iemand die ziek is geen eten klaarmaken voor anderen.
- Maak geen eten klaar zolang je diarree hebt.
- Maak speelgoed dat kinderen in de mond nemen elke dag schoon. Dit kan met gewone schoonmaakmiddelen.
Er is geen inenting om de ziekte te voorkomen.
Een infectie met STEC (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) gaat meestal vanzelf over.
Wordt iemand steeds erger ziek? Overleg dan met uw huisarts. Krijgen anderen in het gezin of die in hetzelfde huis wonen, ook klachten? Bel dan ook de huisarts.
Heeft een kind klachten of is het jonger dan 5 jaar? Dan mag het niet naar de kinderopvang of school. De huisarts en de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) kunnen je zeggen wanneer dit weer mag.
Heeft een kind geen klachten meer en is het ouder dan 5 jaar? Dan mag het weer naar school.
Heeft uw kind een infectie door STEC (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen)? Vertel het dan aan de pedagogisch medewerker of de leerkracht. Zij kunnen in overleg met de GGD andere ouders informeren. Ouders kunnen dan letten op de klachten bij hun kind. Soms zijn extra maatregelen op de kinderopvang of de school nodig.
Een volwassene met een infectie door STEC die zich goed voelt, kan gewoon werken. Werk je in de zorg of met kleine kinderen? Of in de voedselbereiding, bijvoorbeeld in een restaurant of een slagerij? Dan moet je eerst overleggen met je werkgever, de bedrijfsarts of de GGD voor je weer gaat werken.
Heb je meer vragen over STEC?
Vraag het de GGD-afdeling Infectieziekten of de huisarts.
Meer vragen en antwoorden over E. coli, EHEC en STEC
Wat zijn E. coli-infecties?
De E. colibacterie (voluit: Escherichia coli) is een meestal onschuldige darmbewoner bij de mens. Er zijn echter ook E. colibacteriën waarvan je ziek kunt worden. De zogenaamde enterohemorragische E.coli (EHEC (Enterohemorragische Escherichia coli), ook wel STEC (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) genoemd) kan een besmettelijke dikkedarmontsteking veroorzaken met bloederige diarree. Als complicatie kan nierbeschadiging (HUS (hemolitisch uremisch syndroom)) optreden. HUS komt in Nederland zelden voor.
EHEC (Enterohemorragische Escherichia coli) is een afkorting van de medische term enterohemorragische E. coli (Escherichia coli) en is een variant van de E. colibacterie (ook wel STEC (Shigatoxineproducerende E. coli-stammen) genoemd). Na besmetting met deze bacterie kan iemand last krijgen van heftige bloedingen (hemorragie) in de darmen. Dat bloed komt met de diarree naar buiten. De infectie kan bovendien gepaard gaan met braken, misselijkheid en buikkrampen en kan ernstige schade aan de nieren veroorzaken.
HUS (hemolitisch uremisch syndroom) is een afkorting van hemolytisch-uremisch syndroom. Dit een medische term voor ernstige nierklachten die het gevolg kunnen zijn van een besmetting met een EHEC (Enterohemorragische Escherichia coli)-bacterie. Dit gaat samen met beschadiging van rode bloedcellen en een gestoorde bloedstolling.
Diarree is het belangrijkste verschijnsel. De ernst van de klachten kan variëren van milde diarree tot diarree met heftige buikkrampen. Er is meestal geen koorts. Na 1-2 dagen kan de diarree bloederig worden. Bij een ernstig verloop krijgt de patiënt last van bloedingen (hemorragie) in de darmen. Dat bloed komt via diarree naar buiten. De infectie kan bovendien gepaard gaan met braken, misselijkheid en buikkrampen en kan ernstige schade aan de nieren veroorzaken.
Niet altijd treden ziekteverschijnselen op. Als er ziekteverschijnselen optreden, gebeurt dat meestal 3-4 dagen na de besmetting. De klachten duren 2-9 dagen.
Er ontstaat geen immuniteit tegen de ziekte. Mensen kunnen de ziekte meerdere keren doormaken.
Mensen die vlees eten dat onvoldoende is verhit (barbecue!) of rauwe melk drinken lopen meer risico om de infectie op te lopen. Ook mensen die contact hebben met mest lopen extra risico om besmet te raken. Kinderen onder de 5 jaar en ouderen boven de 60 jaar hebben een verhoogde kans op complicaties.
Mensen kunnen elkaar besmetten. Zolang de bacterie in de ontlasting aanwezig is ben je besmettelijk. Voor zover bekend duurt de besmettelijkheid vanaf het begin van de klachten enkele dagen tot weken.
Het goed verhitten van vlees en het wassen van groenten helpt om het besmettingsrisico te beperken, maar kan besmetting nooit helemaal uitsluiten. Goed verhitten van levensmiddelen (enkele minuten boven 70°C) doodt alle E. colibacteriën.
Bij mild verlopende infecties is een behandeling meestal niet nodig. Extra drinken in de vorm van zoete dranken (niet de light-variant) en dranken met zout (bouillon) is belangrijk. Ook zijn zakjes bij de drogist of apotheek te koop (ORS (oral rehydration salts) oral rehydration salts ). In het algemeen zijn antibiotica niet effectief bij de behandeling van een E. coli (Escherichia coli)-infectie.
Goede hygiëne is heel belangrijk bij het voorkomen van verspreiding van veel maagdarminfecties. Een aantal adviezen:
1. Handen wassen; was de handen in de volgende situaties:
- na gebruik van het toilet,
- na het verschonen van een kind,
- voor het bereiden van voedsel,
- voor het eten.
Was de handen ten minste 15 seconden met water en zeep en droog ze daarna goed af met een schone, droge doek, een papieren handdoekje of keukenrol.
2. Toiletgebruik / reinigen toilet
- Gebruik indien mogelijk een apart toilet voor de patiënt.
- Indien dit niet mogelijk is reinig dan het toilet na ieder gebruik.
Toilet reinigen:
- Gebruik een allesreiniger.
- Werk bij het reinigen van het toilet van schoon naar minder schoon.
- Reinig eerst de deurklink, kraan, trekker of drukknop.
- Reinig daarna de toiletbril en toiletpot.
- Gebruik schoonmaakdoekjes die voor het toilet gebruikt zijn niet voor andere schoonmaakwerkzaamheden.
- Was de schoonmaakdoekjes op 90 graden of gebruik wegwerpdoekjes.
- Na reiniging met schone, droge doek droogmaken.
- Doek daarna in de was.
3. Douchen en afdrogen
- Droog van boven naar beneden af.
- Zorg dat de handdoek die voor het onderlichaam gebruikt is daarna niet voor het bovenlichaam gebruikt wordt of gebruik aparte handdoeken voor onder en bovenlichaam. Voor washandjes geldt hetzelfde advies.
- Hang washandjes en handdoeken na gebruik goed uit zodat ze kunnen drogen. Verschoon handdoeken en washandjes regelmatig, voor de patiënt dagelijks.
4. Bereiden van voedsel
- Was eerst de handen.
- Gebruik schone materialen.
- Was groenten die rauw worden gegeten grondig onder stromend water voor consumptie.
- Houd rauwe etenswaren gescheiden van klaargemaakt voedsel.
- Was de snijplank en het mes waarmee rauw vlees gesneden is met heet water af en droog ze goed af.
- Leg geen etenswaren op de snijplank waarop rauw vlees heeft gelegen.
- Was de handen na aanraken van rauw vlees.
- Verhit het eten door en door.
- Gebruik bij voorkeur een keukenrol, verschoon vaatdoekjes regelmatig.
- Verschoon regelmatig de handdoek in de keuken.