De hygiënerichtlijn voor de ambulancezorg is voor het laatst volledig herzien in 2017. Tussentijdse wijzigingen sinds de laatste herziening staan aangegeven in de Verantwoording.
De reinigingsschema’s bij deze richtlijn kunt u hier downloaden als Word-document. Voor het maken van een checklist of rapport kunt u gebruik maken van de normenlijst.
Disclaimer:
LET OP: Deze richtlijn wordt vanaf 2025 herzien. Sommige links en verwijzingen in dit document zijn inmiddels verouderd. Het gaat om links naar WIP (Werkgroep Infectiepreventie)-richtlijnen die inmiddels vervangen zijn door SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie
)-richtlijnen. Door te klikken op deze links komt u nu uit bij de nieuwe SRI-richtlijnen. Er staan op dit moment echter ook termen en teksten in dit document die gebaseerd zijn op de verlopen WIP-richtlijnen. Dit kan betekenen dat de richtlijn (op onderdelen) niet meer up-to-date is. De gebruiker dient daarom zelf na te gaan of deze richtlijn nog up-to-date is.
1 Inleiding
In deze inleiding staat voor wie de richtlijn voor de ambulancezorg is geschreven en wat het doel van de hygiëne-eisen is. Ook wordt er uitgelegd waarom hygiëne belangrijk is. Daarnaast vindt u een leeswijzer als ondersteuning bij het vinden van specifieke informatie.
Voor wie is deze hygiënerichtlijn?
Deze richtlijn is een hulpmiddel om de hygiëne vorm te geven in de ambulancezorg. De richtlijn is geschreven voor alle medewerkers binnen de reguliere ambulancezorg. Hoofdverantwoordelijkheid voor de implementatie en uitvoering van de richtlijn ligt bij het management, omdat zij direct verantwoordelijk zijn voor een goede hygiëne binnen hun organisatie.
Wat is het doel van deze richtlijn?
De richtlijn geeft een overzicht van de hygiëne-eisen waar ambulancediensten aan moeten voldoen. Met ambulancediensten worden hier zowel ambulances als Mobiel Medisch Team (MMT)- helikopters (traumahelikopters) en reguliere helikopterdiensten bedoeld. Voor het leesgemak wordt er in de richtlijn over ‘ambulances’ en ‘ambulancemedewerkers’ gesproken. Als bepaalde normen specifiek gelden voor óf de ambulance óf de traumahelikopter, dan wordt dit duidelijk vermeld.
Bij de behandeling en het vervoer in de ambulance of traumahelikopter lopen patiënten een groter infectierisico dan de gemiddelde burger. Dit komt ten eerste doordat patiënten vaak vatbaarder zijn voor infecties, bijvoorbeeld doordat ze open wonden hebben of een verminderde weerstand. Daarnaast worden niet of niet volledig gevaccineerde ambulancemedewerkers gezien als ‘risicovormende gezondheidsmedewerkers’. Hiermee worden medewerkers bedoeld die door hun werkzaamheden hepatitis B kunnen overdragen op patiënten.
Het is de taak van de organisatie om het infectierisico zo klein mogelijk te maken. Een goed hygiënebeleid is hiervoor nodig.
Status van de richtlijn
De richtlijn voor de ambulancezorg is een product van overeenstemming tussen betrokkenen uit de branche en deskundigen op het gebied van volksgezondheid. Hiermee krijgt de richtlijn de status van "professionele standaard".
Dat betekent dat de zorgaanbieder die actief is in de branche voor ambulancezorg bij het voldoen aan de normen uit de richtlijn aannemelijk kan maken dat aan de verantwoordelijkheid op het gebied van hygiëne en infectiepreventie is voldaan.
Deze richtlijn als geheel is niet wettelijk aangewezen, maar dient als indicatie voor professioneel beleid wanneer daar een uitspraak over moet worden gedaan. Ook dient deze richtlijn als indicator in gevallen waarin autoriteiten op basis van de Wet publieke gezondheid een inschatting van eventuele risico's voor de volksgezondheid maken.
De hygiënerichtlijnen van het LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid) zijn geschreven ter voorkoming van infecties en zijn gebaseerd op de richtlijnen van de Werkgroep Infectie Preventie (WIP (Werkgroep Infectiepreventie)) (zie www.wip.nl).
Arbeidsomstandigheden
Voor het uitvoeren van hygiënemaatregelen is het regelmatig geven van voorlichting en instructies over de risico’s, de manieren waarop ziekteverwekkers zich verspreiden en de te nemen maatregelen noodzakelijk. De werkgever is verantwoordelijk voor het geven van voorlichting en instructie aan de ambulancemedewerkers, organiseert beheersmaatregelen, zorgt voor de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM (persoonlijke beschermingsmiddelen)) en zorgt ervoor dat de PBM op de juiste manier worden gebruikt.
Ook de ambulancemedewerker heeft een verantwoordelijkheid in de zorg voor de gezondheid en veiligheid van zichzelf, collega’s en patiënten door te werken volgens de instructies en de beschikbare preventieve middelen op de juiste manier te gebruiken. Preventiemedewerkers en arbodeskundigen, zoals de bedrijfsarts, kunnen hierin ondersteunen en adviseren.
Hygiëne en ziekteverwekkers
Een goede hygiëne voorkomt de verspreiding van micro-organismen en virussen. Voorbeelden van micro-organismen zijn bacteriën en schimmels. Micro-organismen en virussen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, in lichaamsvloeistoffen zoals bloed en sperma, op meubelen en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige kunnen ziekten veroorzaken.
Door contact tussen mensen kunnen deze ziekteverwekkers zich van de ene mens naar de andere verspreiden. Als ze zich vervolgens in het lichaam vermenigvuldigen, kan iemand ziek worden. Zulke ziekten noemen we infectieziekten.
Of een besmetting uitgroeit tot een infectie, heeft met verschillende dingen te maken:
- de hoeveelheid ziekteverwekker waarmee iemand besmet is;
- hoe gemakkelijk de ziekteverwekker mensen ziek maakt;
- iemands lichamelijke conditie. De een wordt ziek, de ander voelt zich niet lekker en een derde heeft nergens last van.
Hoe verspreiden ziekteverwekkers zich?
Ziekteverwekkers verspreiden zich onder andere op de volgende manieren:
- via de handen;
- door de lucht (via druppels door hoesten, huidschilfers of stof);
- via voedsel en water;
- via voorwerpen (onder andere via brancard of deurklink);
- via lichaamsvloeistoffen (bloed, ontlasting, braaksel, speeksel enzovoorts);
- via dieren (huisdieren en insecten).
Hygiëne voorkomt ziekte
Infectierisico’s beperkt u in de eerste plaats door een goede hygiëne. Alle regels in deze richtlijn hebben hiermee te maken.
In de basis is hygiëne niet meer dan het volgende:
- Maak schoon wat vuil is of gooi het weg.
- Je kunt niet altijd aan de buitenkant beoordelen of iets vuil of schoon is.
- Alles begint en eindigt met handhygiëne.
Leeswijzer
Elk hoofdstuk en elke paragraaf begint met een korte inleidende tekst. Hierin leest u waarom het onderwerp belangrijk is. Daarna volgt een opsomming van de hygiënenormen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
In de bijlagen vindt u printklare reinigingsschema’s (bijlage 1) en instructies handhygiëne (bijlage 2).
2 Algemene hygiëne
In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over hygiënisch handelen. Specifieke informatie over reinigen en desinfecteren staat in hoofdstuk 3.
2.1 Persoonlijke hygiëne van medewerkers
Ambulancemedewerkers en patiënten hebben veel en intensief contact met elkaar. Hierbij kunnen ziekteverwekkers zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en materialen. Een goede persoonlijke hygiëne van de ambulancemedewerkers verkleint het infectierisico.
Persoonlijke verzorging
Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via de handen. Daarom moeten de handen goed te reinigen zijn. Dit kan alleen wanneer medewerkers geen hand- en polssieraden dragen en korte nagels zonder nagellak of kunstnagels hebben. Hand- en polssieraden, lange nagels en nagellak belemmeren een goede handhygiëne; ziekteverwekkers op niet-intacte nagellak zijn lastiger te verwijderen met handhygiëne dan ziekteverwekkers op gewone nagels.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Via kleding, sieraden of haren kunnen ziekteverwekkers worden overgedragen. Om dit te voorkomen gelden voor ambulancemedewerkers de volgende instructies:
Hygiënenormen
|
Tips
|
NB: Voorwerpen die u bij/op u draagt (zoals een bril) dienen bij vervuiling te worden gereinigd en gedesinfecteerd conform de normen in hoofdstuk 3.
Handhygiëne
Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Er zijn twee manieren waarop u handhygiëne kunt toepassen. Door de handen te wassen met water en zeep of door de handen te desinfecteren met een handdesinfecterend middel. Doordat er in de ambulance geen adequate handreiniging met stromend water, zoals bij een wastafel, mogelijk is, kan in de ambulance alleen een handdesinfecterend middel worden gebruikt.
Hygiënenormen
|
Tips
|
Hygiënenormen
1 Deze momenten zijn gebaseerd op het advies ‘My five moments for hand hygiene’ van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO (World Health Organization )), zoals opgenomen in de ‘WHO Guidelines on Hand Hygiene in Health Care’. 2 Als u uw handen net voor het contact met een patiënt al gewassen of gedesinfecteerd heeft, omdat u bijvoorbeeld net van een andere patiënt afkomt, dan hoeft dat niet opnieuw te gebeuren. Het wassen of desinfecteren van de handen na patiënt 1 en voor patiënt 2 vallen dan samen. |
Tips
|
Werkkleding
De werkkleding, samengesteld door de Projectgroep werkkleding van Ambulancezorg Nederland (AZN (Ambulancezorg Nederland)) wordt door de ambulancedienst aan de medewerkers verstrekt.
Hygiënenormen
|
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Om besmetting met ziekteverwekkers te voorkomen, moeten ambulancemedewerkers in sommige gevallen persoonlijke beschermingsmiddelen dragen: handschoenen, schorten, mondneusmaskers (eventueel voorzien van een spatscherm) en een beschermende bril. In deze paragraaf beschrijven we wanneer deze middelen gedragen moeten worden, en welke eisen er aan de middelen worden gesteld. Daarnaast geldt:
Hygiënenormen
|
Handschoenen
Hygiënenormen
|
Tips
|
Aanvullende beschermende kleding
Hygiënenormen
|
Tips
|
Zie bijlage 3 voor een overzicht van mogelijke aanvullende beschermende kleding.
Mondneusmaskers, eventueel met beschermende bril of spatscherm
Er bestaan chirurgische mondneusmaskers en ademhalingsbeschermingsmaskers. Chirurgische mondneusmaskers bieden de drager bescherming tegen spatten en spuiten van lichaamsvloeistoffen. In de praktijk zullen ambulancemedewerkers echter met name maskers dragen om zich te beschermen tegen ziekteverwekkers die zich via de lucht verspreiden. In dat geval zijn ademhalingsbeschermingsmaskers nodig. Afhankelijk van de ziekteverwekker, is een FFP1- of FFP2-ademhalingsbeschermingsmasker nodig. Wanneer er alleen besmetting is via grote druppels en huidschilfers, die over een relatief kleine afstand (1-2 meter) worden verspreid en relatief kort in de lucht zweven, is een FFP1-masker voldoende. Verspreidt de ziekteverwekker zich via kleine druppels of druppelkernen, bijvoorbeeld bij tuberculose, dan is een FFP2-masker nodig. FFP2-maskers filteren de lucht beter dan FFP1-maskers.
Bij het gebruik van mondneusmaskers, gelden de volgende regels:
Hygiënenormen
|
2.2 Afvalverwerking
Afval kan een bron van ziektekiemen zijn. Daarom moet de opslag en afvoer van afval aan bepaalde eisen voldoen.
Hygiënenormen
|
Afvalverwerking van afval wat direct afkomstig is van cliëntenzorg valt onder het Beleidskader van het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP). In sectorplan 19 staan de specifieke regels opgenomen waaronder wat als infectieus afval moet worden beschouwd.
Uitgebreide informatie betreft afvalverwerking vindt u op www.lap3.nl.
2.3 Omgang met afval met een infectierisico
Bij het verlenen van zorg kunnen scherpe materialen zoals naalden of mesjes worden gebruikt, zoals bij het injecteren van medicijnen. Bij het gebruik van deze materialen is er een kans op prikaccidenten. 85% van de prikaccidenten vindt plaats in de zorgsector. Daarom is een Europese richtlijn opgesteld die werkgevers van alle EU (Europese Unie)-lidstaten verplicht om hun medewerkers tegen deze accidenten te beschermen (richtlijn 2010/32/EU). In Nederland is dit vertaald in het Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.97. In dit besluit staat dat er veilige naaldsystemen beschikbaar moeten zijn met ingebouwde beveiliging, zodat de zorgmedewerker na gebruik zichzelf of anderen er niet mee kan prikken en mogelijk besmetten. Ook is in het besluit opgenomen dat het verboden is om het hoesje na gebruik terug op de naald te zetten (‘recappen’ genoemd).
Naast het gebruik van de juiste naalden, wordt het risico op prikaccidenten verder verlaagd door een juiste omgang met gebruikte naalden en naaldcontainers. Goede naaldcontainers zijn ook nodig bij ander afval met een infectierisico.
Om besmettingen via prikaccidenten of contact met ander afval met een infectierisico te voorkomen, gelden de volgende regels:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Volle naaldcontainers vallen in de categorie ‘ziekenhuisafval’. Aan de afvoer van ziekenhuisafval zijn bij wet eisen gesteld (zie hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer). Zo mag u uw containers alleen inleveren bij inzamelaars die een zogeheten VIHB-nummer hebben.
2.4 Wasgoed
Vuile was kan besmet zijn met ziekteverwekkers. Houdt u aan de volgende regels:
Hygiënenormen
|
Tips
|
3 Reinigen, desinfecteren en steriliseren
In vuil en stof kunnen ziekteverwekkers zitten. Door te reinigen haalt u veel ziekteverwekkers weg. Er is een verschil tussen reinigen en desinfecteren. Reinigen is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. Zo raakt u ook de meeste ziekteverwekkers in het stof of vuil kwijt. Maar om ziekteverwekkers in bijvoorbeeld bloedvlekken weg te krijgen, moet u na het reinigen óók desinfecteren. Door te desinfecteren doodt u de overgebleven ziekteverwekkers. Medische instrumenten (zoals een partusschaar) moeten soms zelfs gesteriliseerd worden. Dit wordt uitbesteed aan een dienst van een ziekenhuis of een bevoegd bedrijf.
3.1 Algemene voorschriften
Met behulp van figuur 1 kunt u bepalen of een voorwerp of oppervlak gereinigd, gedesinfecteerd of gesteriliseerd moet worden. Daarnaast is desinfectie voorgeschreven bij bepaalde infectieziekten; dit zal dan worden aangegeven door een arts of deskundige infectiepreventie, of beschreven staan in uw protocollen.
Let op: desinfectie en sterilisatie hebben geen zin als materialen vuil zijn; in plaats van het materiaal wordt dan het vuil gedesinfecteerd of gesteriliseerd. Desinfecteer en/of steriliseer oppervlakken en materialen daarom alleen als er eerst gereinigd is.
Figuur 1. Stroomdiagram reinigen, desinfecteren en steriliseren.
Bij reinigen en desinfecteren gelden de volgende algemene regels:
Hygiënenormen
|
Zie bijlage 5 voor een nadere toelichting op de wetgeving met betrekking tot het toepassen van desinfectie.
3.2 Regels en -technieken bij reinigen
Er komt veel kijken bij een goede reiniging. Als er verkeerd wordt gereinigd, kunnen ziekteverwekkers achterblijven en zelfs verspreid worden.
Hygiënenormen
|
Tips
|
3.3 Omgaan met schoonmaakmaterialen
Schoonmaakmaterialen moeten ook goed gereinigd, gedroogd en opgeruimd worden. In bijlage 1 vindt u een reinigingsschema voor de schoonmaakmaterialen en -middelen. Daarnaast gelden de volgende regels:
Hygiënenormen
|
Tips
|
3.4 Reinigingsschema’s gebruiken
Een reinigingsschema voorkomt dat onderdelen worden overgeslagen.
Hygiënenormen
|
Tips
|
3.5 Desinfecteren
In sommige gevallen is het reinigen van voorwerpen en oppervlakken onvoldoende en moet er na reiniging ook worden gedesinfecteerd. Desinfectie is nodig wanneer een oppervlak of voorwerp bevuild is met bloed of andere lichaamsvloeistoffen. Een uitzondering hierop vormen instrumenten die in aanraking komen met de beschadigde huid of slijmvliezen; deze moeten na reiniging altijd gesteriliseerd worden (zie figuur 1). Daarnaast is desinfectie voorgeschreven bij bepaalde infectieziekten(zie hiervoor de desbetreffende LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)-richtlijn). Dit zal dan worden aangegeven door een arts of deskundige infectiepreventie, of beschreven staan in protocollen. Houdt u voor een goed resultaat aan de volgende normen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
3.6 Steriliseren
Het steriliseren van medische instrumenten wordt uitbesteed aan een dienst van een ziekenhuis of aan een bevoegd bedrijf.
Hygiënenormen
|
Tips
|
4 (Mogelijk) besmette patiënten en medewerkers
Omdat ziekteverwekkers niet met het blote oog zichtbaar zijn en ook overgedragen kunnen worden door mensen zonder ziekteverschijnselen, gelden de hygiënemaatregelen in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 altijd. Is het wél bekend dat een patiënt of medewerker een infectieziekte heeft, of wanneer hier een sterk vermoeden voor bestaat, moeten daarnaast aanvullende maatregelen worden genomen.
In dit hoofdstuk beschrijven we eerst welke maatregelen nodig zijn wanneer medewerkers via een prik-, snij-, bijt- of spataccident een verhoogd besmettingsrisico hebben gelopen. Vervolgens beschrijven we de maatregelen voor medewerkers met een bekende infectieziekte. Omdat voorkomen beter dan genezen is, geven we tot slot informatie over vaccinaties.
4.1 Prik-, snij-, bijt- en spataccidenten
Ook wanneer u zich bij de omgang met scherp afval houdt aan de eisen in paragraaf 2.3, kunnen er tijdens het werk prik-, snij-, bijt- en spataccidenten plaatsvinden. Hier spreekt men van als bloed of de slijmvliezen van een medewerker of patiënt in contact komen met bloed, wondvocht of de slijmvliezen van een ander. Bij zo’n accident kunnen ziekteverwekkers worden overgedragen, zoals het hepatitis B- of C-virus en hiv (humaan immunodeficientievirus).
Bij een bijtaccident lopen zowel de bijter als de degene die gebeten is het risico om besmet te worden door de ander. Van een bijtaccident wordt ook gesproken wanneer een ambulancemedewerker is gebeten door een dier. Hierbij loopt de medewerker het risico op een besmetting met tetanus of een wondinfectie. Als er tot bloedens toe gebeten is, is er bovendien risico op een bloedoverdraagbare aandoening.
Een protocol voor prik-, snij-, bijt- en spataccidenten dat bekend is bij de ambulancemedewerkers verkleint de kans dat medewerkers of patiënten bij zo’n accident een infectieziekte oplopen.
Hygiënenormen
In het protocol moet in ieder geval het volgende staan:
|
4.2 Medewerkers met infectieziekten
Medewerkers met een infectieziekte kunnen patiënten besmetten. Daarom moeten zij zich direct bij bedrijfsarts en/of leidinggevende melden wanneer zij een infectie hebben. Er wordt dan onderzocht of de medewerker kan blijven werken (eventueel met extra preventieve maatregelen) of dat er naar vervangende werkzaamheden moet worden gezocht.
Hygiënenormen
|
4.3 Vaccinatie van medewerkers
Naast een goede persoonlijke hygiëne en het toepassen van persoonlijke beschermingsmiddelen (zoals het dragen van handschoenen en een mondneusmasker), biedt ook vaccinatie medewerkers bescherming tegen een aantal infectieziekten. Ook is vaccinatie hiermee een van de maatregelen om overdracht van infectieziekten naar patiënten te voorkomen. Voorbeelden van infectieziekten waartegen een vaccin bestaat, zijn difterie, kinkhoest, tetanus en polio (DKTP (Difterie, kinkhoest, tetanus, polio)), mazelen, bof, rodehond (BMR (bof, mazelen,rodehond)) en hepatitis B. Het is wenselijk – ondanks dat de kans op het oplopen dan wel overdragen van mazelen door ambulancepersoneel buiten een epidemie minimaal is – de BMR-vaccinatiestatus in kaart te brengen en eventueel aanvullende vaccinatie aan te bieden. Dit om tijdens een epidemie een overzicht te hebben wie wel en niet beschermd is en dus wel/niet kan worden ingezet.
Als ambulancemedewerkers tijdens het uitvoeren van werkzaamheden enig risico op besmetting hebben, moet de werkgever (na voorlichting hierover) gratis vaccinatie aanbieden. In de RI&E (Risico-Inventarisatie en Evaluatie) (risico-inventarisatie en -evaluatie) is aangegeven voor welke infectieziekten risico bestaat en een vaccin moet worden aangeboden. Ook kunnen vaccins aan medewerkers worden aangeboden om vooral de patiënten te beschermen (bijvoorbeeld de jaarlijkse griepvaccinatie). In beide gevallen is het niet verplicht gebruik te maken van het aanbod. Als er geen gebruik wordt gemaakt van de aangeboden vaccinatie, dan bespreekt de werknemer met de werkgever en/of de bedrijfsarts mogelijke alternatieven, zoals monitoring van de immuunstatus of (tijdelijk) aangepast werk wanneer er specifieke risico’s spelen (bijvoorbeeld tijdens een uitbraak). Dit is vastgelegd in Beleidsregel 4.91 van het Arbobesluit.
Hygiënenormen
|
5 Vervoer van (mogelijk) besmette patiënten
Omdat ziekteverwekkers niet met het blote oog zichtbaar zijn en ook overgedragen kunnen worden door mensen zonder ziekteverschijnselen, gelden de hygiënemaatregelen in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 altijd. Is het wél bekend dat een patiënt een infectieziekte heeft, of wanneer hier een sterk vermoeden voor bestaat, moeten daarnaast aanvullende maatregelen worden genomen.
Hygiënenormen
|
Of een patiënt een ziekteverwekker bij zich draagt, is meestal niet bekend. Om het risico op besmetting zo klein mogelijk te maken, gelden daarom bij het vervoer van alle patiënten de algemene hygiënemaatregelen uit de voorgaande hoofdstukken. Wanneer het wél bekend is dat een patiënt een besmettelijke infectieziekte heeft of hiervan verdacht wordt, of als er een sterk vermoeden bestaat dat een patiënt besmet is met een multiresistent micro-organisme, moet de patiënt in isolatie vervoerd worden.
Er zijn vier vormen van isolatie: contact-, druppel-, aerogene en strikte isolatie. Hieronder wordt per type isolatie uitgelegd wat de belangrijkste maatregelen zijn. Uitgebreidere beschrijvingen van de maatregelen vindt u in de WIP (Werkgroep Infectiepreventie)-richtlijnen (WIP-richtlijn Contactisolatie, WIP-richtlijn Druppelisolatie, WIP-richtlijn Aerogene isolatie, WIP-richtlijn Strikte isolatie). In de WIP-richtlijn Indicaties voor isolatie staat een lijst met infectieziekten waarbij isolatie moet worden toegepast.
Bij het vervoer van ebola- of marburgpatiënten worden specifieke kennis en vaardigheden geëist van de ambulancemedewerker. Zie hiervoor de bijlage Vervoer (verdachte) ebola-/ marburgpatiënten bij de LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)-richtlijn Virale hemorragische koorts – filovirussen.
Is nog niet bekend om welke infectieziekte het gaat, dan worden de te nemen maatregelen gekozen op basis van de symptomen:
Symptoom Vorm van isolatie
Hoesten Druppel- of aerogene isolatie
Braken Druppel- én contactisolatie
Diarree Contactisolatie
Als er sprake is van (verdenking van) een A-ziekte (zie de LCI-pagina Meldingsplichtige ziekten voor een overzicht van A-ziekten) dient direct contact opgenomen te worden met de eigen GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) en dienen specifieke protocollen gevolgd te worden die gelden voor de betreffende A-ziekte.
NB: In het kader van efficiency en uniformering is in onderstaande hygiënenormen altijd gekozen voor een FFP2-masker, ook daar waar FFP1 voldoende is.
5.1 Contactisolatie
Contactisolatie moet worden toegepast bij patiënten met een besmetting die zich via lichamelijk contact verspreidt. Voorbeelden hiervan zijn besmettelijke diarree en ESBL (Extended spectrum beta-lactamases).
Voorkom verspreiding van zulke ziekten door bij patiënten in contactisolatie de volgende maatregelen te nemen:
Hygiënenormen
|
5.2 Druppelisolatie
Druppelisolatie moet worden toegepast bij patiënten met een ziekte die zich via druppels over een afstand van ongeveer 1,5 meter verspreidt. Een voorbeeld hiervan is influenza.
Voorkom verspreiding van zulke ziekten door bij patiënten in druppelisolatie de volgende maatregelen te nemen:
Hygiënenormen
|
5.3 Aerogene isolatie
Aerogene isolatie moet worden toegepast bij patiënten met een ziekte die zich alleen via hele kleine druppeltjes verspreidt. Een voorbeeld hiervan is open tbc (Tuberculose).
Hygiënenormen
|
5.4 Strikte isolatie
Strikte isolatie moet worden toegepast bij patiënten met een besmetting die zich zowel via de lucht als via lichamelijk contact verspreidt. Een voorbeeld hiervan is SARS (severe acute respiratory syndrome).
Hygiënenormen
|
5.5 Vervoer per helikopter
Patiënten in isolatie zullen niet zomaar per helikopter vervoerd worden. In het uitzonderlijke geval dat dit wel gebeurt, zijn strenge maatregelen nodig. Naast de algemene maatregelen in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3 en de isolatiemaatregelen die hierboven beschreven staan, gelden de volgende aanvullende maatregelen:
Hygiënenormen
|
Tips
|
5.6 Onbewuste blootstelling
Het kan voorkomen dat een ambulancemedewerker pas achteraf weet dat hij of zij een patiënt heeft behandeld of vervoerd met een infectieziekte.
Hygiënenormen
|
6 Ongedierte
Patiënten kunnen ongedierte in hun huis of op hun kleding of lichaam hebben. Heeft een patiënt luizen, vlooien of schurftmijten of vermoedt u dit? Neem dan onderstaande maatregelen om te voorkomen dat het ongedierte zich naar de ambulance en de medewerkers verspreidt.
Hygiënenormen
|
7 Medische en verpleegkundige zorg
Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via handen, kleding en medische hulpmiddelen. Door het intensieve contact tussen medewerkers en patiënten is er tijdens het verlenen van medische en verpleegkundige zorg een verhoogde kans op besmetting. Om dit risico op besmetting te verkleinen moet u zich tijdens het verlenen van verpleegkundige en medische zorg houden aan de eisen uit dit hoofdstuk. Daarnaast gelden uiteraard de algemene maatregelen op het gebied van persoonlijke hygiëne (zie paragraaf 2.1) en reiniging en desinfectie (zie hoofdstuk 3).
Steriele materialen, zoals gaasjes en pincetten, moeten op de juiste manier worden opgeslagen; anders neemt de steriliteit af.
7.1 Medicijnen
Hanteer de volgende regels:
Hygiënenormen
|
Tips
|
7.2 Steriele materialen
Steriel verpakte instrumenten blijven alleen steriel als de verpakking droog en onbeschadigd is. Let op de volgende regels wanneer steriel verpakte materialen worden gebruikt:
Hygiënenormen
|
Tips
|
Bijlagen
Bijlage 1: Reinigingsschema’s
In de reinigingsschema’s staat hoe vaak en op welke manier gereinigd moet worden.
U mag natuurlijk vaker schoonmaken dan in deze schema’s is aangegeven. Minder vaak of op een andere manier schoonmaken, mag alleen met een goede reden (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt).
U kunt de reinigingsschema’s hier downloaden als Word-document. De schema’s zijn zoveel mogelijk op losse pagina’s geplaatst, zodat u ze eenvoudig kunt uitprinten en ophangen. Tevens kunt u de schema’s aanpassen aan de eigen situatie. Bespreek binnen uw eigen organisatie de reinigingsschema’s en werk ze in nader detail uit tot een eigen werkinstructie.
Bijlage 2: Instructies handhygiëne
Bacteriën en virussen zijn overal, op deurknoppen, tafels, telefoons en andere voorwerpen, apparaten en materialen. Sommigen kunnen ziekteverwekkend zijn. Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Door regelmatig handhygiëne toe te passen wordt de kans dat u of iemand uit uw omgeving ziek wordt klein.
Pas voor een goede handhygiëne onderstaande regels toe:
- Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vuil zijn. Gebruik dan geen desinfecterend middel (handalcohol); door zichtbaar vuil vermindert namelijk de werking.
- Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan mag u kiezen of u uw handen wast óf desinfecteert. Pas de manieren echter niet allebei toe; de huid droogt dan te veel uit en beschadigt sneller. De handen worden voldoende schoon als u ze alleen wast of alleen desinfecteert.
Het schema Instructies handhygiëne kunt u hier downloaden als pdf.
Bijlage 3: Aanvullende beschermende kleding
Specifieke indicaties staan beschreven in de betreffende WIP (Werkgroep Infectiepreventie)/LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding)-richtlijnen (bijvoorbeeld hygiënische maatregelen bij virale hemorragische koortsen).
Algemeen
Alle middelen (masker, handschoenen, schorten/ pakken) moeten zijn voorzien van een CE (Conformité Européenne)-markering, deze heeft betrekking op de veiligheid van het product. De CE-markering geeft aan dat het product voldoet aan de belangrijkste gezondheids- en veiligheidsvoorschriften van de Europese richtlijn 89/686/EEC. Deze richtlijn is de wetgeving voor de Europese lidstaten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en definieert de basisvoorwaarden voor ontwerp en productie waaraan persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm; Engels PPE (Personal protective equipment) personal protective equipment) moeten voldoen.
Beschermende kleding
Beschermende kleding moet een CE-markering (minimaal categorie II) hebben volgens de Europese richtlijn persoonlijke beschermingsmiddelen (89/686/EEG) en voldoen aan NEN (Nederlandse norm )-EN 14126.
Toelichting: NEN-EN 14126 beschrijft de algemene eisen en testprocedures voor kleding die beschermt tegen biologische agentia. Voor verschillende eisen aan de beschermende kleding zie bovenstaande NEN-ISO (International Organization of Standardization) normen.
Gebruik schorten:
- Draag een jasschort wanneer er kans is dat de werkkleding in contact komt met bloed, lichaamsvochten, secreta, excreta, slijmvliezen en/of niet-intacte huid of overdracht van specifieke micro-organismen van de patiënt naar de werkkleding van de medewerker.
- Draag een jasschort met lange mouw (altijd met manchet) en zorg dat het schort de werkkleding rondom bedekt van de hals/nek tot over de knieën. Trek de handschoenen over het manchet van de mouw bij de jasschort met lange mouw.
- Draag een overall als daar een specifieke indicatie voor is en gebruik altijd een wegwerpoverall. ( er zijn ook overalls verkrijgbaar met geïntegreerde hoofdbedekking en/of overschoenen).
Handschoenen
Handschoenen hebben een CE-markering (minimaal categorie II) volgens de Europese richtlijn persoonlijke beschermingsmiddelen (89/686/EEG) en bij inwendig gebruik(Europese richtlijn 93/42/EEG) volgens het Besluit Medische Hulpmiddelen. Op de doos handschoenen moet zichtbaar zijn: NEN-EN 374 en NEN-EN 455.
Mondneusmaskers
Er zijn twee soorten mondneusmakers:
- Een chirurgisch mondneusmasker heeft een CE-markering (minimaal categorie II) volgens het Besluit Medische Hulpmiddelen (Europese richtlijn 93/42/EEG) en moet voldoen aan NEN-EN 14683. Gebruik altijd een wegwerp-chirurgisch mondneusmasker type IIR.
Toelichting: Er zijn 3 typen chirurgische mondneusmaskers: I, II en IIR waarbij R de niet-vochtdoorlatende variant is. Soms gebruiken patiënten minimaal type I (bijvoorbeeld wanneer een TBC (Tuberculose)-positieve patiënt voor onderzoek door het ziekenhuis naar een polikliniek of röntgenafdeling wordt gebracht) en medewerkers gebruiken type II of IIR afhankelijk van de indicatie. Om vergissingen te voorkomen wordt geadviseerd om altijd type IIR te gebruiken. - Een ademhalingsbeschermingsmasker heeft een CE-markering (categorie III) gevolgd door een 4-cijferig nummer volgens de Europese richtlijn persoonlijke beschermingsmiddelen (89/686/EEG).
Uit praktische overwegingen is ervoor gekozen om in de ambulancesector altijd een FFP2 te gebruiken.
Meerdere persoonlijke beschermingsmiddelen
Zorg bij gebruik van meerdere persoonlijke beschermingsmiddelen dat deze compatibel zijn met elkaar.
Bij het gebruik van een jasschort met lange mouw en handschoenen wordt eerst het jasschort aangetrokken en dan de handschoenen waarbij de handschoenen over de manchetten van de lange mouw worden getrokken. Motivatie: op deze wijze wordt voorkomen dat de huid ter hoogte van de polsen niet wordt beschermd en kunnen de handschoenen op de juiste wijze worden uitgetrokken/verwisseld.
Houd de volgende volgorde aan bij het uittrekken van meerdere persoonlijke beschermingsmiddelen:
- Begin met het uittrekken van de handschoenen en pas aansluitend handhygiëne toe.
- Trek de schort uit en deponeer deze binnenstebuiten in de afvalbak.
- Verwijder het mondneusmasker zonder dat men het gedeelte aanraakt dat voor de neus heeft gezeten.
- Pas na het uittrekken van alle persoonlijke beschermingsmiddelen nogmaals handhygiëne toe.
In onderstaand schema staat per (groep van) infectieziekte(n) aangegeven welke beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt. Gebruik bij de virale hemorragische koortsen (zoals ebola, lassa, marburg) het LPA protocol 2.6.
Indicatie | Handschoenen | Beschermende kleding | Mondneusmasker | Hoofdbedekking | Overschoenen1 |
---|---|---|---|---|---|
Influenza (A en B) | Nee | Nee | Ja (FFP2) | Nee | Nee |
MRSA (Methicilline-resistente Staphylococcus aureus )2 | Ja | Ja | Ja (FFP2) | Nee | Nee |
Norovirus3 | Ja | Ja | Ja (FFP2) | Nee | Nee |
Pneumonie-bronchitis met multiresistente micro-organismen (bijv. ESBL (Extended spectrum beta-lactamases)) | Nee | Nee | Ja (FFP2) | Nee | Nee |
Overige infecties met multiresistente micro-organismen2 | Ja | Ja | Nee | Nee | Nee |
Scabiës4 | Ja | Nee | Nee | Nee | Nee |
Scabiës crustosa5 | Ja | Ja | Nee | Nee | Nee |
Tuberculose | Nee | Nee | Ja (FFP2) | Nee | Nee |
1 Draag nooit overschoenen, maar zorg dat de werkschoenen goed reinigbaar zijn.
2 Deze maatregelen gelden wanneer intensieve (zorg)handelingen worden uitgevoerd, bij gewoon vervoer is alleen het gebruik van handschoenen en handhygiëne noodzakelijk.
3 Deze maatregelen gelden bij kans op contact met diarree en/of braaksel.
4 Deze voorzorgmaatregelen worden genomen bij de verzorging van de cliënt.
5 Deze voorzorgmaatregelen worden altijd genomen tijdens vervoer van de cliënt ongeacht de handelingen.
Bijlage 4: Toegelaten desinfecterende middelen
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)) beoordeelt of een desinfecterend middel goed werkt en veilig is. Ook stelt het Ctgb vast waarvoor het gebruikt mag worden. Een middel kan bijvoorbeeld alleen geschikt zijn voor het desinfecteren van de handen, en niet voor het desinfecteren van oppervlakken. Daarnaast zijn sommige middelen alleen effectief tegen sommige bacteriën, terwijl andere middelen ook virussen kunnen doden.
Middelen die door het Ctgb zijn toegestaan, zijn te herkennen aan een toelatingsnummer. Dit nummer bestaat uit 5 cijfers, gevolgd door ‘N’ (bijvoorbeeld 12345 N). In verband met veranderde (Europese) wetgeving kan dit ook worden aangegeven door een EU (Europese Unie)-nummer. Dit nummer begint met de afkorting van het land, gevolgd door achtereenvolgens 7 cijfers, een koppelteken en nog eens 4 cijfers (bijvoorbeeld NL-1234567-1234). Daarnaast moet de fabrikant op de verpakking melden waarvoor het middel gebruikt mag worden.
Middelen die zijn toegelaten, staan ook op de website van het Ctgb. Hoe u deze middelen op de website kunt vinden, staat beschreven in bijlage 6. Op de website van het Ctgb is voor elk toegelaten middel het ‘Actueel gebruiksvoorschrift’ opgenomen. In dit gebruiksvoorschrift staat waarvoor het middel gebruikt mag worden en tegen welke micro-organismen het effectief is. Ook staat er hoe u het middel moet gebruiken.
Bijlage 5: Desinfectie en wetgeving
- Een desinfectiemiddel met CE (Conformité Européenne) mag alleen bij een medisch hulpmiddel toegepast worden (het is een hulpstuk van/toebehoren bij dat hulpmiddel).
- Toelichting begrip medisch hulpmiddel: een medisch hulpmiddel is elk instrument, toestel of apparaat, elke software of stof of elk ander artikel, dat of die alleen of in combinatie wordt gebruikt, met inbegrip van elk hulpstuk en de software die voor de goede werking ervan benodigd is, dat of die door de fabrikant speciaal is bestemd om te worden gebruikt voor diagnostische of therapeutische doeleinden, en door de fabrikant is bestemd om bij de mens te worden aangewend voor: preventie, bewaking, behandeling of verlichting van ziekten, compensatie van verwondingen en handicap.
- Toelichting begrip ‘hulpstuk’ conform het Besluit op de medische hulpmiddelen: een hulpstuk is een product dat door de fabrikant speciaal is bestemd om met een medisch hulpmiddel te worden gebruikt zodat dat middel overeenkomstig diens bestemming kan worden toegepast. De desinfectans die gebruikt wordt om het medisch hulpmiddel (instrument, toestel of apparaat) te ontsmetten wordt in deze gezien als ‘hulpstuk’.
- Wordt op het etiket van het product verwezen naar een specifiek medisch hulpmiddel zonder dat er verder over een algemene toepassing (bijvoorbeeld ‘oppervlakken’) wordt gesproken, dan moet er een CE-markering (met een 4-cijferig nummer van de Notified Body) op de verpakking aanwezig zijn.
- Wanneer het product niet voor een specifiek medisch hulpmiddel bestemd is, kan de CE-markering onterecht zijn en is alleen de biocidenwetgeving van toepassing.
- Een middel met een biocideclaim dat voor algemene oppervlakken (en niet voor medische toepassingen) wordt gebruikt, is een biocide en moet een toelating en een N-nummer op het etiket hebben.
- Staat er een toepassing bij die ook past bij hulpmiddelen is ook een CE nodig (dus en CE en N-nummer).
- Bij een middel voor desinfectie niet-intacte huid/huid die direct na desinfecteren geopend wordt, is vermelding van een RVG (Register Verpakte Geneesmiddelen)-nummer op het etiket nodig.
- Een toegelaten biocidemiddel/-product dient altijd conform de door het Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) opgestelde voorschriften te worden gebruikt. Deze gebruiksvoorschriften zijn vastgelegd in het toelatingsbesluit in de WGGA (wettelijk gebruiksvoorschrift en gebruiksaanwijzing) of in de SPC (Summary of Product Characteristics) (samenvatting van de productkenmerken). Deze gebruiksvoorschriften dienen ook op het etiket van het product te staan.
- Wordt er op het etiket van het product op enigerlei wijze een algemeen toepassingsbied genoemd (ook al worden daarnaast ook nog medische hulpmiddelen genoemd) dan moet het product de ‘route’ via het Ctgb volgen en moet het een Nederlandse toelating hebben (in de vorm van een N-nummer).
- Er is geen openbare site met een overzicht van alle CE gemarkeerde medische hulpmiddelen.
Bijlage 6: Ctgb-databank
Hieronder staat hoe u desinfecterende middelen kunt vinden op de website van het Ctgb.
Hebt u al een desinfecterend middel en wilt u weten of u dit mag gebruiken? Gebruik dan optie A. Wilt u een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen? Gebruik dan optie B.
A. Zoeken naar een specifiek desinfecterend middel
- Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
- Hier kunt u zoeken op de naam van het product.
- Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
B. Een overzicht van toegelaten desinfecterende middelen zien
- Ga naar www.ctgb.nl en klik op ‘Toelatingendatabank’. Of ga direct naar https://toelatingen.ctgb.nl.
- Klik op de knop ‘Toon uitgebreide filters’.
- Voer de gewenste selectiecriteria in. Bij Gebruik kunt u professioneel invoeren. Bij Producttype kiest u een optie die hieronder beschreven staat:
- Middelen die geschikt zijn voor het desinfecteren van handen hebben een PT01-code (‘Biociden voor menselijke hygiëne’).
- Middelen die geschikt zijn voor materialen en oppervlakken hebben een PT02-code (‘Desinfecterende middelen voor privégebruik en voor de openbare gezondheidszorg, alsmede andere desinfectantia’).
- Middelen die geschikt zijn voor oppervlakken waarop eet- en drinkwaren kunnen komen, hebben een PT04-code (‘Ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders’).
- Controleer in het actuele gebruiksvoorschrift altijd of het middel geschikt is voor uw toepassing en welke maatregelen bij gebruik moeten worden genomen.
- U kunt via de knop downloaden de selectie exporteren naar een Excel-bestand.
Deze zoekhulp is opgesteld in augustus 2019. Klopt het advies niet meer en heeft u hulp nodig? Neem dan contact op met de Servicedesk van het Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) via telefoonnummer 0317 – 471 810 of door het servicedesk-verzoekformulier in te vullen. Het LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid) is niet verantwoordelijk voor eventuele wijzigingen aan de website van het Ctgb.
Begrippenlijst
CE (Conformité Européenne)-markering |
CE staat voor conformiteit met de Europese richtlijnen. Handschoenen, maar ook desinfectiemiddelen voor (een specifieke groep) medische hulpmiddelen zijn voorzien van een CE-markering. |
Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides) |
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het Ctgb beoordeelt op basis van Europese wet- en regelgeving of desinfecterende middelen toegelaten worden op de Nederlandse markt. |
Desinfecteren |
Desinfecteren is het doden van ziekteverwekkers met een speciaal daarvoor bestemd desinfecterend middel. |
Handdesinfecterend middel |
Een hand desinfecterend middel is een vloeistof waarmee ziekteverwekkers op de handen kunnen worden gedood. Als handen niet zichtbaar vuil of plakkerig zijn, kan een hand desinfecterend middel worden gebruikt in plaats van water en zeep. |
Lichaamsvloeistoffen |
Lichamelijke vloeistoffen zoals ontlasting, urine, bloed, wondvocht, speeksel, braaksel of sperma. |
Micro-organismen |
Bacteriën, schimmels, gisten en protozoën zijn micro-organismen. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, op meubels en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige micro-organismen kunnen ziekten veroorzaken. |
Microvezeldoeken |
Microvezeldoeken bestaan uit een weefsel van microscopisch kleine vezels. Samen vormen de vezels een veel groter oppervlak dan de vezels in bijvoorbeeld een katoenen doek. Hierdoor kunnen microvezeldoeken meer vuil absorberen. De vezels bestaan uit materiaal dat vetten goed vasthoudt. |
Naaldcontainer |
Een naaldcontainer is een container speciaal ontworpen voor scherp of besmettelijk afval zoals naalden en scheermesjes. Bij goed gebruik bieden naaldcontainers bescherming tegen prikken en snijden aan scherp afval. |
Reinigen |
Stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. |
Bronnenlijst
- Adams, D., J. Bagg, and M. Limaye, A clinical evaluation of glove washing and re-use in dental practice. J Hosp Inf, 1992. 20:3: p. 153-62.
- Allegranzi, B., Pittet, D., Role of hand hygiene in healthcare-associated infection prevention. Journal of Hospital Infection, Volume 73, Issue 4, December 2009, Pages 305-315
- Boyce, J.M., et al, Guideline for Hand Hygiene in Health-Care Settings. 2002: 51 RR (relatieve risico's) 16:p 1-44
- Daha, T., Poetsritueel, standpunt van de Werkgroep Infectie Preventie. Tijdschr Hyg en Inf Prev, 1996. 1: p. 28.
- Haiduven, D., TMStevens, DA, A Five year study of needlestick injuries: significant reduction associated with communication, education and convenient placement of sharp containers. Inf Contr Hosp Epid, 1992. 13: p. 265-71.
- Hatcher IB. Hatcher. Reducing sharps injuries among health care workers: a sharps container quality improvement project. Jt Comm J Qual Improv. 2002;28(7):410-4.
- Jagger, J., et al., Rates of needle-stick injury caused by various devices in a university hospital. N Engl J Med, 1988. 319: p. 284-8.
- Landelijke richtlijn preventie iatrogene hepatitis B. RIVM, Bilthoven.
- Leentvaar-Kuypers, A., et al., Frequentie van prikaccidenten met door hepatitis B-virus besmet bloed bij ziekenhuismedewerkers in 15 ziekenhuizen in Amsterdam en omgeving in 1985. Ned Tijdschr Geneesk, 1987. 131: p. 2188-90
- McCormick, R.D. and D.G. Maki, Epidemiology of needle-stick injuries in hospital personnel. Am J Med, 1981. 70: p. 928-32.
- Pottinger, J., S. Burns, and C. Manske, Bacterial carriage by artificial versus natural nails. Am J Infect Control, 1989. 17: p. 340-4.
- Ribner, B.S., et al., Impact of a rigid, punctureresistant container system upon needle-stick injuries. Infect Control, 1987. 8: p. 63-6.
- Richtlijnen Werkgroep Inspectiepreventie (WIP (Werkgroep Infectiepreventie)).
- RIVM/LCI (Landelijke coördinatie infectieziektebestrijding) Richtlijn prikaccidenten. 2007.
- Salisbury, D.M., et al., The effect of rings on microbiological load of health care workers hands. Am J Infect Control, 1997. 25: p. 24-7.
- Volksgezondheid, S.o.d., Hygiënerichtlijnen bij repatriëring van patiënten uit het buitenland, aanvullende hygiënerichtlijnen ambulance-hulpverlening. GHI-bulletin, 1992.
- WHO (World Health Organization ) Guidelines on Hand Hygiene in Health Care (2009).
Wetten & regelingen
- Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.97. Via wetten.overheid.nl.
- Besluit medische hulpmiddelen. Geldend vanaf 06-10-2016 t/m heden. Via wetten.overheid.nl.
- Richtlijn 2010/32/EU (Europese Unie) (2010). Brussel: De Raad van de Europese Unie. http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2010:134:0066:0072:NL:PDF.
- Wet milieubeheer. Geldend vanaf 30-08-2017 t/m heden. Via wetten.overheid.nl.
- Wet publieke gezondheid. Geldend vanaf 01-08-2016 t/m heden. Via wetten.overheid.nl.
Verantwoording
De hygiënerichtlijn voor de ambulancezorg is voor het laatst volledig herzien in 2017. Aan de laatste herziening hebben de volgende organisaties bijgedragen:
- Ambulance Oost
- Ambulancedienst Rotterdam-Rijnmond
- Ambulancezorg Nederland
- ANWB Medical Air Assistance
- GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst) Brabant-Zuidoost
- GGD Flevoland
- GGD Kennemerland
- LCHV (Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid)
- NVMA
- RIVM
- Universitair Medisch Centrum Groningen
- Van Marle Arbo Scan
Wijzigingen sinds laatste herziening:
- November 2024: bovenin disclaimer toegevoegd over vervangende links naar SRI (Samenwerkingsverband Richtlijnen Infectiepreventie )- i.p.v. (verlopen) WIP (Werkgroep Infectiepreventie)-richtlijnen.
- Maart 2020: de NEN (Nederlandse norm )-norm EN 420 voor handschoenen is komen te vervallen.
- Augustus 2019: bijlage 6 (zoekhulp Ctgb (Board for the Authorisation of Plant Protection Products and Biocides)-databank) is geactualiseerd.
- Juli 2019: de richtlijn is omgezet naar webbased tekst; hierbij zijn enkele niet-inhoudelijke aanpassingen gedaan en zijn diverse hyperlinks geüpdatet.
De hygiënerichtlijn is een uitgave van:
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid
Postbus 1 | 7200 BA Bilthoven
E-mail: lchv@rivm.nl
Web: www.lchv.nl